1100 jaar religieus leven

De Abdij van Egmond viert 1100 jaar religieus leven. Tegenwoordig woont een kleine groep monniken in de abdij. Wat is de toekomst van deze plek waar al eeuwen wordt gebeden?

Interview Stijn Fens (verschenen in Trouw 9 juli 2022)

Als je niet zou weten wat zich achter de heg afspeelt, zou je er op deze mooie zondagochtend op je recreatieve fietstocht zo maar langsrijden. Het is feest op de Sint-Adelbertusakker in Egmond-Binnen. Een idyllische plek aan de rand van de duinen, genoemd naar de heilige Adelbert die in deze streek ooit het christendom aan de man bracht en verschillende mensen op wonderbaarlijke wijze zou hebben genezen. Samen met Willibrord zou hij vanuit Ierland in de achtste eeuw de overtocht hebben gemaakt. Hij stierf rond 740. Rond zijn graf ontstond een cultus die nog altijd voortduurt.

Op deze laatste zondag van juni wordt zijn feestdag gevierd en dat gebeurt deze keer extra feestelijk. Dit jaar is het 1100 jaar geleden dat het gebeente van Adelbert hier op deze akker werd opgegraven en overgebracht naar een kerkje iets verderop. Het begin van het religieus leven hier in Kennemerland dat nog altijd wordt belichaamd door een kleine groep benedictijner monniken die dag in dag uit bidden en werken onder bescherming van hun patroon.

Stukje van de rechterarm
De klapstoeltjes op de akker zijn bijna allemaal bezet. Links, onder de bomen, zitten de leden van Fanfare Eensgezindheid uit Egmond-Binnen in hun blauwe pakken, die de mis zullen opluisteren met hun muziek. Het is te doen in de kapel. Achter het altaar staat Ad van Luyn, emeritus bisschop van Rotterdam, met naast hem vader-abt Thijs Ketelaars. Zijn medebroeders van de Sint-Adelbertabdij zijn niet ver. Drie van hen vormen een schola, een koor, anderen zitten de verspreid tussen de kerkgangers. Het is toch vooral hun feest.

Voor de kapel staat een kistje met daarin delen van de rechterarm van Adelbert die deel uitmaken van zijn relieken. Straks na de viering zal het in een plechtige processie weer naar huis worden gebracht volgens dezelfde route als elfhonderd jaar geleden.


Feestelijke mis op de Sint-Adelbertusakker vlak bij de abdij in Egmond gevolgd door een processie.

Omkijken naar anderen
“Adelbert spreekt aan door zijn alledaagsheid”, zegt broeder Thijs een paar dagen voor het grote feest. We zitten in de tuin van de abdij. De abt praat zacht en kiest zijn woorden zorgvuldig. “Er wordt nu veel gesproken over missionair zijn, parochies moeten missionair zijn, en gelovigen moeten leerlingen van Christus worden. Adelbert heeft ons geleerd om gewoon het evangelie te leven. Omkijken naar anderen, dat is het. Dat wil deze Abdij ook doen.”

De naam van Adelbert en alles waar hij voor staat leeft nog in Egmond en ver buiten de dorpsgrenzen. Daarom is er nu een magazine dat zijn naam draagt. Een eerbetoon aan 1100 jaar bidden en werken op de plek die hij met zijn leven en faam ingrijpend heeft getekend. “We willen met het tijdschrift laten zien dat hier samen met en rond de monniken wordt geleefd en gewerkt aan een gastvrije en evangelische plek.”

Broeder Thijs woont al 55 jaar in de Abdij. Al jong had hij roeping tot het religieuze leven. Hij wilde bidden in een groep, maar ook met z’n handen werken. Het aloude benedictijnse adagium ‘Ora et labora’, bid en werk. Dus maakte hij een rondgang langs benedictijnenabdijen in Nederland. “Ik vond het aanvankelijk vreselijk hier in Egmond. Dat grote gebouw en dat vlakke land eromheen. Na een jaar heb ik tegen mezelf gezegd: ‘Thijs, waarom treed je in? Treed je in het voor het gebouw of voor een groep monniken met wie je wil samenleven? Nee, voor de mensen’, was mijn antwoord. Toen ben ik hier ingetreden en ben er nog elke dag gelukkig.”


De broeders van de abdij gaan voorop met het processiekruis en de lantaarns.

Elf broeders
Twee jaar is hij nu abt. “Je moet midden tussen de broeders staan, maar je hebt wel – en dat is soms lastig – een eigen verantwoordelijkheid. Die mag je niet ontlopen. In sommige gevallen is de laatste beslissing aan jou.” Hij vertelt dat mensen hem vaak vragen met hoeveel monniken ze zijn, beter gezegd: nóg zijn. Vindt hij dat een leuke vraag? Hij wacht even met antwoorden en wijst op een haas die even verderop de tuin doorkruist. “Dat is geen leuke vraag, want je kunt niet zeggen dat je met z’n twintigen of dertigen bent. We zijn met tien broeders hier. Ik moet zeggen elf, want juist vandaag wordt er een nieuwe broeder ingekleed. We hebben gelukkig nog een aantal relatief jonge broeders, jong in monastieke zin dan.”

Een abdij heeft van oudsher iets van een vrijplaats voor zinzoekers, maar is er ook voor degenen die denken het al gevonden te hebben. Een vluchtheuvel, niet strak ingebed in de hiërarchie van de katholieke kerk met haar bisschoppen en alle regels. “Uitnodigend kerk zijn”, benoemt broeder Thijs het spirituele DNA van de Sint-Adelbertabdij. “We zetten de deur open en zeggen uitdrukkelijk niet: ‘Jij mag wel naar binnen en jij niet’. Onze vieringen en gebedsmomenten zijn openbaar en hier komen mensen van allerlei slag. Katholieken, protestanten, oudkatholieken en God weet wat. Als het om de communie gaat, hanteren wij een evangelisch beleid. Als iemand in het sacrament gelooft, gaan wij niet tussen de Heer en de communicant staan.”

Ademen
Het gastenhuis van de abdij zit altijd vol. In die zin waren de coronajaren zwaar. Juist op zo’n moment is gastvrijheid zo nodig. Broeder Thijs: “Mensen komen hier voor een paar dagen rust. Even weg uit de hectiek en het lawaai. Velen komen ook om zich bij ons gebed aan te sluiten. Niets is hier verplicht. Je mag hier ademen. In die vrijheid, ver weg van alles, gebeuren er mooie dingen.”

Maar abdijen zijn tegenwoordig meer dan alleen plekken om te bidden en om God te vinden. Het zijn kleine bedrijven geworden en dat geldt ook voor de abdij van Egmond. De kost moet verdiend worden. Zo heeft de Sint-Adelbertabdij de ‘Benedictushof’, gelegen achter de abdij, waarin een kaarsenmakerij, een kunstatelier, een grote abdijwinkel en een horecagelegenheid is ondergebracht. “Hopelijk trekt het weer aan na corona”, zegt broeder Thijs.

Bij het bestieren van al deze wereldse zaken wordt de abt geholpen door een aantal vaste medewerkers van buiten en tientallen vrijwilligers. Ze verkopen boeken in de abdijwinkel, helpen bij de productie van de kaarsen of werken in de tuin. “Alleen de tuinploeg bestaat al uit ruim twintig mensen. Ze zijn niet allemaal katholiek. Ze hebben iets met ons als monniken. Zonder dat ze hier nou de kerk platlopen, vinden ze dat wat wij doen belangrijk is. Ze hebben voeling met deze plek, er hangt een specifieke sfeer. Dat komt natuurlijk door de prachtige natuur om ons heen. Aan de andere kant: als hier duizend jaar wordt gebeden, doet dat iets met een plek.”


De processie voert door Egmond-Binnen

Perkamenten briefjes over vriendschap
Terug naar die zondagochtend en de feestelijke viering op de Adelbertusakker. Naarmate die voortduurt komen er nog mensen aanfietsen. Het heeft iets informeels. Na een uur is het klaar, wordt de zegen gegeven en met een aantal strikte aanwijzingen de processie gevormd. Voorop broeders van de Abdij met het processiekruis en lantaarns. Daarachter de eerste voorbidder, de net ingeklede broeder Johannes, daarachter het eerste deel van de aanwezigen en vervolgens misschien wel het belangrijkste: de schrijn met de relieken van Adelbert.

Die schrijn wordt gedragen door kinderen van de plaatselijke basisschool. Dat is best nog een zware last. Zij dragen namelijk ook nog een eigen soort van relieken mee. Perkamenten briefjes met daarop teksten over vriendschap die ze met hun klasgenoten tijdens een speciaal ‘Adelbert-project’ hebben geschreven. Achter de kinderen volgen dan nog de voorgangers, onder wie broeder Thijs, de Fanfare ‘Eensgezindheid’, een tweede voorbidder en de rest van de aanwezigen.


De schrijn wordt gedragen door kinderen van de plaatselijke basisschool. 

Gelukkige gemeenschap
En zo trekt de biddende stoet van een paar honderd meter over de Sint-Adelbertusweg door het vlakke land, verwonderd gadegeslagen door de mensen langs de kant. Het geluid van de processie komt en gaat en verandert om de paar meter van karakter. Zo hoor je op het ene moment een flard van een gebed, en later het bescheiden koper van de fanfare. Maar altijd is er het geluid van stevige schoenen en sandalen op het wegdek. Even wordt het spannend als de drukke provinciale weg moet worden overgestoken, maar in gele hesjes gestoken Bhv’ers zorgen ervoor dat de stoet veilig aan de overkant komt. Een paar minuten later is Adelbert weer thuis in de Abdij en wordt er koffiegedronken tijdens een tuinconcert. Een gelukkige gemeenschap is bij elkaar.

Toch heeft broeder Thijs wel zorgen. Niet alleen over de vitaliteit van de groep, maar ook over de kosten van het imposante gebouw. Dat is een financiële last. “Kloosters zijn belangrijk voor de kerk en samenleving. Ik hoop dat dit charisma levend blijft. Dat hier mensen blijven leven en bidden. De groep hoeft niet per se groot te zijn, maar er is een grens om zo’n plek van gastvrijheid open te houden.”

“Ik hoop dat we allerlei mensen, zoals vrijwilligers en kerkgangers, als cirkels rond ons als monniken kunnen blijven verzamelen. Zo krijg je een soort alternatieve parochie. Aan de andere kant: ik geloof niet zo in de maakbaarheid van het leven. Bij mijn aantreden heb ik gezegd: ‘Ik ben niet degene die Egmond zal redden. Ik ben de Messias niet. Ik ben de ezel waar de Messias op zit. Hij moet zeggen waar we moeten lopen.’”

Volgend artikel Bekijk het overzicht
Gastenverblijf
Een plaats van gebed en ontmoeting, van rust en stilte, waar iedereen zich thuis mag voelen en op adem mag komen.
Meer informatie