Column Renée Braams

THUISKOMEN BIJ DE PSALMEN 2

Ik heb nu, in de weken na de verhuizing, nog wel wat angstig gespannen schouders, en mijn man nog erger. Dat komt omdat het bange kind in ons vraagt: mag dit eigenlijk wel? Mag je zomaar ontslag nemen (hij)? Mag je, omdat je naar Egmond-Binnen wilt, zomaar je cantorij en je pianoleerlingen in de steek laten (ik)? Als je opgevoed bent met weinig gevoel dat je recht hebt om te bestaan, zoals wij, dan lijkt het of we megalomane verlangens in daden hebben omgezet.

In de abdijkerk voel ik altijd dat ik er mag zijn, maar dat is voor mij dus nooit een vanzelfsprekendheid. De psalmen die me nu geruststellen zijn, nu ik hier woon, ineens niet de klaagpsalmen, maar juist de lofpsalmen.

Maar allereerst een ode aan de klaagpsalmen. In de acht jaar dat ik halfjaarlijks in het gastenhuis logeerde, hoorde ik eigenlijk alleen de psalmen waarin klagen, of smeken, de hoofdmoot vormt. Psalm 22 was favoriet, ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten’, de woorden die Jezus bad aan het kruis. Ik roep, en Gij blijft zwijgen, schreeuwt de psalmist uit, en wat me zo treft en troost in de manier waarop hij dat doet, is de hartgrondigheid, de eerlijkheid. Op het klagen van je nood ligt voor mij toch wel een groot taboe … als iemand vraagt hoe het gaat, zeg je dat het goed gaat, of z’n gangetje, je lucht niet gauw je hart over de plagen die jou en je naasten treffen.

Zo niet de psalmist: een worm ben ik, geen mens, zegt die, en ‘een stuk potscherf, zo droog is mijn keel en mijn tong voelt gekleefd in mijn mond: stof des doods – daarin laat Ge mij liggen’. Ik kon er al die jaren geen genoeg van krijgen, van zulke smartelijke klaagzangen, die altijd toch uitlopen op een zich toevertrouwen aan Hem die voor ons zorgt.

Maar nu ik hier woon, is het ineens een psalm waarin het niet draait om klagen maar om loven, die me het meest raakt. Psalm 65, ‘U gewijd zij stilte en lofzang’, zó vaak heb ik de broeders deze woorden al horen zingen in de vespers, over de beek van Gods regen die overvloeit, over het gras van de steppen dat zo heerlijk groent, over de velden die overdekt zijn met schapen.

Nu hoor ik dat ik me één mag voelen met die schapen, precies in de juiste proportie. Geen worm ben ik, en geen koninginnenpage, maar gewoon, een vriendelijke rups.

Renée Braams

Volgend artikel Bekijk het overzicht
Gastenverblijf
Een plaats van gebed en ontmoeting, van rust en stilte, waar iedereen zich thuis mag voelen en op adem mag komen.
Meer informatie