Nieuws

Bruiloft te Kana

De liturgische kleur is inmiddels weer het groen van de hoop. Maar velen in en buiten de kerk hebben het gevoelen dat we in zwaar weer verkeren. Er is nood aan perspectief, aan licht. Maar hoop, waar halen we die vandaan in deze duistere tijd? Bij paus Franciscus misschien? Afgelopen week verscheen zijn officiële autobiografie die eigenlijk pas na zijn dood had moeten verschijnen. Maar de paus is er op vooruitgelopen om allen die in deze tijd de hoop dreigen te verliezen een hart onder de riem te steken.  Zijn biografie heet dan ook niet voor niets “Hoop”. Hoop niet als zelfstandig naamwoord maar als gebiedende wijs. Misschien was de vertaling “blijf hopen”, dan ook beter geweest. Wij worden uitgenodigd en uitgedaagd om op grond van Gods geschiedenis met ons mensen te blijven hopen. Pelgrims van de hoop, niet omdat het leven zo’n glad parcours is, maar omdat Jezus het pad voor ons en met ons is gelopen en ons met zijn Geest blijft begeleiden op de tocht. De Emmaüsgangers en velen na heen hebben het mogen ervaren. Hun nacht is in dag verkeerd.

 

Alle reden dus om dankbaar te zijn nu de liturgie ons bij het prille begin van het nieuwe jaar op een bruiloft trakteert.  Zo’n feest heeft alles van een nieuw begin, van hoop op een vervuld leven. En u weet allemaal dat in heel de Schrift het beeld van het bruiloftsfeest bij uitstek wordt gebruikt voor het visioen dat God voor ogen staat met de schepping.  Geen zwart gat, geen hel of verdoemenis, maar een gemeenschap waar alle volkeren verzameld worden aan het grote feestmaal van God met de mens, waar wij zijn gekend in een verbond, in een relatie van ik en jij, van mens en medemens, van God met de mens.  Een gemeenschap waar wij genoemd worden met een naam die klinkt als zuiver kristal  en waar de wijn in overvloed stroomt als teken van de vreugde, van de overlopende beker van geluk.

 

Dat beeld van de bruiloft getuigt van hoop en tegelijk maakt het er ons op attent dat het in het grote geloofsverhaal niet om losse individuen gaat, maar om een gemeenschap die wordt opgebouwd, en waarin elk zijn bijdrage heeft te leveren. Maar hoe feestelijk en beloftevol het verhaal vandaag ook begint, er is al gauw sprake van een impasse. En dan, hoe moet het dan verder?

 

Dat brengt ons terug naar het begin van het verhaal. Het speelt zich allemaal af op de derde dag en ook hier heeft de goede verstaander genoeg aan een half woord. Het is een opstandingsverhaal. Dat grote feest moet door een dood punt heen, wil het niet voortijdig eindigen. We dienen het verhaal met aandacht te lezen, want het gaat hier niet om een foto uit een oud plakboek. Het is de verbeelding van onze levensbestemming. En wat of wie is er nodig om het water van ons alledaags bestaan te veranderen in de wijn van een bezield verband?

 

In die impasse brengt het verhaal ons bij de moeder van Jezus.  Zij komt maar tweemaal voor in het evangelie van Johannes. Welke rol vervult zij eigenlijk in die episodes?  Onder het kruis, in het uur van de uiterste wanhoop, laat zij haar zoon niet in de steek. Waar hij alles geven moet, is zij hem nabij. En vandaag, op de plek waar het feest dreigt te verdrinken in het gemis, geeft zij evenmin op. ‘Zij hebben geen wijn meer,’ horen wij haar zeggen. Dat is geen gebod, nee, Maria, maakt Jezus attent op een crisis, op een uur van beproeving. En als Jezus dan zegt: ‘ mijn uur is nog niet gekomen, ik ben er niet aan toe’, dringt zij bij hem niet verder aan, maar ze spreekt de bedienden aan: “doet maar wat hij u zeggen zal.” Merkwaardige gang van zaken. De zoon aarzelt, maar de moeder heeft er alle vertrouwen in. Vertrouwen in hem.  We zijn hier, broeders en zusters, getuige van een bevalling. Het is het uur waarop Maria haar zoon baart en zij de moeder Gods wordt. Wij herkennen haar eigen bereidheid, haar eigen ja toen zij werd gevraagd, en vandaag is het aan Jezus om ja te zeggen op zijn roeping en zijn taak. Het is het uur nog niet, en dan ineens wordt hij door Maria verlost, haar overgave doet hem beseffen dat zijn uur gekomen is.  En Jezus stelt het teken dat hij zijn weg zal gaan, uit kracht van de Geest. Ten einde toe.

 

En dan is er werk te doen voor de bedienden. Dat wordt wel eens over het hoofd gezien. Al te gauw wordt er dan gezegd dat Jezus het water in wijn veranderde. Maar de  wijn kan pas aan de tafelmeester worden aangereikt, wanneer de kruiken gevuld zijn met water. Aanvankelijk zijn ze helemaal leeg en de bedienden hebben er een hele klus aan. In het grote bruiloftsverhaal van God en mens moeten ook wij de handen uit de mouwen steken. Tot de rand toe dienen wij het bestaan te vullen met het heldere water van onze menselijke inzet en creativiteit. En dan mogen wij hopen en geloven dat de Heer het zijne doet, en ons de vreugde wijn aanreikt van zijn liefde en trouw, die nood en dood trotseert.

 

Kana, er stonden lege kruiken, beeld van ons broze bestaan, dat om vervulling vraagt. Wij moeten er het onze toe bijdragen, de kruiken vullen met het water van onze alledaagse navolging van Christus, maar de smaak, de kleur en diepte wordt er aan geschonken door de Geest van hem die al het onze heeft gedeeld.

Broze vaten, elke eucharistie vieren wij hoe ze tot aan de rand worden gevuld met zijn liefde, en wie ervan drinkt, krijgt drank die ons doet leven als mensen van hoop. Mensen van de derde dag, liefde sterker dan de dood.  ‘Doe maar wat Hij u zeggen zal.’ AMEN.

 

 

2e zondag door het Jaar / C / Jes. 62, 1-5 / 1Kor. 12,4-11 /  Joh. 2, 1-12

Overweging Dirk Boone

In de week van 21 tot 28 oktober 2024 hadden de broeders hun jaarlijkse retraite, dit maal onder leiding van Dirk Boone. We waren dan ook blij dat hij op zondag 28 oktober 2024 tijdens eucharistie de overweging deed over het evangelie.
Hierbij delen we met jullie de overweging:

“Twee leerlingen van Jezus, Johannes en Jakobus, die door Jezus ‘zonen van de donder’ genoemd worden, wellicht om hun vurig temperament, komen met een vraag. En zoals vaak in het evangelie, maakt Jezus daar ruimte voor: Wat wil je dat ik voor jullie doe?

Dat we, als u in uw glorie gekomen bent, links en recht van u mogen zitten, is hun verlangen.

Op zijn beurt stelt Jezus dan een wedervraag: kunnen jullie de beker drinken die ik drink, het doopsel ondergaan dat ik moet ondergaan? Twee beelden die verwijzen naar het lijden waar Jezus doorheen zal gaan, de marteldood die Hij zal sterven.

Ja, dat kunnen wij, zeggen de broers meteen en onvervaard. Waarop Jezus voorzegt dat ze hem daarin inderdaad zullen navolgen. Hij belooft hen bij wijze van spreken wel degelijk een plaats links en rechts van hem, maar dan aan het kruis.

In de evangelietekst die de lezing van vandaag onmiddellijk voorafgaat, kondigt Jezus aan wat er met hem zal gebeuren, en waarin de broers hem dus zullen volgen:

“De Mensenzoon zal overgeleverd worden, ze zullen hem ter dood veroordelen en overleveren, ze zullen hem bespotten, op hem spuwen, hem geselen en ter dood brengen.” (Mc 10, 32-34)

Dat is de beker die Jezus zal drinken, en ook de beker die de twee leerlingen zullen drinken. Een vreselijke dood.

Wat als Jezus aan mij deze vraag zou stellen? Zou ik even stoutmoedig ‘ja dat kan ik’ antwoorden? Ik betwijfel het ten zeerste.
Kan ik, ben ik in staat Jezus te volgen in zijn lijden? Zeker, ik wil hem volgen, uit de grond van mijn hart, maar: nee, Heer, ik ben niet in staat uw beker te drinken. Laat hem alstublieft aan mij voorbijgaan.

Je kunt je naar aanleiding van deze evangeliepassage de vraag stellen: vraagt Jezus ons om te lijden? Is lijden een voorwaarde om hem na te volgen en in ‘Gods heerlijkheid’ te komen? Moet Jezus navolgen met lijden gepaard gaan?

Je zou het denken, als je het evangelie van vandaag leest – en ook elders wijst Jezus erop dat hem navolgen lijden met zich meebrengt: “Wie zijn kruis niet opneemt om mij te volgen, is mij niet waard”.

Het moet gezegd dat er in bepaalde kringen in de kerk (ook religieuze kringen) een grote  nadruk is gelegd op het lijden. Soms verregaand. Hoe meer lijden, hoe dichter bij de Heer. Mensen in de miserie werden door hun pastoor of overste geprezen, omdat ze zo dichter bij Jezus aan het kruis waren. Lijden in dit aardse tranendal is als een ‘losprijs’ om in de hemel te komen.
Een totaal misplaatste doloristische kijk is dit, die veel kwaad heeft gedaan. Daar bestaan ontluisterende getuigenissen over.

Wat heeft dit nog met het ‘goede nieuws’ van het evangelie te maken, met Jezus’ boodschap van bevrijding, genezing en verlossing; met zijn belofte van geluk, echt geluk – niet in een ver hiernamaals, maar nu, hier in dit leven?

Het is daarom van belang dat we een juiste plaats geven aan het lijden van Jezus en het evangelie van vandaag kan ons hierbij helpen.

– Daar zegt Jezus: “De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.” Dat lijkt me een belangrijke sleutelzin.
Dienen en je leven geven voor iemand: dat zijn woorden van liefde. Ik geef me helemaal aan u, met lijf en leden, zelfs als het me het leven kost. Jezus’ liefde voor mensen – Gods liefde in Jezus – is zo groot, dat hij zijn leven voor hen wil geven.
Wat Jezus zijn leerlingen hier leert is niet dat er moet geleden worden, maar dat het allemaal draait rond de liefde: liefde die dient, ja zover dat je er onder kan lijden, dat het je leven kan kosten. De liefde is eerst, niet het lijden.

De leessleutel van het evangelie is niet het lijden, maar de liefde. Gods onvoorstelbare liefde voor de mens, die helemaal zichtbaar wordt in de mens Jezus. Hij heeft alleen maar liefgehad, wordt gezegd, Hij was zonder zonde.

Maar liefde roept ook tegenkrachten op, dat heeft Jezus aan den lijve ondervonden: jaloezie, onverdraagzaamheid, achterklap, intriges, blinde haat…, die een mens kan verblinden en als in een draaikolk meesleuren, waar hij niet meer uitgeraakt. Die kan dan alleen gestopt worden als de ander verdwijnt, hij moet weggejaagd of vernietigd.

Jezus heeft het meegemaakt. Hij werd geconfronteerd met alle mogelijke tegenkrachten, en uiteindelijk besloot men: die man moet eraan, hij moet sterven.
Maar, vertrouwend op zijn Vader, is hij blijven liefhebben. Hij heeft zich niet verzet. Een ‘dwaze’ liefde – op het eerste gezicht – die ten slotte is uitgelopen op een schandelijke dood, op een mislukking. Als een willoos slachtoffer, als een ‘lam’ liet Hij zich naar de slachtbank leiden” – lezen we. Voor een buitenstaander stopt het daar. Jezus heeft geleden, hij is dood en begraven. De dwaze liefde heeft het niet gehaald.

Maar wie het gegeven is dieper te zien (wij allemaal als gedoopten), ontdekt dat het nu pas werkelijk begint.

Want het is hier – in de mislukking, op het kruis – dat de goddelijke macht zich toont: wat aanvankelijk beleefd wordt als een weg van kwaad, lijden en dood, wordt bron van leven, van opstanding. Dat is de ervaring van Jezus’ leerlingen, dat is hun getuigenis..
De weg van liefde waar Jezus doorheen gaat en die voor een buitenstaander eindigt bij zijn dood, loopt in werkelijkheid uit op het ware leven. “Jezus had zo lief dat de dood hem niet kon vasthouden” klinkt het in de eerste kerk. Hij leeft. De macht van het kwaad, de zonde, ja zelfs van de dood is gebroken. We zijn er niet langer de slaaf van. Dat is ons geloof. In dat geloof leven we. Dat vieren we vandaag en in elke eucharistie.

In Jezus wordt bewaarheid wat de profeet Jesaja reeds ‘ziet’ in zijn ‘lied van de lijdende dienaar’, een lied dat op Goede Vrijdag integraal wordt gelezen en waarvan we in de eerste lezing een fragment hoorden: “Hij belast zich met hun fouten”; “hij gaf zijn leven om te sterven”.

Wie daarop kan vertrouwen, gaat heel anders in het leven staan. Ik mag leven in het vertrouwen dat het leven niet uitloopt op de dood; dat kwaad, zonde, of lijden die mij overkomen, of die ik bega, niet het laatste woord hebben. Dat er altijd opstanding mogelijk is, dat er altijd hoop is, dat vergeving altijd mogelijk is. Altijd.

– Dat is misschien wel het belangrijkste wat christenen te bieden hebben aan een wereld die zo getekend is door oorlogen en conflicten, door uitzichtloos lijden. Dat het kwaad – onder welke vorm ook – niet het laatste woord heeft, ook al lijkt alles het tegen te spreken. Dat er altijd hoop is.

Geen goedkope, sussende hoop – het komt allemaal wel goed –, maar kostbare hoop, die geworteld is in de levende Christus.

Teken van hoop zijn we als we degene die geen hoop meer heeft, die alle hoop verloren is, daadwerkelijk nabij zijn. Veel woorden zijn daarbij niet nodig, die klinken dan hol. Maar nabij zijn, het lijden mee dragen en daarin trouw zijn. Op die manier teken te zijn – ‘sacrament’ – van Gods dragende liefde, hoe dan ook.

En ja, dat kan n lijden met zich meebrengen, dat kan tegenkrachten oproepen van ongeloof, spot, jaloezie, of nog erger. We kunnen zelf ons geduld verliezen of ontmoedigd geraken.

Daarom is het zo belangrijk dat we dicht bij Jezus blijven, Hij kent ons lijden, hij kent onze zondigheid, hij heeft weet van het kwaad en de wanhoop die ermee gepaard gaat – Hij heeft het zelf ondervonden.
‘Hij voelt mee met ons’, lezen we in de tweede lezing, de brief aan de Hebreeën, en we mogen ‘vrijmoedig’ naar hem gaan, om, zo staat er, “barmhartigheid en genade te vinden en zo de juiste hulp te krijgen op de juiste tijd.” Want Hij draagt ons en blijft ons dragen.

Het is vandaag wereldmissiezondag. Onze wereld heeft meer dan ooit nood aan mensen van hoop, missionarissen van hoop, en dat kunnen wij allemaal zijn. Gelukkig de mens die zo iemand mag ontmoeten.

Kom & Zie Weekend

Van 8 tot 10 november 2024 is er een Kom & Zie weekend bij de broeders van de abdij van Egmond.
Ervaar jij wel eens een roep om monnik te worden? Dan nodigen wij jou uit om het monastieke pad te verkennen en een weekend met ons mee te leven! Drie dagen lang bid, werk en leef je met de monniken mee. Uiteraard is er ook tijd voor stilte, reflectie en uitwisseling van vragen e n ervaringen. Een monastieke roeping is vooral iets dat je moet onderzoeken en uitproberen, wees welkom!

Aanmelden kan via  072 5061415  of  info@abdijvanegmond.nl

 

P A X !

De Broeders van Egmond

Overweging 1 T. Radcliffe

Ook dit jaar heeft Timothy Radcliffe in Rome een aantal overwegingen gedaan tijdens het Synodale overleg van de Kerk. De komende tijd willen we deze met jullie delen in het Nederlands. De broeders danken br. Gerard Mathijssen voor zijn toewijding voor het vertalen! PAX!

 

Meditatie nr. 1

‘Opstanding: Zoeken in het donker’

Johannes 20:1-18

 

dinsdag 30 september 2024

Vorig jaar mediteerden wij in onze retraite over hoe naar elkaar te luisteren. Hoe kunnen we onze verschillen hoopvol onder ogen zien en ons hart en onze geest voor elkaar openen? Sommige barrières zijn weggevallen en ik hoop dat we zijn gaan zien dat  degenen met wie we het niet eens zijn, niet onze tegenstanders zijn, maar medediscipelen, medezoekers.

Dit jaar hebben we een nieuwe focus: ‘Hoe een missionaire synodale Kerk te zijn’? Maar de basis van alles wat we zullen doen is dezelfde: luisteren, geduldig, vindingrijk, intelligent, openhartig luisteren. Ik dacht er zelfs aan om de toespraken te herhalen van de vorige retraite, maar dat zou u  in de gaten kunnen krijgen! Herbert McCabe, OP, realiseerde zich op het laatste moment dat hij een lezing moest geven voor een vooraanstaand theologisch genootschap. Hij pakte een lezing uit zijn dossiers, sprong op zijn motor en kwam net op tijd aan. Toen hij zijn aantekeningen opende, zag hij dat hij een jaar eerder dezelfde lezing had gegeven aan hetzelfde genootschap. ‘Wat heb je gedaan?’ vroeg ik. ‘De grappen heb ik achterwege gelaten. Dat is het enige wat de mensen zich herinneren.’ Uw geheugen werkt zeker beter.

Diepgaand luisteren is nog steeds de basis van alles wat we dit jaar zullen doen. Het is, zegt het Instrumentum laboris (IL), ‘de eerste daad van de Kerk’ (60). De dichter Amos Oz zei over zijn grootvader: ‘Hij luisterde. Hij deed niet alleen beleefd alsof hij luisterde, terwijl hij ongeduldig wachtte tot ze klaar was met wat ze zei en haar mond hield. Hij onderbrak de zin van zijn gesprekspartner niet om die voor haar af te maken. Hij kapte haar niet af om samen te vatten wat ze zei en om over te gaan op een ander onderwerp. Hij liet zijn gesprekspartner niet in de lucht praten terwijl hij in zijn hoofd het antwoord voorbereidde dat hij zou geven als ze eindelijk klaar was. Hij deed niet alsof hij geïnteresseerd of vermaakt was, maar hij was het echt.’[1] Luisteren naar God en naar onze broeders en zusters is de discipline van heiligheid.

 

Dit jaar zullen we nadenken over ‘de ene missie van het verkondigen van de verrezen Heer en zijn evangelie’ (IL Inleiding) aan een wereld die ‘woont in duisternis en de schaduw van de dood’. (Lukas 1:79). Als leidraad voor onze meditaties nemen we vier opstandingsscènes uit het evangelie van Johannes: ‘Zoeken in het donker’, ‘Het afgesloten vertrek’, ‘De vreemdeling op het strand’ en ‘Ontbijt met de Heer’. Elk werpt enig licht op hoe we een missionaire synodale Kerk kunnen zijn in onze gekruisigde wereld.

Onze eerste scène begint in de nacht: ‘Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria Magdalena naar het graf’ (20:1). Dit is waar ook wij vandaag zijn. Onze wereld is nog meer verduisterd door geweld dan een jaar geleden. Maria Magdalena komt zoeken naar het lichaam van haar geliefde Leraar. Ook wij zijn in deze synode samen op zoek naar de Heer. In het Westen lijkt God grotendeels verdwenen te zijn. We hebben niet zozeer te maken met atheïsme als wel met een alomtegenwoordige onverschilligheid. Scepsis vergiftigt zelfs de harten van veel gelovigen. Maar alle christenen waar ook zijn zoekers naar de Heer, zoals Maria Magdalena voor zonsopgang.

Ook wij kunnen ons zelfs in het duister voelen. Sinds de laatste vergadering hebben zoveel mensen, ook deelnemers aan deze synode, hun twijfels geuit over de vraag of er iets bereikt zal worden. Net als Maria Magdalena zeggen sommigen: ‘Waarom hebben ze onze hoop weggenomen? We hadden zoveel verwacht van de synode, maar misschien komen er alleen meer woorden.’

Maar hoewel het donker is, is de Heer al aanwezig in de tuin bij Maria Magdalena en bij  ons. Voor zijn dood zei Jezus: ‘Als een zaadje niet in de aarde valt en sterft, blijft het slechts een enkele korrel, maar als het sterft, draagt het veel vrucht’ (12:24). Het zaad is gezaaid in de rijke grond van de hof door Jozef van Arimathea en Nicodemus, gezaaid in een nieuw graf dat niemand had gebruikt. Het staat op het punt te gaan bloeien. De dageraad is nabij. Net als Maria Magdalena zullen we meer ontvangen dan we zoeken als ook wij openstaan voor de ontmoeting met de Heer.

In de tuin ontmoeten we drie zoekers, Maria Magdalena, de geliefde leerling, en Simon Petrus. Ieder zoekt op zijn of haar eigen manier naar de Heer; Ieder heeft zijn eigen manier van liefhebben en ieder zijn eigen leegte. Elk van deze zoekers heeft zijn eigen rol in het aanbreken van hoop. Er is geen rivaliteit. Hun wederzijdse afhankelijkheid belichaamt het hart van de synodaliteit. We kunnen ons allemaal met minstens één van hen identificeren. Welke ben jij?

Tomas Halik heeft betoogd dat de toekomst van de kerk afhangt van haar vermogen om de zoekers van onze samenleving te bereiken. Dit zijn vaak de ‘nones’. Ik bedoel niet de contemplatieve religieuze zusters, maar de mensen die beweren dat ze geen religieuze overtuiging hebben. Ook zij zijn vaak op zoek naar de zin van hun leven. Halik schrijft dat christenen dus bereid moeten zijn om “zoekers te zijn met hen die zoeken en vragenstellers met hen die vragen stellen.[2]

Alle verslagen van de opstanding staan vol met vragen. Twee keer wordt aan Maria Magdalena gevraagd waarom ze schreit? Ze vraagt waar ze het lichaam hebben neergelegd. Ze vragen allemaal waarom het graf leeg is. In het verhaal van Marcus vragen de vrouwen: ‘Wie zal de steen voor ons wegrollen?’ (16:3). Lucas’ verslagen van de opstanding staan vol met vragen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden?’ Jezus vraagt aan de leerlingen die naar Emmaüs vluchten: ‘Waar hebben jullie het over?’ Daarna zegt hij tot alle leerlingen: ‘Waarom zijn jullie bang? Waarom komt er twijfel in jullie hart?’ (24.38). De verrijzenis breekt in ons leven binnen, niet als een klip en klare constatering van een feit, maar in indringende vragen.

Diepgaande vragen zijn niet op zoek naar informatie. Ze nodigen ons uit om op een nieuwe manier te leven en in een nieuwe taal te spreken. De dichter Rainer Maria Rilke schreef: ‘Zoek niet naar de antwoorden, die je nu niet gegeven kunnen worden, want dan zou je er niet naar kunnen leven. En het gaat erom alles te beleven. Leef nu met de vragen. Misschien zul je dan eens, op een dag ver in de toekomst, geleidelijk, zonder dat je het merkt, je weg naar het antwoord beleven.’[3]

De opstanding is niet het leven van Jezus dat na een korte onderbreking opnieuw begint, maar een nieuwe manier van leven waarin de dood is overwonnen. En zo breekt het in ons leven binnen, eerst in de evangeliën, als dringende vragen die ons verhinderen op dezelfde manier voort te leven. Evenzo komen we naar deze synode met veel vragen, bijvoorbeeld over de rol van vrouwen in de Kerk. Dit zijn belangrijke vragen. Maar ze kunnen niet worden gezien alsof het er alleen om gaat of iets mag of niet mag. Dat zou betekenen dat we dezelfde soort kerk blijven. De vragen waarmee we worden geconfronteerd, zouden meer moeten lijken op die in de evangeliën, die ons uitnodigen om samen op dieper niveau vanuit het Opstandingsgeloof te leven.

En daarom moeten we het aandurven om aan deze synode de diepste vragen in ons hart voor te leggen, onthutsende vragen die ons uitnodigen tot nieuw leven. Net als die drie zoekers in de hof moeten we aandacht schenken aan elkaars vragen als we een hernieuwde weg willen vinden om Kerk te zijn. Als we geen vragen hebben, of oppervlakkige vragen, is ons geloof dood. Een zekere aartsbisschop, die vandaag niet bij ons aanwezig is, zei tegen een groep dominicaner novicen: “Zorg ervoor dat jullie allemaal de Summa van Aquino lezen. Je vindt er zesenvijftigduizend antwoorden aan al diegenen die de katholieke kerk bekritiseren’![4] Thomas van Aquino zou geschokt zijn geweest. Volgens een kinderlegende zou zijn eerste vraag geweest zijn: ‘Wat is God?’ en zijn heiligheid gaf hem in elk antwoord te weigeren, want, zei hij, wij zijn met God verbonden als met de onbekende.

Als we met respect en zonder angst naar elkaars vragen luisteren, zullen we een nieuwe manier vinden om in de Geest te leven. Zoals ik vorig jaar al zei, is het motto van de Dominicaanse Academie in Bagdad: “Hier zijn geen vragen verboden.” Wij zijn Maria Magdalena en de geliefde leerling en Simon Petrus, en alleen samen zullen we de Heer vinden die op ons wacht.

Laten we eens naar elk van de zoekers kijken en zien wat ze ons kunnen leren over het uitstrekken van de hand naar de zoekers van onze tijd. Maria Magdalena wordt aangetrokken door een liefde die teder is. Heel aards, fysiek, vlees en bloed. Ze wil zorgen voor het lichaam van haar geliefde Heer. Ze vertegenwoordigt zeker al diegenen wier leven wordt gedreven door mededogen voor de gewonden van de wereld. Moeder Teresa, die in de straten van Calcutta  naar het lichaam van haar Heer zocht. De heilige Damiaan van Molokai die zijn leven gaf aan de leprozen in Hawaï.

Denk ook aan die miljoenen mensen die Christus niet kennen en toch vervuld zijn van medelijden voor de lijdenden. Net als Maria Magdalena zijn ze op zoek naar de lichamen van de gewonden. De wereld is vol van geween. Onze vorige Vergadering was vier dagen begonnen toen Hamas die vreselijke wreedheden beging die het Midden-Oosten in oorlog stortten. Mensen huilen in Oekraïne en, ja, ook in Rusland om de dood en verminking van honderdduizenden jonge mensen, zoals ze ook huilen in Soedan en Myanmar. Een van de studiegroepen die door de Heilige Vader is bijeengeroepen, heet ‘Luisteren naar de roep van de armen’. Hij zou ‘luisteren naar de schreeuw van hen die wenen’ kunnen worden genoemd. Maria Magdalena is hun beschermvrouwe.

Dan hoort Maria haar naam: ‘Maria’; ”Rabbouni.’ Het is passend dat zij, wier leven wordt gedreven door compassievolle, tedere liefde, haar leegte gevuld ziet met haar naam. Ze zocht naar een lijk, maar ze vond meer dan ze had kunnen dromen, de liefde die voor altijd leeft. Onze God noemt ons altijd bij onze naam. ‘Maar nu, zo zegt de HEER, Hij Die u geschapen heeft, O Jakob, Hij Die u geformeerd heeft, o Israël: Vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb je bij je naam genoemd, je bent van mij”.’ (Jesaja 43:1)

Haar naam betekent ontmoeting, de aanwezigheid van de Heer. Het eerste wat er bij de doop gebeurt, is de vraag naar de naam. ‘Hoe heet je?’ of ‘Welke naam geef je je kind?’ De naam is niet zomaar een etiket dat op kinderen wordt geplakt om ze van elkaar te onderscheiden: dat zou mij Kind nr. 4 maken. Onze naam is een teken dat we door God worden gekoesterd in onze uniciteit.

Paus Franciscus maakte een contrast tussen  de manier waarop de Romeinse keizer de wereld zag bij de volkstelling waarbij hij nummers lelde, en onze  God: ‘Beste broer, beste zus, voor God, die de geschiedenis heeft veranderd in de loop van een volkstelling, ben je geen nummer, maar een gezicht… Christus kijkt niet naar nummers, maar naar gezichten.’

En dus is het ook onze missie om de God een naam te geven die ons in het donker zoekt. En om ook elkaars naam en gezicht te koesteren. We zullen alleen bemiddelen in Gods tegenwoordigheid als we bij elkaar aanwezig zijn in deze synode. Gregory Boyle, SJ, werkt met jonge bendeleden in Los Angeles. Het geheim van zijn werk is dat hij hen bij name kent. Niet alleen hun officiële namen of hun bijnamen, maar de namen waarmee hun moeder hen roept als ze niet boos is. Als hij de jonge Lula bij zijn naam noemt, ‘zou je hebben gedacht dat ik hem een electrische schok had gegeven. Zijn hele lichaam verkrampt van vreugde dat hij gekend  wordt, geroepen, dat hij zijn naam hardop hoort uitspreken. Bij het oversteken van het zebrapad bleef Lula zich maar omdraaien en naar mij kijken met een glimlach.’[5]

Tirannieke regimes wissen namen en gezichten uit. In Auschwitz werd de heilige Maximiliaan Kolbe gevangene 16.670. De president van Rusland heeft altijd geweigerd de man te noemen die zich dapper tegen hem verzette, Alexie Navalny. Hij was gewoon ‘een zeker persoon’. Evenzo werd Nelson Mandela het gezicht van de oppositie tegen het apartheidsregime. En dus was het toen hij in de gevangenis zat verboden om een afbeelding van zijn gezicht te publiceren. Het werd uit het publieke geheugen gewist. Dus toen hij na tientallen jaren in de gevangenis op het strand mocht lopen, kende niemand hem. Zijn gezicht was van zijn kracht beroofd.

Deze synode zal een moment van genade zijn als we met mededogen naar elkaar kijken en mensen zien die evenals wijzelf, zoekend zijn. Geen vertegenwoordigers van partijen in de Kerk, die vreselijk conservatieve kardinaal, die akelige feministe! Maar medezoekers, die gewond en toch blij zijn. Ik moet bekennen dat ik verschrikkelijk slecht ben in het onthouden van namen, deels komt dat omdat ik doof ben. Dat is mijn excuus. Vergeef me!

Maar de tedere liefde van Maria Magdalena heeft genezing nodig. Jezus gebiedt haar: ‘Klamp je niet aan mij vast.’ Geleerden hebben hier een aantal absurde verklaringen voor gegeven, waarvan de meest onwaarschijnlijke is dat de wonden van Jezus nog steeds pijnlijk waren! Hij zegt dat ze Hem niet kan claimen. Zijn aanwezigheid bij haar is niet haar bezit. De verrijzenis is de geboorte van zijn gemeenschap. ‘Het volk van God is nooit simpelweg de som van de gedoopten; het is eerder het ‘wij’ van de Kerk’ (IL, 3). “Maar ga naar mijn broeders en zeg tot hen: “Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God”.” Het is de eerste keer in het evangelie van Johannes dat hij de discipelen ‘broeders’ noemt. Fratelli tutti! Ze moet haar liefde bevrijden van alle exclusiviteit! Dan zal ze klaar zijn om het goede nieuws aan de discipelen te verkondigen: ‘Ik heb de Heer gezien.’ Dat is ook onze uitdaging. Niet om me vast te klampen aan mijn Engelse Jezus of mijn Dominicaanse Jezus, maar aan de Heer in wie we allemaal broeders en zusters zijn, zelfs de jezuïeten! Deze synode zal vruchtbaar zijn als we leren ‘wij’ te zeggen. ‘Mijn Vader en uw Vader, mijn God en uw God.’

Dan is er de leerling die door de Heer bemind werd. Ook hij heeft zijn manier van liefhebben en zijn leegte, waar het licht in zijn leven was gedoofd. Hij laat de oude Petrus, puffend en hijgend, als eerste het donkere graf in gaan, maar hij ziet de lege ruimte tussen de engelen en hij gelooft. Dit is de liefde die zicht geeft. Ubi amor, ibi oculus (Richard van St Victor). Waar liefde is, is zicht. Hij ziet met de ogen van de liefde en ziet zo de overwinning van de liefde. Zijn evangelie is dat van de adelaar, waarvan men geloofde dat zijn ogen recht in het licht van de zon konden kijken zonder verblind te worden. Zijn zoektocht is uiterst theologisch.

Ik verbleef dit jaar twee weken in de Ecole Biblique in Jeruzalem. De broeders leven in de schaduw van de dood, veertig minuten van Gaza. Ze blijven daar, bestuderen het Woord van God, onderwijzen en bidden. Ze blijven als een teken dat ‘het licht in de duisternis scheen en de duisternis het niet heeft overwonnen’. (Joh. 1,5). De leegte van Maria Magdalena wordt genezen door het aanroepen van een naam – aanwezigheid – en de zijne door het licht dat schijnt in een leeg graf. Hij belichaamt dus al diegenen die de betekenis van ons leven proberen te begrijpen, de door God gevormde leegte in ons hart, zoals Blaise Pascal zei. Christelijke denkers natuurlijk, maar ook iedereen die worstelt om licht te vinden in de duisternis van ons lijden: de dichters en de kunstenaars en filmmakers die weigeren te geloven dat de duisternis de overwinning heeft. Voor onze verkondiging van de verrijzenis hebben we hen nodig, open voor hun wijsheid, zoals de heilige Thomas van Aquino dat was voor de heidense Aristoteles. Thomas van Aquino schreef dat alle ‘waarheid, ongeacht door wie ze wordt gezegd, afkomstig is van de Heilige Geest’ (omne verum, a quocumque dicatur, est a Spiritu Sancto).[6]

Dan is er Simon Petrus. Zijn leegte is de zwaarste van allemaal, de last van mislukking. Hij verloochende zijn vriend. Hij verlangt zeker naar die helende woorden die ten slotte aan het strand zullen worden uitgesproken.

Daarom hoort het  ook bij onze pastorale zending om bij al diegenen te zijn die gebukt gaan onder mislukking en zonde en de vergeving te delen die we hebben ontvangen, onze eigen ontdekking van de verbazingwekkende genade van Degene die ‘een ellendeling als mij heeft gered. Eens was ik verdwaald, maar nu ben ik gevonden, ik was blind maar nu zie ik.’ Onze missie is om de barmhartige te noemen die ook wij nodig hebben, zoals Petrus.

In deze eerste scène van de opstanding zien we dus hoe de Heer reageert op drie vormen van zoeken die overeenkomen met drie leegtes in ons leven: tedere liefde die zoekt naar aanwezigheid; de zoektocht naar zingeving, licht en naar vergeving. De ene zoeker heeft de andere nodig. Zonder Maria zouden ze niet bij het graf zijn gekomen. Ze verklaart dat de Heer aanwezig is. Zonder de geliefde leerling zouden ze de leegte van het graf niet hebben verstaan als teken van opstanding; zonder Petrus zouden ze niet hebben begrepen dat de opstanding de triomf van de barmhartigheid is

Elk vertegenwoordigt een groep die zich op de een of andere manier buitengesloten voelde tijdens de vorige Vergadering. Maria Magdalena herinnert ons er ook aan hoe vrouwen vaak worden uitgesloten van formele gezagsposities in de Kerk. Hoe kunnen we een weg vooruit vinden, die gevraagd wordt door de gerechtigheid en ons geloof? Hun zoektocht is de onze. Op de vorige vergadering voelden veel theologen zich ook marginaal. Sommigen vroegen zich af waarom ze de moeite hadden genomen om te komen. Zonder hen komen we nergens. En de groep die zich het meest verzette tegen de synodale weg waren de pastoors, de parochiepriesters die vooral de rol van Petrus als herders van barmhartigheid delen. Ook zonder hen kan de Kerk niet echt synodaal worden.

Wanneer bijna iedereen het gevoel heeft dat zij de mensen zijn die worden buitengesloten, zou er geen competitie moeten zijn om slachtofferschap! Het zoeken in het duister naar de Heer heeft al deze getuigen nodig, zoals de Synode alle manieren nodig heeft waarop wij de Heer liefhebben en zoeken, zoals wij de zoekers van onze tijd nodig hebben, zelfs als zij ons geloof niet delen.

Hoe kan dit overgebracht worden naar onze missie? De volgende woorden worden toegeschreven aan  Antoine de St Exupéry. Zij zijn zelfs beter dan het originele citaat schreef: ‘Als je een boot wilt bouwen, roep dan niet je mannen en vrouwen bij elkaar om hun bevelen te geven, of om elk detail uit te leggen van wat ze moeten doen of waar ze alles kunnen vinden… Als je een boot wilt bouwen, wek dan in de harten van je mannen en vrouwen het verlangen naar de zee!’[7] Geef de mensen smaak van het oneindige, en ze zullen hun eigen manieren vinden om boten te maken en de uitgestrekte oceaan op te gaan.

Elk van deze getuigen wordt geraakt door een liefde die oneindig is. Maria Magdalena wordt geraakt door een oneindige tederheid; de Geliefde Leerling woedt bewogen door de zoektocht naar grenzeloze betekenis; Petrus, door de behoefte aan de barmhartigheid die geen grenzen heeft, niet zeven keer, maar zeventig maal zeven keer. Als we ons openstellen voor elkaars grenzeloos verlangen, zullen we de boot van de missie te water laten. Alleen samen zullen wij, in de woorden van de brief aan de Efeziërs, ‘de kracht hebben om met alle heiligen te begrijpen wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en om de liefde van Christus te kennen die alle kennis te boven gaat, zodat u vervuld zult worden met de volheid van God’. (3.18,19).

Vanmiddag zullen we de discipelen weer aantreffen in het donker, in de afgesloten kamer.

——————————–

[1] Amos OZ, Een verhaal over liefde en duisternis, Vintage, Londen, 2005, p.110.

[2] Tomáš HALÍK, Geduld met God, Doubleday, New York, 2009, p.9.

[3] Rainer Maria RILKE, Brieven aan een jonge dichter, Brief 4, 16 juli 1903. Vertaald door N. D. Herter Norton, W.W. Norton and Company, 1934.

[4] Paul MURRAY OP, “Dominicanen en de sleutel tot kennis”, Een gesprek met Dominicaanse broeders die in Rome studeren – PUST, Angelicum, 19 februari 2023.

[5] Ibid., p.47.

[6] ST, I II, q.109, a.1, ad 1.

[7] “Een schip maken is niet het weven van zeilen, het smeden van spijkers of het lezen van de sterren, maar het proeven van de zee, die één is, en in het licht waarvan niets tegenstrijdig is maar gemeenschap in liefde.” (A. SAINT-EXUPÉRY, Citadelle, Gallimard, Parijs, 1959, p. 687, eigen vert.)

 

Landelijke Natuurwerkdag

Ook dit jaar doet de tuinploeg van de abdij weer mee met de Landelijke Natuurwerkdag. Op allerlei plaatsen is er mogelijkheid om mee te helpen bij groene initiatieven en plekken.  Wil je mee helpen in de abdijtuin dan kunt u zich opgeven via de website van de Natuurwerkdag. Daar vindt u ook alle informatie. Ideaal als u eens wilt kennismaken met onze tuinploeg en de mooie abdijtuin.

 

Klik hier om op te geven via de site van de Natuurwerkdag.

Zondag 9 Juni: Open Kloosterdag

De broeders van de Sint Adelbertabdij nodigen u uit voor de Open Kloosterdag. Op zondag 9 juni 2024 van 13.30-16.30 uur openen wij onze deuren. U kunt een kijkje nemen in de abdijkerk, de kapittelzaal, buurkerk. Ook worden de abdijtuinen worden opgesteld. Aanrader voor een ieder die belangstelling heeft voor het Abdijleven en de geschiedenis hiervan in Egmond-Binnen! In Benedictushof zijn de winkel en horeca eveneens geopend voor abdijproducten of een kop thee!


Er zijn rondleidingen om: 14.00, 14.30 en 15.00 uur.

PAX! De broeders van Egmond

Herinneringsboom in gebruik

Op vrijdag 24 mei, de Dag van het Sterven, werd er op het terrein van de abdij een herinneringsboom in gebruik genomen. De boom is een gezamenlijk initiatief van het Hospice Egmond en de Abdij van Egmond. Er waren mooie persoonlijke woorden van onze burgemeester Lars Voskuil, Els Rosenmöller van het Hospice Egmond, vader Abt en Henk Hamers van de tuinploeg. Daarna liepen we naar de boom en werd deze door vele nabestaanden in gebruik genomen. We delen hierbij de woorden van de abt en wat impressies van deze mooie plek.

download hier wat impressies van dit mooie moment

PAX!

Herinneringsboom, door Abt Thijs Ketelaars

Herinneringen zijn er in tal van soorten. Er zijn vreugdevolle herinneringen maar ook verdrietige en pijnlijke, er zijn persoonlijk en collectieve herinneringen. Denk aan een herdenking als de vierde mei of het herdenken van een watersnood of vliegtuigongeluk. Voor dat soort herinneringen heeft onze samenleving afspraken of vormen waar we bij kunnen aansluiten. Daarin word je meegenomen. Maar het wordt anders als het om persoonlijke herinneringen gaat uit je eigen kleine wereld. Dan ben je zelf aan zet en hoe graag je dan ook een moment van herinneren een plek zou willen geven, voor menigeen is dat niet zo eenvoudig. Hoe doe je dat, heb je er de tijd en rust voor, en waar doe je het? 

Wij zijn hier vandaag bijeen om een plek te ontsluiten waar het leven stil mag vallen, waar alle hectiek van het bestaan een halt wordt toegeroepen, en er  ruimte komt voor herinnering,  voor namen en gebeurtenissen die  wie wij meedragen in de stilte van ons hart, namen van wie ons dierbaar zijn, gebeurtenissen die vragen om een plek in ons bestaan.

Maar hoe die herinnering vorm te geven in een wereld waar haast en snelheid  zo’n beetje het handelsmerk zijn geworden van onze samenleving. En als daar dan nog de waan van de dag bij komt, waar kun je dan terecht met wat je meedraagt aan lief en leed en waar geen tijd en plek voor lijkt te zijn?

Vanouds was de kerk een plek waar je kon binnenlopen en  een kaarsje kon aansteken, stil kon zitten en namen noemen van mensen die je lief waren of zijn.  Waar je een ogenblik je herinneringen aan een vertrouwd gezicht  kon koesteren en ze misschien ook kon toevertrouwen en uit handen geven aan Hem die groter is dan ons hart.  Wij broeders bidden hier elke dag met  woorden als “herinner U de namen Heer van allen die ons in de dood zijn voorgegaan’, zoals wij ook elke dag bidden voor de levenden, voor allen die samen met ons de aarde bewonen, mensenkinderen, ieder met een naam en een gezicht.

Maar vandaag ontsluiten wij een nieuwe plek om herinneringen en namen te koesteren en neer te leggen, want voor velen is de kerk niet meer de vertrouwde plek. Maar onder Gods hemel zijn er veel meer plaatsen waar de stilte spreekt en mensen hun dierbaren kunnen gedenken. En zo kwam Els Rosenmöller van het hospice vorig jaar met de vraag of we in de abdijtuin niet een plek zouden kunnen creëren voor een herinneringsboom. In onze tuin waar al eeuwenlang mensen worden begraven, maar ook herdacht en genoemd, is door onze ijverige tuinploeg een bijzondere plek gecreëerd rond een parottia persica, een boom die niet zo de hoogte ingaat, zodat je er onder zou kunnen schuilen, maar wel een boom die zijn takken in de breedte uitstrekt , waaronder je je lieve woorden en herinneringen kunt bergen, verbergen en neerleggen, alleen bekend bij jou en de naam die je dierbaar is. Een boom ook met bladeren die in het najaar een bonte kleurenpracht tonen, een waaier van vele herinneringen in een jaar opgevangen. Een boom, symbool van het leven, in weer en wind, bij hitte en koude, trouw op zijn plek zoals de liefde die storm en regen trotseert. Die boom wordt een herinneringsplek in onze tuin, waar ieder die dat wil een steentje kan neerleggen met een naam erop die je dierbaar is. Er staat daar ook een bank, je mag er rustig blijven zitten. Je hoeft niet op de klok te kijken, want daar op die plek is alle tijd voor jou en je herinnering. Tijd misschien voor een stil gesprek om dankbaar te gedenken en misschien ook om te vergeven en los te laten, neer te leggen in Gods hand of in de aarde om het te laten ontkiemen en om dan met nieuwe moed verder te gaan  op het levenspad. Het kan allemaal, maar er hoeft niets, de plek is er en ze nodigt ieder uit met zijn of haar eigen verhaal. Op tijd en uur dat je past, alleen of met een tochtgenoot.

Rond de boom liggen een aantal grote stenen blokken die afkomstig zijn uit onze kapittelkerk. Waren zij destijds de dragers van de banken voor de monniken, nu bieden zij zich aan om dragers van herinneringen te zijn.

En dan nog iets over de steen die je er neer kunt leggen met de naam die je dierbaar is. Je kunt hem van huis meebrengen, maar er bestaat ook de mogelijkheid een mooi wit steentje aan te schaffen in de abdijwinkel. Over dat witte steentje  is er een oud verhaal, dat zegt dat God zelf een wit steentje zal geven aan wie  na een leven in liefde is gestorven. En op die steen staat een nieuwe naam geschreven, die niemand kent behalve wie de steen ontvangt[1].  Schrijf, zo je wilt,  de naam die je dierbaar is op de ene zijde en vertrouw erop dat de andere zijde wordt beschreven door de Eeuwige.

Een herinneringsplek voor wie ons dierbaar zijn, een plek om ook zelf op adem te komen en dan stap bij stap de levensreis te vervolgen met een hart vol levende herinneringen.

Abt Thijs Ketelaars

.


[1] Openbaring 2,13

Boeteviering Witte Donderdag

Jezus in de woestijn, dat verhaal hebben wij op de eerste zondag van de veertigdagentijd horen voorlezen. En vandaag klinkt het opnieuw, en ook weer in de versie van Markus. Zo is de cirkel rond.  Maar daarmee is de vraag nog niet beantwoord wat dat verhaal met ons heeft gedaan in de veertig dagen die wij gaan afsluiten. Want is niet heel de Schrift opgetekend tot onze troost en lering?

Het begon er mee dat Jezus door de Geest naar de woestijn werd gedreven. Dat is een straffe maar ook opmerkelijke formulering.  Het is het vervolg van de doop van de Heer, waarbij de Geest op Jezus neerdaalde toen deze was ondergedompeld in het water en weer omhoog kwam. En met de Geest was er het woord dat hem mijn zoon, de geliefde noemde. Het zal je maar overkomen.

Geest en woord, woord en Geest, wij komen ze samen tegen op de eerste pagina van de Schrift, wanneer uit de chaos leven tevoorschijn wordt geroepen, terwijl de Geest over de wateren zweeft, als om haar te bevruchten.  Leven uit doodse duisternis. Die schepping geschiedt aan Jezus bij zijn doop. Uit God geboren en door hem genoemd: mijn zoon, de geliefde. En wie zoon zegt, heeft het over een relatie van kennen en gekend zijn, van bemind worden en beminnen. Maar dat niet alleen, wie het in de Schrift over de eerstgeboren zoon heeft, heeft het ook over de erfgenaam aan wie alles in handen wordt gelegd. Het zal je overkomen.

Die doop van Jezus moet voor hem een overrompelende ervaring zijn geweest. En nog voor hijzelf goed weet hoe en wat, drijft de Geest hem naar de woestijn, een oord dat in Israël een lange geschiedenis kent. Het is een oord van beproeving, van testen en getest worden, maar ook het oord van de eerste liefde, waar God spreekt tot het hart van zijn ontrouwe bruid[1]. Het is de plek waar je voor keuzes komt te staan en de plek waar de liefde kan opbloeien en zich niet laat afleiden.

En Markus, die geen woord teveel gebruikt- het is dan ook het kortste en het oudste evangelie, beschrijft die woestijn in een paar woorden en beelden. Het is alsof er rond die woestijn een haag staat. Aan de ene kant de Geest en aan de andere kant de engelen en daartussen de satan en de wilde dieren. Veertig dagen heeft Jezus in dat oord gewikt en gewogen, geluisterd en gevoeld wat dat woord uit de hemel voor hem betekende, wat het van hem vroeg.  Gods geliefde zoon zijn, leven uit en naar die stem, leven uit vertrouwen, leven uit genade. Durfde hij er ja op zeggen of was de aantrekkingskracht van de machten die verslinden en verdelen, wilde dieren en satan, sterker dan het woord en de Geest die spraken tot zijn hart? Welke keuze heeft hij gemaakt? Aan wie heeft hij zich gewonnen gegeven? Het vervolg van het verhaal laat het ons horen, maar ook dan ligt er nog een hele weg in het verschiet.

De Geest en het Woord, ze hebben hem innerlijk zo geraakt en gevormd dat Jezus leeft en gaat leven vanuit die overstromende bron die hem innerlijk bewoont.  ‘De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij”, dat zijn de eerste woorden uit zijn mond als hij de woestijn verlaat. Hij zelf is de vervulling van de tijd en het rijk Gods is nabij omdat hij helemaal vervuld is van  dat Rijk, de liefde die zich onvoorwaardelijk geeft aan zondaars en heiligen, aan zieken en gezonden. In een wereld waar allerlei goden en geesten de dienst uitmaken, waar de satan met al zijn verleidelijke aanbiedingen als een brullende leeuw  mensen verslindt en angst en verwarring zaait, daar wordt Jezus doen en laten door een ander geest bepaald.

Hij begint zijn openbare leven als zoon van de Vader,  hij heeft in  de woestijn ja gezegd op zijn uitverkiezing en zijn roeping en als eersteling van de schepping zoekt hij ons te winnen voor dat verbond, voor die liefde die leven geeft en leven deelt. Geboren uit de Geest en het Woord van de Vader.

Wij staan aan het eind van ons veertigdaags verblijf in de woestijn. Was het voor ons een tijd waarin wij met Jezus het geheim van onze roeping nieuw hebben leren verstaan? Hebben wij de dagen onder geleide van de Geest doorgebracht en de stem van de Vader beluisterd en geloof geschonken? Of was het een tijd waarin wij te vechten hadden met wilde dieren, en met de leugens van satan, die verdeeldheid zaait, mensen tegen elkaar opzet en uitspeelt? Misschien hebben wij ontdekt dat het niet de een of de ander was, maar dat we in het leven van alledag met stem en tegenstem werden geconfronteerd. Laat ons dan niet wanhopen aan Gods barmhartigheid, zoals onze vader Benedictus ons bemoedigend voorhoudt in de regel[2]. En laten wij voortgaan op de weg onder het geleide van het evangelie. Hij die als geliefde zoon van de Vader onder ons zijn plaats heeft ingenomen, hij trekt met ons mee en laat dagelijks zijn stem horen: bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap, tot opstanding en nieuw leven.

AMEN.

Afbeelding: verraad van Jezus geschilderd door Oleksandr Klymenko en Sonya Atlantova

Tekst: Mc. 1,9-15

[1] Vgl Hos. 2,13vv; 11,1.

[2] RB 4,74

Waken in Getsemane

Paus Franciscus schreef een inspirerende homilie om deze dagen te beginnen. Een verhaal dat voorbij Getsemane gaat. Niet door er aan voorbij te gaan, maar er juist doorheen te gaan en er een tijd te verblijven. Lees hier de hele tekst. De Afbeelding is van onze Oekrainse vrienden Oleksandr Klymenko en Sonya Atlantova.

Preek van Paus Franciscus voor Palmzondag 2024

Er is een moment in het lijdensverhaal dat ons misschien wel meer dan enig ander moment in staat stelt om binnen te gaan in de geest en het hart van Jezus; om naast zijn uiterlijke lijden ook zijn innerlijke lijden te zien. Getsemane toont een “verdichting” van heel het lijdensverhaal. De Heer zweette er bloed (vgl. Lc 22,44), maar naast het lijden van het lichaam begon ook het lijden van de ziel: “Mijn ziel is bedroefd ten dode toe” (Mc 14,34), zei hij tegen zijn leerlingen. Getsemane markeert ook een keerpunt in zijn relaties:  was hij voorheen  gevolgd door de menigte en omringd door de discipelen, nu wordt hij mishandeld en alleen gelaten.  Zij die zoals Petrus  hadden gezegd dat ze hun leven voor hem zouden geven, vluchtten; “de leerlingen,” zegt de tekst, “verlieten hem en vluchtten allen” (Mc 14,50). In Getsemane wordt bovendien het verraad van de vriend een feit, en op de meest pijnlijke manier geopenbaard, met de kus van Judas (vgl. Mc 14,45).

In deze eenzaamheid, door iedereen in de steek gelaten opent zich een afgrond van verdriet in Jezus’ hart. De tekst zegt zelfs dat hij op de grond viel (vgl. Mc 14,35), wankelend alsof hij gebukt ging onder een ondraaglijk gewicht. Het was paniek in het aangezicht van het lijden dat hem te wachten stond en waarvan hij de Vader vroeg om verlost te worden (vgl. Mc 14,36), maar het was ook de last van een gevoel van mislukking: Als de mens zo onstandvastig is en teleurstelt, rijst een verontrustende vraag: wat als al dit offer tevergeefs was? Wat als al deze liefde niets zou veranderen? De evangeliën spreken van een strijd die Jezus aanging (vgl. Lc 22,44), alsof hij het gewicht van de zonde van de wereld op zich voelde, de doodsstrijd  vanwege de verwerping van de mens.

Hij voelde “angst en vrees” (Mc 14,33). Hij die ons had uitgenodigd niet bang te zijn (vgl. Mt 10,26 e.v.), voelt nu angst; hij die in vertrouwen had geleefd (vgl. Mt 6,25 e.v.), wordt overvallen door twijfels; hij die zojuist tegen zijn leerlingen had gezegd: “Laat uw hart niet verontrusten” (Joh 14,1), is ontsteld. De werkwoorden die de evangelist Marcus gebruikt, duiden op isolement, afstand en verlatenheid en verwijzen naar het mysterie van extreme eenzaamheid zodat Jezus aan het kruis zal uitroepen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten” (Mc 15,34).

Broeders en zusters, hoe kunnen we dit uitleggen? Op slechts één manier: de Heer is die afgrond van pijn, mislukking, angst en zonde doorgegaan om onze menselijke toestand tot het einde toe te delen en ons zo te redden, door ons niet langer alleen te laten, maar door ons juist daar te komen verlossen waar we weggezonken waren. Ook wij gaan soms Gethsemane binnen, in ervaringen van uiterlijke en innerlijke duisternis, waar alles op ons af lijkt te komen: door slecht nieuws, ziekte, het verlies van een geliefde, om zoveel redenen. Maar nu weten we dat we er niet meer alleen voor staan: Jezus heeft dat allemaal voor ons doorgemaakt.

En vandaag wijst hij ons de weg om ons Gethsemane te veranderen in tuinen van verrijzenis. Terwijl hij elk uitzicht en iedere zin verliest, hecht hij zich aan zijn Vader, aan dienst wil.  Terwijl alle gevoelens in opstand komen, klampt hij zich vast aan de beslissende ervaring: het gebed. In de donkerste nacht maakt hij plaats voor dit licht. En stevig vastgeklonken aan de Vader verandert hij het lijden dat wij hem hebben aangedaan in verlossing voor ons. Hij leert ons dat we God altijd moeten opzoeken, vooral in momenten van zijn schijnbare afwezigheid: want als we ruimte voor hem maken, zal hij ons Gethsemane vullen met zijn aanwezigheid.

Daarom bidt Christus tot de Vader en vraagt hij de leerlingen om te bidden. Hij neemt Petrus, Jakobus en Johannes mee, de drie die hem op de berg in luister zagen, om hem te Getsemani in zijn ontluistering te begeleiden. Met hen bij zich dringt hij aan: “Blijft hier en waakt” (Mc 14,34), “waakt en bidt” (Mc 14,38). Gebed is de zachte kracht die God in staat stelt om onze levens en onze wereld te veranderen; het is de open deur die hem in staat stelt om de geschiedenis binnen te komen. Maar de oproep tot gebed wordt belemmerd door twee verleidingen: slaap en het zwaard.

Slaap. Jezus vraagt hen “te waken”, en de leerlingen slapen. Hun slaap is ook een slaap van de ziel. Ze sluiten hun ogen voor de Meester die lijdt, voor de Heer die zich opoffert, voor het kwaad van de wereld dat Hem aanvalt. Maar ook voor ons, die denken dat het kwaad alleen bestaat uit wat we doen, terwijl het ook nalatigheid, afstand en onverschilligheid is. Ons afwenden, aan de kant blijven staan in plaats van op te staan en Gods werk te steunen met gebed en hen die lijden met liefde, is een fout. We moeten vechten tegen het gevaar om alleen aan onszelf te denken, tegen de slaperigheid van de ziel, tegen het verlammend gevoel dat wij slachtoffer zijn, tegen onze ogen die zwaar geworden zijn door de teleurstellingen van het leven. Jezus zoekt bondgenoten in zijn strijd: in Getsemane gaat hij drie keer naar de leerlingen, maar drie keer vindt hij ze slapend. Zijn uitnodiging blijft onveranderd: bid om wakker te blijven. Ja, want gebed wekt de zin voor het leven en opent onze ogen voor de pijn van onszelf en die van anderen; het gebed geeft ons kracht in onze zwakheid en stelt ons in staat om zelfs in de moeilijkste situaties verbonden te blijven met God. Als we daarentegen niet bidden, gaat het met ons zoals met de leerlingen, die eerst slapen en dan op de vlucht slaan.

En nu komen we bij de tweede verzoeking: het zwaard. In Getsemane wordt Christus als een dief gearresteerd, “met zwaarden en knuppels” (Mc 14,48), maar hij moet ontroostbaar aanzien hoe een van de zijnen het zwaard trekt, de dienaar van de hogepriester treft en diens oor afslaat (vgl. Mc 14,47). Zoveel onderricht en voorbeeld, zoveel liefde gepredikt en geleefd, het lijkt tevergeefs te zijn geweest. Jezus smeekt om de zachte kracht van het gebed, en de zijnen nemen het zwaard op. Hij zegt geduldig: “Doe je zwaard weg, want iedereen die het zwaard opneemt, zal door het zwaard omkomen” (Mt 26,52). Noch de slaap die ons ertoe brengt om weg te rennen voor problemen, noch het zwaard dat ons ertoe brengt om problemen te lijf te gaan met woede en razernij, zijn de wegen van Jezus. Hij vraagt ons om bij Hem te blijven en zijn zachtmoedigheid te belichamen.

Waakt en bidt. De uitnodiging staat in het meervoud en is aan ons gericht. In een tijd waarin veel mensen zichzelf als slachtoffer zien en bijna niemand als dader, terwijl het korte lontje van de haat de mensheid doet terugdeinzen , is het de missie van gelovigen om te getuigen van het heil van Jezus. Hij vraagt ons om ons niet te laten verdoven door onverschilligheid, om ons niet te laten overweldigen door onverdraagzaamheid, om onze roeping niet op te geven: om met hem en zoals hij te waken in het Gethsemane van de mensheid, te  bidden voor hen die niet bidden, boete doen voor hen die de weg van de vrede weigeren, hen helpen die lijden, in het besef dat het zwaard niets oplost, niets verbetert en alles erger maakt. Laten we bidden, broeders en zusters: als we dit niet doen, wie zal onze tijd dan aan Gods handen toevertrouwen?  Wie zal in deze genadeloze tijden, waarin wij leven,  zijn barmhartigheid en liefde tonen? Hoe zwak ze ook zijn in de ogen van de wereld, we moeten geloven dat de middelen die Jezus aangeeft, licht brengen in de duisternis, zoals Pasen laat zien. Laten we bidden, niet om onze God, die liefde is, gunstig te stemmen, maar om ons “ik” gunstig te stemmen, dat verleid wordt door de slaap van onverschilligheid en het zwaard van geweld. Laten we bij Jezus blijven: laten we de tijd aan Hem toewijden, laten  we hem onze tijd geven om te bewonen.

Vertaling: Sint-Adelbertabdij, Egmond-Binnen

Expositie “Zie de Mens”

Op Dinsdag 16 januari opende de expositie “Zie de Mens” met het werk van Reiny Bourgonje. Een serie mooie indringende portretten van jongeren. Lees hieronder de speech van Abt Thijs. De expositie is van dinsdag tot zaterdag te bezichtigen van 11:00 tot 16:30 en duurt tot 15 maart.

 

Hartelijk welkom aan u allen , allemaal mensen met een gezicht, bij de opening van deze unieke tentoonstelling. Een bijzonder welkom aan Reiny Bourgogne die de schepper is van het werk dat u hier ziet.  Zij zal ons zo dadelijk iets vertellen over de portretten die hier de ruimte vullen en meer dan dat, ze komen bij ons binnen.

Medio december namen we afscheid van de iconententoonstelling van Olga en Olekesandr uit de Oekraïne. Iconen schilderen is niets nieuws, dat gebeurt al eeuwen, maar iconen schilderen op deksels of delen van munitiekisten dat is iets anders. Dat was nooit eerder gedaan en er was voorafgaand aan de expositie dan ook veel discussie of dat wel kon of mocht. Maar de combinatie munitiekist en een icoon van een heilige zorgde voor een statement. Het riep op om van de resten van instrumenten van de dood tekens te maken van hoop en leven.

De tentoonstelling die vandaag geopend wordt sluit daar naadloos op aan en ook zij maakt een statement. In een wereld waar bepaalde groepen of personen een etiket krijgen opgeplakt of worden geweerd of buitengesloten in onze samenleving schildert Remy Bourgogne met de camera portretten die ons raken in het hart. Zij komen bij ons binnen misschien met de vraag: ‘kijk je wel goed in het leven?’ of misschien met de uitroep: ‘ Zie de mens’. Met deze beelden van kinderen van vluchtelingen en adoptiekinderen worden allerlei vooroordelen ontmaskerd en terzijde geschoven door een fotograaf die niet alleen een scherpe en gepoetste lens heeft, maar meer nog een zuivere innerlijke blik en daarmee laat zien wat voor veler oog verborgen is en er toch is, de adel en de schoonheid van de mens.

De beelden die hier worden gepresenteerd kunnen ons nederig maken. Hoe vaak hebben wij de verkeerde bril op en nemen wij mensen de maat die niet klopt en past. Wat zou er gebeuren als wij bij Remy in de leer zouden gaan. De wereld zou er niet alleen anders uitzien, die wereld zou ook anders worden en wij voorop. Respect, verwondering, bewondering, en een taal die leven geeft, zou ons deel worden.

Wij mogen na de expositie van de Oekraïense iconen op herhaling om te leren op een nieuwe manier met het leven en met mensen om te gaan. Laten we ons die kans niet ontnemen en dank aan de fotograaf die ze ons biedt.

 

 

 

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2025, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden