Conferentie T. Radcliffe (deel 2)

In aanloop op de synode heeft Timothy Radcliffe een aantal conferenties gegeven. Bij deze delen we met jullie de vertaling van Abt Gerard van het tweede deel. We proberen de komende dagen alle conferenties te vertalen en te delen.

De broeders wensen iedereen veel goeds en vragen jullie om gebed voor deze synode.

PAX!

 

‘Thuis in God en God thuis in ons’.

 

We gaan naar deze synode met tegenstrijdige verwachtingen. Maar dit hoeft geen onoverkomelijk obstakel te zijn. We zijn verenigd in de hoop van de Eucharistie, een hoop die alles waar we naar verlangen omarmt en overstijgt.

Maar er is nog een andere bron van spanning. Soms botsen onze opvattingen over de Kerk als ons thuis. Elk levend wezen heeft een thuis nodig om tot bloei te komen. Vissen hebben water nodig en vogels hebben een nest nodig. Zonder thuis kunnen we niet leven. Verschillende culturen hebben verschillende opvattingen over thuis. Het Instrumentum Laboris vertelt ons dat “Azië het beeld voorstelde van de persoon die zijn of haar schoenen uittrekt om over de drempel te stappen als teken van de nederigheid waarmee we ons voorbereiden om God en onze naaste te ontmoeten. Oceanië stelde het beeld van de boot voor en Afrika stelde het beeld voor van de Kerk als de familie van God, die in staat is al haar leden in al hun verscheidenheid toe te laten en welkom te heten”. (B 1.2). Maar al deze beelden laten zien dat we ergens moeten zijn waar we zowel geaccepteerd als uitgedaagd worden. Thuis worden we bevestigd zoals we zijn en uitgenodigd om meer te zijn. Thuis is waar we gekend, geliefd en veilig zijn, maar ook uitgedaagd worden om het avontuur van het geloof aan te gaan.

 

We moeten de kerk vernieuwen als ons gemeenschappelijke thuis als we willen spreken tot een wereld die lijdt onder een crisis van dakloosheid. We verbruiken ons kleine planetaire thuis. Er zijn meer dan 350 miljoen migranten op de vlucht voor oorlog en geweld. Duizenden sterven terwijl ze de zee oversteken op zoek naar een thuis. Niemand van ons kan zich helemaal thuis voelen als zij dat ook niet zijn. Zelfs in rijke landen slapen miljoenen op straat. Jonge mensen kunnen zich vaak geen huis veroorloven. Overal heerst een verschrikkelijke geestelijke dakloosheid. Acuut individualisme, het uiteenvallen van het gezin, steeds grotere ongelijkheid betekenen dat we worden geteisterd door een tsunami van eenzaamheid. Zelfmoorden nemen toe omdat je zonder een thuis, fysiek en spiritueel, niet kunt leven. Liefhebben is thuiskomen bij iemand.

Dus wat leert deze scène van de Gedaanteverandering ons over ons thuis, zowel in de Kerk als in onze ontheemde wereld? Jezus nodigt zijn diepste vriendenkring uit om samen met hem van dit intieme moment te genieten. Ook zij zullen bij hem zijn in de Hof van Getsemane. Dit is de binnenste kring van degenen bij wie Jezus het meest thuis is. Op de berg geeft hij hun een visioen van zijn heerlijkheid. Petrus wil zich aan dit moment vastklampen. Rabbi, het is goed voor ons om hier te zijn; laten we drie woningen maken, één voor u, één voor Mozes en één voor Elia’. Hij is aangekomen en wil dat dit intieme moment beklijft. Maar zij horen de stem van de Vader. ‘Luister naar hem!’ Ze moeten de berg afdalen en naar Jeruzalem lopen, niet wetend wat hen te wachten staat. Ze zullen worden verspreid en naar de uiteinden van de aarde worden gestuurd om getuigen te zijn van ons uiteindelijke thuis, het Koninkrijk. Dus hier zien we twee opvattingen van thuis: de binnenste cirkel die thuis is bij Jezus op de berg en de oproep naar ons uiteindelijke thuis, het Koninkrijk waar iedereen bij zal horen.

 

Soortgelijke verschillende interpretaties van de kerk als thuis verscheuren ons vandaag de dag. Voor sommigen wordt ze gedefinieerd door haar oude tradities en devoties, haar geërfde structuren en taal, de Kerk waarmee we zijn opgegroeid en waar we van houden. Het geeft ons een duidelijke christelijke identiteit. Voor anderen lijkt de huidige Kerk geen veilig thuis te zijn. Ze wordt ervaren als exclusief en marginaliseert veel mensen, vrouwen, gescheiden en hertrouwde mensen. Voor sommigen is ze te westers, te eurocentrisch. Het Instrumentum Laboris noemt ook homo’s en mensen in polygame huwelijken. Zij verlangen naar een vernieuwde Kerk waarin zij zich volledig thuis voelen, erkend, bevestigd en veilig.

Voor sommigen wordt het idee van een universeel welkom, waarin iedereen wordt geaccepteerd ongeacht wie hij of zij is, ervaren als destructief voor de identiteit van de kerk. Zoals in een negentiende-eeuws Engels liedje: ‘If everybody is somebody then nobody is anybody.[1]’ Zij geloven dat identiteit om grenzen vraagt. Maar voor anderen is het juist de kern van de identiteit van de Kerk om open te zijn. Paus Franciscus zei: ‘De Kerk is geroepen om het huis van de Vader te zijn, met deuren die altijd wijd openstaan … waar plaats is voor iedereen, met al zijn problemen en om zich te bewegen naar hen die de behoefte voelen om hun geloofsweg weer op te pakken.'[2]

 

Deze spanning is altijd de kern van ons geloof geweest, sinds Abraham Ur verliet. Het Oude Testament houdt twee dingen in voortdurende spanning: het idee van uitverkiezing, Gods uitverkoren volk, het volk bij wie God woont. Dit is een identiteit die gekoesterd wordt. Maar ook universalisme, openheid naar alle volken, een identiteit die nog ontdekt moet worden.

 

Christelijke identiteit is zowel bekend als onbekend, gegeven en te zoeken. Johannes zegt: ‘Geliefden, we zijn nu Gods kinderen; wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard. Wat we wel weten is dit: wanneer hij geopenbaard wordt, zullen we op hem lijken, want dan zullen we hem zien zoals hij is’ (1 Johannes 3:1 – 2). We weten wie we zijn en toch weten we niet wie we zullen zijn.

 

Voor sommigen van ons is de christelijke identiteit boven alles gegeven, de Kerk die we kennen en liefhebben. Voor anderen is de christelijke identiteit altijd voorlopig en ligt ze in het verschiet terwijl we op weg zijn naar het Koninkrijk waarin alle muren zullen vallen. Beide zijn nodig! Als we alleen benadrukken dat onze identiteit gegeven is – Dit is wat het betekent om katholiek te zijn – lopen we het risico een sekte te worden. Als we alleen de nadruk leggen op het avontuur naar een identiteit die nog ontdekt moet worden, lopen we het risico een vage Jezusbeweging te worden. Maar de Kerk is een teken en sacrament van de eenheid van de hele mensheid in Christus (LG. 1) door beide te zijn. We verblijven nu op de berg en proeven de heerlijkheid. Maar we lopen naar Jeruzalem, die eerste synode van de Kerk.

 

Hoe moeten we deze noodzakelijke spanning beleven? Alle theologie komt voort uit spanning, die de boog buigt om de pijl af te schieten. Deze spanning is de kern van het evangelie van Johannes. God maakt zijn thuis in ons: ‘Zij die mij liefhebben zullen mijn woord bewaren, en mijn Vader zal hen liefhebben, en wij zullen naar hen toe komen en ons thuis bij hen maken’ (14,23). (14,23) Maar Jezus belooft ons ook ons thuis in God: ‘In het huis van mijn Vader zijn vele woningen. Als dat niet zo was, zou ik dan gezegd hebben dat ik ga om voor jullie een plaats te bereiden? (Johannes 14.2).

 

Als we denken aan de Kerk als thuis, denken sommigen van ons in de eerste plaats aan God die thuiskomt bij ons, en anderen aan ons die thuiskomen in God. Beide zijn waar. We moeten de tent van ons medeleven uitbreiden naar hen die anders denken. We koesteren de intieme cirkel op de berg, maar we komen naar beneden en lopen naar Jeruzalem, zwervers en daklozen. ‘Luister naar hem’.

 

God woont dus eerst bij ons. Het Woord is vlees geworden in een Palestijnse Jood uit de eerste eeuw, opgegroeid in de gewoonten en tradities van zijn volk. Het Woord wordt vlees in elk van onze culturen. Op Italiaanse schilderijen van de Annunciatie zien we prachtige huizen van marmer, met ramen die uitkijken op olijfbomen en tuinen met rozen en lelies. Nederlandse en Vlaamse schilders tonen Maria bij een warm fornuis, goed ingepakt om de kou buiten te houden. Wat voor huis je ook hebt, God komt er wonen. Dertig stille jaren lang woonde God in Nazareth: een onbelangrijk achterland. Nathaniel riep vol afschuw uit: ‘Kan er iets goeds komen uit Nazareth’ (Johannes 1.46). Filippus antwoordt slechts: ‘Kom en zie.’

Al onze huizen zijn Nazareth, waar God woont. Charles de Foucauld zei: “Laat Nazareth je voorbeeld zijn, in al zijn eenvoud en breedte… Het leven van Nazareth kan overal geleefd worden. Leef het waar het het nuttigst is voor je naaste.[3]’ Waar we ook zijn en wat we ook gedaan hebben, God komt om te blijven: ‘Zie Ik sta aan de deur en klop. Als je mijn stem hoort en de deur opent, zal ik bij je binnenkomen en met je eten, en jij met mij’ (Openb. 3,20).

 

We koesteren dus de plaatsen waar we Emmanuel hebben ontmoet. God met ons’. We houden van de liturgieën waarin we een glimp hebben opgevangen van de goddelijke schoonheid, de kerken uit onze kindertijd, de populaire devoties. Ik hou van de grote Benedictijnse abdij van mijn school, waar ik voor het eerst de deuren van de hemel voelde opengaan. Ieder van ons heeft zijn eigen Mt Tabor, waarop we een glimp hebben opgevangen van de heerlijkheid. We hebben ze nodig. Dus wanneer liturgieën worden veranderd of kerken worden afgebroken, ervaren mensen veel pijn, alsof hun thuis in de Kerk wordt vernietigd. Net als Petrus willen we blijven.

 

Elke plaatselijke kerk is een thuis voor God. Onze Moeder Maria verscheen in Engeland in Walsingham, het grote middeleeuwse heiligdom, in Lourdes, in Guadalupe in Mexico, in Czestochowa in Polen, in La Vang in Vietnam en Donglu in China. Er is geen Mariaconcurrentie. In Engeland zeggen we: “Het goede nieuws is dat God van je houdt. Het slechte nieuws is dat hij ook van alle anderen houdt. Augustinus zei: God houdt van ieder van ons alsof er maar één van ons is.[4]’ . In de Basiliek van Notre Dame d’Afrique in Algiers staat gegraveerd: Priez pour nous et pour les Musulmans’ ‘Bid voor ons en voor de moslims’.

 

Vaak vinden priesters het moeilijk om de weg van de synode te bewandelen. Wij geestelijken verzorgen deze gebedshuizen en vieren de liturgieën. Priesters hebben een sterk identiteitsgevoel nodig, een esprit de corps. Maar wie zullen wij zijn in deze Kerk die bevrijd is van klerikalisme? Hoe kunnen de geestelijken een identiteit omarmen die niet klerikaal is? Dit is een grote uitdaging voor een vernieuwde Kerk. Laten we het zonder angst omarmen, een nieuw broederlijk begrip van het ambtelijk priesterschap! Misschien kunnen we ontdekken hoe dit verlies van identiteit eigenlijk een inherent deel is van onze priesterlijke identiteit. Het is een roeping om voorbij alle identiteiten getrokken te worden, want ‘wie we zijn moet nog geopenbaard worden’ (1 Johannes 3,2).

 

God voelt zich nu thuis op plaatsen die de wereld veracht. Onze Dominicaanse broeder Frei Betto beschrijft hoe God thuis kwam in een gevangenis in Brazilië. Sommige Dominicanen werden gevangen gezet vanwege hun verzet tegen de dictatuur (1964-1985). Betto schreef: “Op eerste kerstdag, het feest van Gods thuiskomst, is de vreugde overweldigend. Kerstnacht in de gevangenis… Nu zingt de hele gevangenis, alsof alleen ons lied, gelukkig en vrij, over de hele wereld moet klinken. De vrouwen zingen in hun afdeling, en wij applaudisseren… Iedereen hier weet dat het Kerstmis is, dat er iemand herboren wordt. En met ons lied getuigen we dat ook wij herboren zijn om te vechten voor een wereld zonder tranen, haat of onderdrukking. Het is heel bijzonder om deze jonge gezichten tegen de tralies gedrukt hun liefde te zien zingen. Onvergetelijk. Het is geen gezicht voor onze rechters, of de officier van justitie, of de politie die ons arresteerde. Zij zouden de schoonheid van deze nacht onverdraaglijk vinden. Folteraars vrezen een glimlach, zelfs een zwakke.”

 

Dus we zien de schoonheid van de Heer op onze eigen berg Tabor, waar we, net als Petrus, onze tenten willen opslaan. Goed! Maar ‘Luister naar Hem! We genieten van dat moment en dalen dan de berg af en lopen naar Jeruzalem. We moeten in zekere zin thuisloos worden. ‘De vossen hebben holen en de vogels van de lucht hebben hun nest, maar de Zoon des mensen heeft nergens om zijn hoofd neer te leggen.’ (Lucas 9.58). Ze lopen naar Jeruzalem, de heilige stad waar Gods naam woont. Maar daar sterft Jezus buiten de muren omwille van al die mensen die buiten de muren leven, zoals God zich aan zijn volk openbaarde in de woestijn buiten het kamp. James Alison schreef: ‘God is te midden van ons als een uitgeworpene[5]’. ‘Daarom heeft ook Jezus buiten de stadspoort geleden om het volk door zijn bloed te heiligen. Laten we daarom tot Hem gaan buiten het kamp en de mishandeling dragen die Hij doorstond.’ (Hebreeën 12.12f).

 

Aartsbisschop Carlos Aspiroz da Costa schreef aan de Dominicaanse Familie toen hij Magister was: ‘Buiten het kamp’ tussen al die ‘anderen’ die verbannen zijn naar een plaats buiten het kamp, dat is waar we God ontmoeten. Op pelgrimstocht zijn vraagt om buiten het instituut te gaan, buiten cultureel bepaalde opvattingen en overtuigingen, want het is ‘buiten het kamp’ dat we een God ontmoeten die niet gecontroleerd kan worden. Het is ‘buiten het kamp’ dat we de Ander ontmoeten die anders is en dat wij ontdekken wie we zijn en wat we moeten doen.[6]’ Het is door naar buiten te gaan dat we een thuis bereiken waarin ‘er niet langer Jood noch heiden meer is, niet langer slaaf of vrije, niet langer man of vrouw, allen tezamen zijt gij één persoon in Christus Jezus’ (Galaten 3,28).

 

In de jaren tachtig, toen ik nadacht over het antwoord van de kerk op aids, bezocht ik een ziekenhuis in Londen. De arts van dienst vertelde me dat er een jonge man was die vroeg om een priester met de naam Timothy. Door Gods voorzienigheid kon ik hem zalven kort voordat hij stierf. Hij vroeg om een uitvaart in Westminster Cathedral, het centrum van het katholicisme in Engeland. Hij werd omringd door de gewone mensen die naar die doordeweekse mis kwamen, maar ook door mensen met aids, verpleegkundigen, artsen en homoseksuele vrienden. Degene die in de periferie had gestaan, vanwege zijn ziekte, vanwege zijn seksuele geaardheid en vooral omdat hij nu dood was, stond nu in het centrum. Hij werd omringd door mensen voor wie de kerk een thuis was en door mensen die normaal gesproken nooit een kerk zouden binnengaan.

 

Ons leven wordt gevoed door geliefde tradities en devoties. Als ze verloren gaan, treuren we. Maar we moeten ook denken aan al die mensen die zich nog niet thuis voelen in de kerk: vrouwen die het gevoel hebben dat ze niet erkend worden in een patriarchale gemeenschap van oude witte mannen zoals ik! Mensen die vinden dat de Kerk te westers, te Latijns, te koloniaal is. We moeten op weg naar een Kerk waarin zij niet langer aan de rand staan, maar in het midden.

 

Toen Thomas Merton katholiek werd, ontdekte hij ‘God, dat centrum dat overal is en waarvan de omtrek nergens is, die mij vond’. De Kerk vernieuwen is dus als brood bakken. Men verzamelt de randen van het deeg naar het midden en verspreidt vanuit het midden naar de rand en vult het geheel met zuurstof. Men maakt brood door het onderscheid tussen randen en centrum uit te wissen, zodat Gods brood, waarvan het centrum overal is en de omtrek nergens is, ons vindt.

 

Nog een laatste, zeer kort woord. Keer op keer werd tijdens de voorbereiding op deze synode de vraag gesteld: “Maar hoe kunnen we thuis zijn in de Kerk met het verschrikkelijke schandaal van seksueel misbruik? Voor velen was dit de druppel. Ze hebben hun koffers gepakt en zijn vertrokken. Ik legde deze vraag voor aan een bijeenkomst van katholieke schoolhoofden in Australië, waar de Kerk vreselijk is verminkt door dit schandaal. Hoe konden ze blijven? Hoe konden ze nog thuis zijn?

 

Een van hen citeerde Carlo Carretto (1910 – 1988), een kleine broeder van Charles de Foucauld. Wat Carretto zei vat de dubbelzinnigheid van de Kerk samen, mijn thuis en toch nog niet mijn thuis, God openbarend en verhullend.

 

“ Hoezeer moet ik u bekritiseren, mijn kerk, en toch hoeveel houd ik van u! U hebt me meer laten lijden dan wie dan ook en toch heb ik meer aan je te danken dan aan wie ook.

Ik zou u graag vernietigd zien en toch heb ik uw aanwezigheid nodig. U hebt me veel schandaal bezorgd en toch bent u de enige die mij uw heiligheid heeft doen begrijpen. … Ontelbare keren heb ik het gevoel gehad dat ik de deur van mijn ziel in uw gezicht wilde dichtslaan – en toch heb ik elke nacht gebeden dat ik in uw veilige armen zou mogen sterven! Nee, ik kan niet vrij zijn van u, want ik ben één met u, ook al ben ik niet helemaal u. En trouwens – waar zou ik heengaan? Een andere kerk bouwen? Maar ik zou er geen kunnen bouwen zonder dezelfde gebreken, want het zijn mijn eigen gebreken.’

 

Aan het einde van het evangelie van Matteüs zegt Jezus: ‘Zie, Ik ben met jullie tot aan het einde der tijden.’ Als de Heer blijft, hoe zouden wij dan kunnen gaan? God heeft  zichzelf een thuis gemaakt in ons  ondanks al onze schandalige beperkingen voor altijd. God blijft in onze Kerk, zelfs met alle corruptie en misbruik. Daarom moeten we blijven. Maar God is bij ons om ons naar buiten te leiden in de wijdere open ruimten van het Koninkrijk. We hebben de Kerk nodig, ons huidige thuis met al zijn zwakheden, maar ook moeten wij de van de Geest vervulde zuurstof van ons toekomstige thuis zonder grenzen inademen.

 

[1] W. S. Gilbert, De gondeliers, 1889

[2] Evangelii Gaudium paragraaf 47.

[3] Cathy Wright LSJ St Charles de Foucauld: Zijn leven en spiritualiteit, p.111

[4] Belijdenissen.Boek 3

[5] Jezus kennen p.71

[6] Brief aan de Orde over rondtrekken

 

 

Volgend artikel Bekijk het overzicht
Gastenverblijf
Een plaats van gebed en ontmoeting, van rust en stilte, waar iedereen zich thuis mag voelen en op adem mag komen.
Meer informatie