Preek 21 april 2024
Vandaag is het roepingenzondag. Wij denken dan spontaan aan roepingen voor het kerkelijk ambt en voor het religieuze leven. Dat is prima, maar er is natuurlijk meer! Van welke schapen wil de Heer de Goede Herder zijn? Hij heeft zijn leerlingen uitgezonden over de hele wereld, tot aan de uiteinden van de aarde? Hen opgedragen om ieder van Hem te vertellen, de boodschap te brengen dat God liefde is en van mensen houdt, en voor zijn schapen te zorgen, tot in de verste uithoeken van de wereld, in de buitengebieden, in de struikgewassen, in het gebergte en het geboomte, om hen te beschermen tegen alle gevaren die hun welzijn bedreigen? Jezus is de goede herder, en Hij kent zijn schapen, en houdt van hen.
“Ik ben de Goede Herder… Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij.” Een herder kent zijn schapen, zoals een boer zijn koeien kent. En deze kennis is wederzijds: de schapen kennen hun herder. Zonder die herder lopen zij verloren, ten prooi aan duizend gevaren. Het bewustzijn van die zending heeft in het verleden een sterk missionair elan opgewekt. Vanuit Europa, bijzonder vanuit ons land, zijn duizenden uitgetrokken om Christus te leren kennen. De boodschap is niet altijd goed verstaan, ook niet altijd goed begrepen, maar er is veel goeds tot stand gebracht. Het is ook niet gemakkelijk de Heer goed te begrijpen. De apostelen hebben er veel tijd voor nodig gehad. In het evangelie van Matteüs kunnen we een passage lezen die heel Johanneisch is: “Alle dingen zijn Mij door mijn Vader gegeven, en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon en degene aan wie het de Zoon behaagt Hem te openbaren” (11,27). In het Vierde evangelie, in de gelijkenis van de Goede Herder die zijn leven geeft voor zijn schapen, wordt het thema van de wederzijdse kennis van de Vader en de Zoon aangevuld met dat van de wederzijdse kennis van de Goede Herder Jezus en de schapen, zijn leerlingen, en wordt er een parallel getrokken tussen de wederzijdse kennis van de Vader en de Zoon en de wederzijdse kennis van Jezus en zijn leerlingen: “Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken.”
Kennis verwerf je door langdurige omgang. Door te luisteren naar de ander. En door te volgen.
Een echte leerling volgt Jezus; hij volgt Hem, dat wil zeggen, hij volgt zijn voorbeeld en volgt Hem na, en vervult zijn geboden, zoals Jezus in alle dingen de wil, de geboden, van zijn Vader vervult. In dit opzicht is Jezus het type van de volmaakte discipel. We zijn uitgenodigd Hem na te volgen, te doen wat Hij deed en Hem te gehoorzamen om een echte discipel naar Zijn beeld te worden. Ook wij hebben daar een leven voor nodig. In de Bijbel duidt wederzijdse kennis op wederzijdse liefde: “Ik ken mijn schapen”, zegt Jezus,… en ik geef mijn leven voor hen… En de Vader heeft mij lief, omdat ik mijn leven afleg.”
Als hij sterft, is dat omdat hij dat wil, Hij geeft zijn leven. Ondanks de schijn neemt niemand Hem zijn leven af. Hij heeft de macht om het te geven en terug te nemen, omdat hij de absolute meester van zijn leven is. In de Hof van Olijven zal hij tegen degenen die hem komen arresteren zeggen: “Als u mij zoekt, laat deze (mijn discipelen) dan gaan.”
‘Ik heb nog andere schapen, die niet van deze kudde zijn; ook deze moet ik leiden, en zij zullen mijn stem horen, en er zal één kudde en één herder zijn.’
Zusters en broeders, laten we op deze zondag van de Goede Herder bidden dat de door Jezus onze Herder deze zo gewenste eenheid groeien mag. Het verlangen naar die eenheid mag geen strijd worden welke partij het gelijk aan haar kant heeft, wie in het verleden de grootste steken heeft laten vallen. Het moet een helder besef zijn dat wij allen één Herder hebben, één God die ons liefheeft en wiens kinderen wij zijn. Alle mensen zouden moeten beseffen dat Jezus de herder is van alle kinderen van Adam, dat ieder mens door Hem geroepen en bemind, dat Jezus voor ieder mens zijn leven gegeven heeft, dat wij allemaal kinderen van God zijn, hoever afgedwaald, hoezeer in duistere onwetendheid verloren. En dat het de mooie roeping van ambtsdragers is om deze waarheid bekend te maken, om mensen te bevrijden uit hun verlorenheid en eenzaamheid, en de vreugdeboodschap te brengen dat wij kinderen zijn van God.
Bij zijn bittere kruisdood beloofde Jezus aan het kruis aan de medegekruisigde rover aan zijn zijde ‘Heden zult gij met Mij zijn in het paradijs’. Dan is er toch hoop voor ieder mens. Onze eenheid ligt in die gemeenschappelijke roeping. Het is de roeping van ieder van ons die algemene heils wil als Gods diepste verlangen kenbaar te maken Een wonderlijk mooie, maar ook urgente opdracht en een grote verantwoordelijkheid naar elkaar: de Naam van onze herder bekend te maken, elkaar vertrouwd te maken met zijn stem, elkaar van Hem te vertellen, zijn Naam hoog te houden in onze gemeenschap? En niet enkel als een boodschap voor het hiernamaals, maar de opdracht voor dit leven, en onze diepste waarheid. Zusters en broeders wat een mooie roeping. Als wij dat zouden inzien zou onze wereld er anders uitzien. Laten wij bidden dat we haar mogen begrijpen, aanvaarden, en waarmaken.
br. Gerard Mathijsen osb