Voorwoord Abt
Op weg
‘Mensen van de weg’, dat is een van de oudste benamingen voor de volgelingen van Jezus. Paulus gebruikte die aanduiding toen hij nog als Saulus tegen de leerlingen te keer ging. Sla er Handelingen 9,2 maar op na.
‘Mensen van de weg’, dezer dagen heeft paus Franciscus de start gegeven voor het synodaal proces. Dat klinkt voor deze en gene als de zoveelste nieuwigheid van de paus, maar dat is dus een vergissing. Heel de Schrift spreekt van Gods volk onderweg en de uitdrukking ‘mensen van de weg’ onderstreept dat nog eens.
‘Mensen van de weg’, de paus onderstreept dat we samen op weg zijn, en dan maakt het niet uit of we pastoor, bisschop, dokter, bakker of huisvrouw zijn. Sámen op weg, want als het ieder voor zich is, of de een boven de ander, dan wordt het een heilloze weg.
‘Mensen van de weg’, samen op weg, samen de weg zoeken, samen ook hoop putten uit de Schrift en uit het onderling gesprek . We hebben elkaar broodnodig om dat pad zonder verdwalen, maar ook aanstekelijk te gaan.
‘Mensen van de weg’, samen naar elkaar luisteren, want niemand heeft de waarheid en de wijsheid in pacht, samen optrekken om te onderscheiden waartoe de Geest ons roept, samen vieren ook om elkaar te bemoedigen en gaandeweg ook tijd vrijmaken voor stilte en aanbidding, dat wij ruimte geven aan Hem die groter is dan ons hart, die groter is dan ons eigen gelijk, en die ons geschapen heeft voor een gemeenschap die beeld is van Zijn scheppende liefde.
‘ Mensen van de weg’, “voor Hem in deemoed, met Hem in geloof, in Hem in stilte”.
Abt Thijs Ketelaars