Waken in Getsemane
Paus Franciscus schreef een inspirerende homilie om deze dagen te beginnen. Een verhaal dat voorbij Getsemane gaat. Niet door er aan voorbij te gaan, maar er juist doorheen te gaan en er een tijd te verblijven. Lees hier de hele tekst. De Afbeelding is van onze Oekrainse vrienden Oleksandr Klymenko en Sonya Atlantova.
Preek van Paus Franciscus voor Palmzondag 2024
Er is een moment in het lijdensverhaal dat ons misschien wel meer dan enig ander moment in staat stelt om binnen te gaan in de geest en het hart van Jezus; om naast zijn uiterlijke lijden ook zijn innerlijke lijden te zien. Getsemane toont een “verdichting” van heel het lijdensverhaal. De Heer zweette er bloed (vgl. Lc 22,44), maar naast het lijden van het lichaam begon ook het lijden van de ziel: “Mijn ziel is bedroefd ten dode toe” (Mc 14,34), zei hij tegen zijn leerlingen. Getsemane markeert ook een keerpunt in zijn relaties: was hij voorheen gevolgd door de menigte en omringd door de discipelen, nu wordt hij mishandeld en alleen gelaten. Zij die zoals Petrus hadden gezegd dat ze hun leven voor hem zouden geven, vluchtten; “de leerlingen,” zegt de tekst, “verlieten hem en vluchtten allen” (Mc 14,50). In Getsemane wordt bovendien het verraad van de vriend een feit, en op de meest pijnlijke manier geopenbaard, met de kus van Judas (vgl. Mc 14,45).
In deze eenzaamheid, door iedereen in de steek gelaten opent zich een afgrond van verdriet in Jezus’ hart. De tekst zegt zelfs dat hij op de grond viel (vgl. Mc 14,35), wankelend alsof hij gebukt ging onder een ondraaglijk gewicht. Het was paniek in het aangezicht van het lijden dat hem te wachten stond en waarvan hij de Vader vroeg om verlost te worden (vgl. Mc 14,36), maar het was ook de last van een gevoel van mislukking: Als de mens zo onstandvastig is en teleurstelt, rijst een verontrustende vraag: wat als al dit offer tevergeefs was? Wat als al deze liefde niets zou veranderen? De evangeliën spreken van een strijd die Jezus aanging (vgl. Lc 22,44), alsof hij het gewicht van de zonde van de wereld op zich voelde, de doodsstrijd vanwege de verwerping van de mens.
Hij voelde “angst en vrees” (Mc 14,33). Hij die ons had uitgenodigd niet bang te zijn (vgl. Mt 10,26 e.v.), voelt nu angst; hij die in vertrouwen had geleefd (vgl. Mt 6,25 e.v.), wordt overvallen door twijfels; hij die zojuist tegen zijn leerlingen had gezegd: “Laat uw hart niet verontrusten” (Joh 14,1), is ontsteld. De werkwoorden die de evangelist Marcus gebruikt, duiden op isolement, afstand en verlatenheid en verwijzen naar het mysterie van extreme eenzaamheid zodat Jezus aan het kruis zal uitroepen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten” (Mc 15,34).
Broeders en zusters, hoe kunnen we dit uitleggen? Op slechts één manier: de Heer is die afgrond van pijn, mislukking, angst en zonde doorgegaan om onze menselijke toestand tot het einde toe te delen en ons zo te redden, door ons niet langer alleen te laten, maar door ons juist daar te komen verlossen waar we weggezonken waren. Ook wij gaan soms Gethsemane binnen, in ervaringen van uiterlijke en innerlijke duisternis, waar alles op ons af lijkt te komen: door slecht nieuws, ziekte, het verlies van een geliefde, om zoveel redenen. Maar nu weten we dat we er niet meer alleen voor staan: Jezus heeft dat allemaal voor ons doorgemaakt.
En vandaag wijst hij ons de weg om ons Gethsemane te veranderen in tuinen van verrijzenis. Terwijl hij elk uitzicht en iedere zin verliest, hecht hij zich aan zijn Vader, aan dienst wil. Terwijl alle gevoelens in opstand komen, klampt hij zich vast aan de beslissende ervaring: het gebed. In de donkerste nacht maakt hij plaats voor dit licht. En stevig vastgeklonken aan de Vader verandert hij het lijden dat wij hem hebben aangedaan in verlossing voor ons. Hij leert ons dat we God altijd moeten opzoeken, vooral in momenten van zijn schijnbare afwezigheid: want als we ruimte voor hem maken, zal hij ons Gethsemane vullen met zijn aanwezigheid.
Daarom bidt Christus tot de Vader en vraagt hij de leerlingen om te bidden. Hij neemt Petrus, Jakobus en Johannes mee, de drie die hem op de berg in luister zagen, om hem te Getsemani in zijn ontluistering te begeleiden. Met hen bij zich dringt hij aan: “Blijft hier en waakt” (Mc 14,34), “waakt en bidt” (Mc 14,38). Gebed is de zachte kracht die God in staat stelt om onze levens en onze wereld te veranderen; het is de open deur die hem in staat stelt om de geschiedenis binnen te komen. Maar de oproep tot gebed wordt belemmerd door twee verleidingen: slaap en het zwaard.
Slaap. Jezus vraagt hen “te waken”, en de leerlingen slapen. Hun slaap is ook een slaap van de ziel. Ze sluiten hun ogen voor de Meester die lijdt, voor de Heer die zich opoffert, voor het kwaad van de wereld dat Hem aanvalt. Maar ook voor ons, die denken dat het kwaad alleen bestaat uit wat we doen, terwijl het ook nalatigheid, afstand en onverschilligheid is. Ons afwenden, aan de kant blijven staan in plaats van op te staan en Gods werk te steunen met gebed en hen die lijden met liefde, is een fout. We moeten vechten tegen het gevaar om alleen aan onszelf te denken, tegen de slaperigheid van de ziel, tegen het verlammend gevoel dat wij slachtoffer zijn, tegen onze ogen die zwaar geworden zijn door de teleurstellingen van het leven. Jezus zoekt bondgenoten in zijn strijd: in Getsemane gaat hij drie keer naar de leerlingen, maar drie keer vindt hij ze slapend. Zijn uitnodiging blijft onveranderd: bid om wakker te blijven. Ja, want gebed wekt de zin voor het leven en opent onze ogen voor de pijn van onszelf en die van anderen; het gebed geeft ons kracht in onze zwakheid en stelt ons in staat om zelfs in de moeilijkste situaties verbonden te blijven met God. Als we daarentegen niet bidden, gaat het met ons zoals met de leerlingen, die eerst slapen en dan op de vlucht slaan.
En nu komen we bij de tweede verzoeking: het zwaard. In Getsemane wordt Christus als een dief gearresteerd, “met zwaarden en knuppels” (Mc 14,48), maar hij moet ontroostbaar aanzien hoe een van de zijnen het zwaard trekt, de dienaar van de hogepriester treft en diens oor afslaat (vgl. Mc 14,47). Zoveel onderricht en voorbeeld, zoveel liefde gepredikt en geleefd, het lijkt tevergeefs te zijn geweest. Jezus smeekt om de zachte kracht van het gebed, en de zijnen nemen het zwaard op. Hij zegt geduldig: “Doe je zwaard weg, want iedereen die het zwaard opneemt, zal door het zwaard omkomen” (Mt 26,52). Noch de slaap die ons ertoe brengt om weg te rennen voor problemen, noch het zwaard dat ons ertoe brengt om problemen te lijf te gaan met woede en razernij, zijn de wegen van Jezus. Hij vraagt ons om bij Hem te blijven en zijn zachtmoedigheid te belichamen.
Waakt en bidt. De uitnodiging staat in het meervoud en is aan ons gericht. In een tijd waarin veel mensen zichzelf als slachtoffer zien en bijna niemand als dader, terwijl het korte lontje van de haat de mensheid doet terugdeinzen , is het de missie van gelovigen om te getuigen van het heil van Jezus. Hij vraagt ons om ons niet te laten verdoven door onverschilligheid, om ons niet te laten overweldigen door onverdraagzaamheid, om onze roeping niet op te geven: om met hem en zoals hij te waken in het Gethsemane van de mensheid, te bidden voor hen die niet bidden, boete doen voor hen die de weg van de vrede weigeren, hen helpen die lijden, in het besef dat het zwaard niets oplost, niets verbetert en alles erger maakt. Laten we bidden, broeders en zusters: als we dit niet doen, wie zal onze tijd dan aan Gods handen toevertrouwen? Wie zal in deze genadeloze tijden, waarin wij leven, zijn barmhartigheid en liefde tonen? Hoe zwak ze ook zijn in de ogen van de wereld, we moeten geloven dat de middelen die Jezus aangeeft, licht brengen in de duisternis, zoals Pasen laat zien. Laten we bidden, niet om onze God, die liefde is, gunstig te stemmen, maar om ons “ik” gunstig te stemmen, dat verleid wordt door de slaap van onverschilligheid en het zwaard van geweld. Laten we bij Jezus blijven: laten we de tijd aan Hem toewijden, laten we hem onze tijd geven om te bewonen.
Vertaling: Sint-Adelbertabdij, Egmond-Binnen