Boodschap Paus Franciscus
“Het is tijd om te handelen. In de veertigdagentijd betekent dit ook even halt houden. We staan stil in gebed om het woord van God te ontvangen en, net als de Samaritaan, stoppen we bij een gewonde broeder of zuster. Liefde voor God en liefde voor de naaste vormen één liefde. Geen andere goden hebben, betekent in Gods aanwezigheid stilstaan bij onze naaste.”
In onze wereld vol tumult willen de broeders graag de boodschap van de Paus delen. Een oproep om eens af te remmen en stil te staan, een weg naar liefde. Lees hier de woorden van de Paus:
Door de woestijn leidt God ons naar de vrijheid
Dierbare broeders en zusters!
Wanneer onze God zich openbaart, brengt Hij altijd een boodschap van vrijheid: Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd (Ex 20,2). Dit zijn de openingswoorden van de decaloog, gegeven aan Mozes op de berg Sinaï. De uittocht waarover God sprak, resoneerde diep bij hen, want de herinnering aan hun slavernij was nog levendig en pijnlijk. In de woestijn ontvingen ze tien leefregels als een weg naar vrijheid. We noemen ze geboden om de kracht van Gods liefde, waarmee Hij zijn volk vormt, te benadrukken. De oproep tot vrijheid is veeleisend. Het beantwoorden ervan gebeurt niet in een oogwenk, het vraagt tijd om deze oproep gaandeweg te realiseren. Net zoals Israël in de woestijn nog steeds vasthield aan Egypte – vaak verlangend naar het verleden en morrend tegen de Heer en Mozes – zo kan ook Gods volk zich vandaag hechten aan verstikkende gebondenheden die het moet opgeven. We worden ons hiervan bewust wanneer we hopeloos door het leven dwalen als door een woestijn, zonder een beloofd land waarnaar we samen op weg zijn. De veertigdagentijd is een tijd van genade waarin de woestijn opnieuw – in de woorden van de profeet Hosea – de plaats van onze eerste liefde kan worden (cf. Hos 2,16-17). God leert zijn volk hoe het de slavernij achter zich kan laten en de overgang van dood naar leven kan ervaren. Als een bruidegom trekt de Heer ons opnieuw naar zich toe en fluistert woorden van liefde in ons hart.
De tocht uit de slavernij naar de vrijheid is geen abstracte weg. De eerste stap om de veertigdagentijd op een concrete manier te beleven, is het onder ogen zien van de realiteit. Toen de Heer Mozes naar de brandende struik riep, openbaarde Hij zichzelf onmiddellijk als een God die ziet en vooral hoort: Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, Ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, Ik weet hoe ze lijden. Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van Egypte te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing (Ex 3,7-8). Ook vandaag de dag bereiken de jammerklachten van veel van onze onderdrukte broeders en zusters de hemel. Laten we onszelf de vraag stellen: Horen we deze jammerklachten? Schudden ze ons wakker? Raken ze ons? Te veel scheidt ons van elkaar en ontkent de broederschap die ons oorspronkelijk met elkaar verbond.
Tijdens mijn bezoek aan Lampedusa stelde ik tegenover de globalisering van onverschilligheid, twee vragen die steeds relevanter worden: Waar ben je? (Gn 3,9) en Waar is je broer? (Gn 4,9). Onze veertigdagentocht zal concreet zijn als we, door deze vragen opnieuw te overwegen, ons realiseren dat we nog steeds onder de heerschappij van de farao leven. Het is een heerschappij die ons uitput en onverschillig maakt. Het is een groeimodel dat ons verdeelt en ons berooft van onze toekomst. Niet alleen worden aarde, lucht en water vervuild, maar ook onze zielen. Hoewel ons doopsel ons proces van bevrijding heeft in gang gezet, is er nog steeds in ons een onverklaarbare heimwee naar de slavernij, een soort aantrekkingskracht tot de zekerheid van het bekende, ten koste van onze vrijheid.
In het Exodusverhaal is er een cruciaal detail: het is God die ziet, wordt geraakt en bevrijdt; Israël vraagt hier niet om. Farao verstikt dromen, belemmert het zicht op de hemel, doet alsof deze wereld, waarin de menselijke waardigheid wordt vertrapt en authentieke relaties worden ontkend, nooit kan veranderen. Hij slaagt erin om alles aan zichzelf te binden. Laten we ons de vraag stellen: Wil ik een nieuwe wereld? Ben ik bereid om mijn compromissen met het oude achter me te laten? Het getuigenis van veel van mijn broeders bisschoppen en van een groot aantal mensen die zich inzetten voor vrede en gerechtigheid, overtuigt me er steeds meer van dat ik een tekort aan hoop moet bestrijden. Een tekort aan hoop verstikt de dromen en de stille schreeuw die opstijgt naar de hemel en het hart van God raakt. Dit tekort aan hoop is niets anders dan terugverlangen naar de slavernij die Israël in de woestijn verlamde en verhinderde om vooruit te komen. Een exodus kan worden onderbroken. Hoe kunnen we anders verklaren dat de mensheid, die de drempel van universele broederschap heeft bereikt, en ook een niveau van wetenschappelijke, technische, culturele en juridische ontwikkeling die de waardigheid van iedereen kan garanderen, nog steeds ronddwaalt in de duisternis van ongelijkheid en conflict?
God heeft nog steeds geduld met ons. Laten we de veertigdagentijd verwelkomen als een genadevolle tijd waarin Hij ons eraan herinnert: Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij heeft bevrijd (Ex 20,2). De veertigdagentijd is een periode van bekering en vrijheid. Jezus zelf, zoals we ieder jaar op de eerste zondag van de veertigdagentijd gedenken, werd door de Geest naar de woestijn geleid om zijn vrijheid op te proef te stellen. Veertig dagen lang zal Hij voor ons en met ons zijn: Hij is de mensgeworden Zoon. In tegenstelling tot de farao wil God geen onderdanen maar zonen en dochters. De woestijn is de plek waar onze vrijheid kan evolueren naar een persoonlijke keuze om niet terug te vallen in de slavernij. Tijdens de veertigdagentijd ontdekken we nieuwe onderscheidingscriteria en een gemeenschap waarmee we een weg kunnen inslaan die we nog nooit eerder hebben bewandeld.
Dit brengt echter strijd met zich mee zoals duidelijk wordt in het boek Exodus en de beproevingen van Jezus in de woestijn. De stem van God, die zegt: Jij bent mijn geliefde Zoon (Mc 1,11), en Vereer naast mij geen andere goden (Ex 20,3) wordt tegengesproken door de vijand en zijn leugens. Afgoden, angstaanjagender dan de farao, kunnen worden gezien als zijn stem die in ons spreekt. Almachtig zijn, door iedereen bewonderd worden, over anderen heersen: iedereen weet hoe verleidelijk die leugen kan zijn. Het is een gemakkelijk begaanbare weg. We kunnen ons hechten aan geld, projecten, ideeën of doelen, onze positie, tradities, of zelfs bepaalde personen. Maar in plaats van ons vooruit te helpen, verlammen ze ons. In plaats van ons dichter bij elkaar te brengen, drijven ze ons uit elkaar. Echter, er is een nieuwe mensheid, een volk van kleine en nederige mensen die niet zijn bezweken voor de verleidingen van de leugen. Terwijl afgoden degenen die hen dienen stom, blind, doof en verlamd maken (cf. Ps 114,4), zijn de armen van geest ontvankelijk en alert: een stille kracht van het goede die de wereld geneest en in stand houdt.
Het is tijd om te handelen. In de veertigdagentijd betekent dit ook even halt houden. We staan stil in gebed om het woord van God te ontvangen en, net als de Samaritaan, stoppen we bij een gewonde broeder of zuster. Liefde voor God en liefde voor de naaste vormen één liefde. Geen andere goden hebben, betekent in Gods aanwezigheid stilstaan bij onze naaste. Daarom zijn bidden, aalmoezen geven en vasten geen drie afzonderlijke handelingen, maar één beweging van openheid en zelf-ontlediging, waarbij we de afgoden die ons belasten en de gehechtheden die ons gevangen houden, van ons afwerpen. Dan zal ons uitgeputte en vereenzaamde hart herleven. Vertraag dus en neem een pauze! De contemplatieve dimensie van het leven, die de veertigdagentijd ons helpt herontdekken, zal nieuwe energieën vrijmaken. In Gods aanwezigheid worden we broeders en zusters, gevoeliger voor elkaar. We vinden metgezellen en tochtgenoten in plaats van tegenstanders en vijanden. Dit is Gods droom, het beloofde land waarnaar we op weg zijn zodra we onze slavernij achter ons hebben gelaten.
De synodale vorm van de Kerk, die we in deze jaren herontdekken en cultiveren, suggereert dat de veertigdagentijd ook een tijd is voor gezamenlijke beslissingen. Dit kunnen zowel kleine als grote beslissingen zijn die tegen de stroom in gaan. Deze keuzes kunnen het dagelijkse leven van individuen en hele buurten transformeren. Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop we goederen verwerven, zorg dragen voor de schepping en streven naar inclusie van diegenen die ongezien blijven of gemarginaliseerd worden. Ik nodig elke christelijke gemeenschap uit om precies dit te doen: om haar leden momenten te bieden waarin ze hun levensstijl kunnen heroverwegen, en hun aanwezigheid in de samenleving en hun bijdrage aan de verbetering ervan, kunnen evalueren. Het zou jammer zijn als onze christelijke boetedoening zou lijken op wat Jezus bedroefde. Hij zegt ook tegen ons: Wanneer jullie vasten, doe dan niet als de huichelaars met hun sombere gezichten, want zij vertrekken hun gezicht om iedereen te laten zien dat ze vasten (Mt 6,16). Laten we in plaats daarvan anderen blije gezichten laten zien, hen de geur van vrijheid laten opvangen en hen de liefde laten ervaren die alles vernieuwt, te beginnen met de kleinste en meest voor de hand liggende dingen. Dit kan gebeuren in elke christelijke gemeenschap.
Naarmate deze veertigdagentijd een tijd van bekering wordt, zal een verontruste mensheid een uitbarsting van creativiteit ervaren: de dageraad van een nieuwe hoop. Laat me herhalen wat ik afgelopen zomer tegen jongeren in Lissabon zei: Blijf zoeken en wees bereid om risico’s te nemen. Op dit moment in de geschiedenis zijn de uitdagingen enorm, we horen de pijnlijke jammerklachten van zoveel mensen. We maken inderdaad een derde wereldoorlog mee die in stukjes wordt uitgevochten. Maar laten we de moed vinden om de wereld niet te zien als een wereld die stervende is, maar als een wereld die geboren wordt, niet aan het einde maar aan het begin van een groot nieuw hoofdstuk van de geschiedenis. We hebben moed nodig om zo te denken (Toespraak tot universiteitsstudenten, 3 augustus 2023). Dit is de moed van bekering, geboren uit het opstaan uit de slavernij. Want geloof en naastenliefde nemen de hand van dit kleine meisje hoop vast. Ze leren haar lopen en tegelijkertijd trekt ze hen vooruit![1]
Ik zegen jullie allemaal op jullie tocht tijdens de veertigdagentijd.
Paus Franciscus
(vertaling overgenomen van kerknet.be)
[1] Cf. Charles Péguy, Le porche du mystère de la deuxième vertu, in Œuvres poétiques et dramatiques, Gallimard, Parijs, 2014, p. 613.