Nieuws

Preek 26 maart 2023

Drie weken achtereen luisteren wij naar een bijzonder lange pericope uit het Vierde evangelie als voorbereiding op de Paasviering die de gedoopten in Christus deel geeft aan zijn nieuwe leven.

Twee weken geleden waren wij getuigen van de ontmoeting van Jezus met de Samaritaanse vrouw, waarin het ging over het levende water en de plaats van aanbidding, de vorige week hoorden wij hoe Jezus de blindgeborene genas, en ging het over geloven en echt zien. Vandaag gaat het over sterven en echt leven. Een mooi maar geen gemakkelijk evangelie. Je kunt je verliezen in exegetische details Ik was heel blij met een preek van de bisschop van Gent van een paar jaar geleden, en ik heb dankbaar gebruik gemaakt van de woorden van bisschop Lode.

In het evangelie van Johannes is de verrijzenis van Lazarus het zevende teken. Dat doet denken aan de schepping van de wereld in zeven dagen helemaal in het begin van de Bijbel. Je zou kunnen zeggen dat het zevende teken in het evangelie van Johannes de zevende dag is van een nieuwe schepping. Het eerste teken was de bruiloft van Kana. Daar werd water in wijn veranderd. Water verwijst naar het doopsel, en wijn naar de eucharistie, de twee initiatiesacramenten waarmee nieuwe christenen worden opgenomen in de geloofsgemeenschap, en verbonden met het leven van Christus. Ze hebben allebei iets te maken met dood en leven. Maar het verhaal van Lazarus plaatst ons als het ware in een directe confrontatie tussen leven en dood. Geen symbool meer, maar harde realiteit.

Lazarus was evenals zijn twee zussen, Martha en Maria, een persoonlijke vriend van Jezus. Jezus zegt: “Lazarus is gestorven en omwille van u verheug ik Mij dat ik er niet was opdat gij moogt geloven.

‘Opdat gij moogt geloven …’ De opwekking van Lazarus uit de dood wordt dus een teken dat ons op weg helpt naar het geloof. Daar gaat het om. Maar Martha, die bij haar dode broer aanwezig is, wordt niet echt getroost door het perspectief van verrijzenis: “Ik weet wel – zegt ze – dat mijn broer zal verrijzen, maar … bij de verrijzenis op de laatste dag”. M.a.w. op het einde der tijden. Je hoort haar denken: wat heb ik daar nú aan?

Voor veel van onze tijdgenoten zal het inderdaad een zorg wezen of die verrijzenis later komt of nooit. “We zullen wel zien”, zeggen ze. Op zich is de opwekking van Lazarus maar tijdelijk, want hij zal later toch sterven. Maar Jezus wil precies een teken stellen dat Lazarus overstijgt. Hij stelt een teken om ons te bemoedigen.

Om dat te begrijpen zoeken we een antwoord op de vraag: wat verandert er in het leven – ook het onze – na de opwekking van Lazarus? Wat is de inhoud van dat zevende teken?

Het evangelie zegt dat heel duidelijk in de centrale zin van deze pericope. Een zin die we ons zouden moeten eigen maken, die onze diepste overtuiging zou moeten uitdrukken, en die we ons hele leven zouden moeten present houden. Jezus zegt van zichzelf:

Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven en ieder die leeft in geloof aan mij, zal in eeuwigheid niet sterven.

En dan voegt hij eraan toe: “Geloof je dat?” Alleen als Martha antwoordt: “Ja, ik geloof” kan Jezus het leven geven. “Geloven”, “tot leven komen” en “niet sterven” hangen samen, en – wat nog belangrijker is – ze hangen innig samen met de persoon van Jezus. Ons geloof in iets (de verrijzenis) hangt samen met het geloof in iemand (Jezus). Wat is daar nu zo belangrijk aan? Ook anderen geloofden in de verrijzenis ten tijde van Jezus, vooral de farizeeën. Wat is er dan zo speciaal aan het christelijk geloof in de verrijzenis?

Datgene wat ons geloof precies christelijk maakt, wat óns tot christen maakt, is de persoon van Christus, van Jezus, die ons opneemt in zijn verrijzenis nog voor we sterven (vanaf het moment van ons doopsel). Daarin sterven we aan onszelf en krijgen wij deel aan het onsterfelijke leven van Jezus. Ondergedompeld in de dood van Jezus door het doopsel ten leven, krijgt de gedoopte in de eucharistie ook deel aan Jezus’ lichaam en bloed onder de tekenen van brood en wijn. Het gaat echt om het leven, om het volle leven! Daarom zegt Jezus vandaag en gebiedt hij: “kom naar buiten!” Rol – door het geloof in mij – de steen van het graf, die plaats van duisternis, waar je gekluisterd blijft aan jouw eigen egoïsme. Jezus neemt ook de zwachtels weg van de angst of de schuldgevoelens die ons vastgeplakt houden aan onszelf. En Hij bevrijdt ons van de zweetdoek die ons gezicht bedekt en ons blind maakt voor het goede en het mooie rondom ons. Jezus zegt op gebiedende toon: “Kom uit je graf!” Kom eruit. Kom uit je graf. Jezus roept ons uit de dood naar het leven. Hij bevrijdt ons, maar Hij respecteert onze vrijheid. Hij plaatst ons voor een keuze, en maakt nieuwe mensen van ons. Wij mogen kiezen voor zijn vriendschap.

Je voorbereiden op het doopsel betekent kiezen voor het licht. Die keuze zelf is al een vorm van verrijzen.

Natuurlijk ontsnappen we daarmee niet aan het kruis, en ook niet aan de dood die in ons leven zoveel verschillende gezichten kan hebben. Maar als we in geloof Jezus volgen in zijn dood en verrijzenis, dan kunnen we met de psalmist bidden: “ook als ik moet gaan door een dal vol schaduw van dood, kwaad zal ik niet vrezen, want Gij zijt bij mij” (Ps 23 – Naardense bijbel). Dierbaren, mogen wij leven in dat geloof.

Br. Gerard Mathijsen osb

VIJFDE ZONDAG 40 dagentijd A 2023 Joh. 11, 1-45.

Preek 19 februari 2023

Deze zondag liturgie biedt ons drie lezingen met uitdagende, maar wel heel mooie uitspraken. “Geen weerstand bieden aan onrecht” “Bemint uw vijanden”. Wat bedoelt de Heer met zulke woorden? Wie is daartoe in staat? En stel dat u het zou kunnen, mag dat dan wel van iedereen gevraagd worden? Kunnen mensen zich niet gekwetst en overvraagd voelen door zulke uitdagingen, die te hoog gesteld lijken. De lat te hoog gelegd. Je mag zulke hoge idealen misschien niet als gebod stellen, maar ze zouden kunnen zijn bedoeld als  uitdaging, als uitnodiging. En wat zou de wereld er anders uitzien als wij mensen zouden proberen hieraan te beantwoorden.

Als we die hoge eisen opvatten als geboden verliezen ze hun glans, maar als we er een uitdaging in horen kunnen ze de wereld in een nieuw licht laten zien.

Ik probeer nu geen les uit een handboek aan de man/vrouw te brengen, maar er in beelden over praten. Jezus zelf heeft niet anders gedaan: Hij sprak in parabels. En aan die parabels verbond hij een duidelijke conclusie. Een opdracht, zou je kunnen zeggen. Zo hoorden wij het vandaag:  “Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.” Waarin bestaat die volmaaktheid? Jezus heeft dat zelf verduidelijkt: God laat de zon opgaan over goeden en bozen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. M.a.w. God maakt geen onderscheid. Hij oordeelt wel, maar Hij veroordeelt niet. Hij is gul, Hij is barmhartig. Hij is mateloos in zijn barmhartigheid.

Wij mensen zijn geschapen naar Gods beeld. Wij zijn uitgenodigd om daarvan iets te weerspiegelen, volgens onze eigen maat. De mateloosheid van God hoeven wij niet te evenaren, dat zou absurd zijn. Maar ieder heeft zijn eigen maat, en wij moeten niet onder die maat blijven.

Geschapen naar Gods beeld. Laat ik dat verduidelijken door een geschiedenis. Een verhaal uit een samenleving in Zuid Amerika die nog niet beïnvloed was door Europese kolonisatoren. Over mensen die nog niet in aanraking waren gekomen met het evangelie, maar wel mensen, geschapen naar Gods beeld!

In een nederzetting waren twee jonge mannen slaags geraakt en de een had de ander gedood. Hij was door zijn dorpsgenoten overmeesterd en men beraadslaagde welk vonnis hem wachtte.

`Hij heeft een moord gepleegd en verdient de doodstraf’, was het oordeel. `Ja maar niet zomaar, meenden enkele vrienden van de vermoorde jongeman. Het slachtoffer stond in zijn recht en is door de ander schandalig aangepakt. Hij heeft zich misdragen, en niet voor het eerst. We willen dat hij niet zomaar gedood wordt, maar hem laten voelen zoals hij verdient’.

Een oude man kwam daartegen in verzet. Het recht moet zeker zijn loop hebben, vond hij, maar het is niet goed toe te geven aan wraakzucht. Dat zullen de goden ons vergelden. Uiteindelijk wendde men zich tot de vader van de vermoorde jongeman. Wat was zijn mening?  Ze zaten allen  in een kring. De jongeman die de moord had gepleegd lag zwaar gekneveld daar buiten en wachtte bevend op het oordeel. De vader van het slachtoffer zweeg lange tijd. Toen wees hij naar zijn woning, en zei: “daar staat mijn huisje, en daarachter ligt een stuk bouwland en in de prairie loopt mijn vee. Ik heb daar heel mijn leven gewerkt en toen ik niet meer kon heeft onze zoon dat overgenomen en gezorgd voor mijn vrouw en mij, voor ons vee,  onze akker en de tuin. Nu is mijn zoon dood, hij komt niet meer terug, en wij blijven berooid achter. Zijn moordenaar kunnen wij natuurlijk ook doden. Maar wat winnen wij daarmee? Laat hem als straf de taak van mijn zoon overnemen. Laat hij het werk doen wat onze jongen niet meer kan doen”. Daarover moest uitvoerig worden beraad. Het nam veel tijd in beslag. Pas tegen de avond kwamen ze tot een besluit. De geboeide moordenaar werd in het midden geplaatst en de oudste zei hem: “Je ziet daar het huis van de ouders van je slachtoffer. We leggen je de verplichting op levenslang voor zijn ouders en hun bezit zorg te dragen. Als je dat belooft zullen we je jou je schuld niet nadragen en kun je in leven blijven”. De jonge man viel snikkend de vader van zijn slachtoffer te voet. Hij kwam zijn verplichting na, en werd ten slotte voor het bejaarde echtpaar als een zoon, die in de wijde omgeving aan anderen ten voorbeeld werd gesteld..

Deze parabel laat menselijke wijsheid zien. Deze mensen hadden nog geen kennis van het evangelie, en waren ook niet geraakt door alle ellende van een een samenleving die de weg kwijt is. We zien dat in hun gemeenschap het beeld van God naar wie zij geschapen zijn, wel is aangetast, anders sla je elkaar niet dood, maar niet uitgevaagd. Je kunt samen – vandaag zou men zeggen in een synodaal proces- de weg ontdekken die gegaan moet worden om vrede te herstellen en te bevestigen.

Een ander verhaal, nu in een christelijke context:

In WW II zijn verschrikkelijke dingen gebeurd. Overal in Europa, en ook in ons land. Deze week werd bekend dat de dossiers van alle landverraders, en van alle mensen die met de bezetter hebben geheuld of samengewerkt, zijn gedigitaliseerd en openbaar zullen worden gemaakt. Ongetwijfeld zal dat veel losmaken, en zullen kinderen of kleinkinderen van mensen die fout blijken te zijn geweest daar last mee krijgen. Hoe daarmee om te gaan? Moeten de kinderen van mensen die fout zijn geweest gebukt blijven gaan onder die schuld?

De allergrootste oorlogsmisdaad uit WW II is de moordpartij te Marzabotto een kleine plaats in de Povlakte bij Bologna, waar de Nazi’s in in 1944 1830 burgers op afschuwelijke wijze van het leven hebben beroofd, omdat in hun dorp onderduikers waren opgenomen. Een traumatisch gebeuren dat nog steeds niet genezen is. Pastores en theologen hebben zich het hoofd gebroken hoe men moet omgaan met deze wrange erfenis? Vergeven en vergeten? De gemeente van Marzabotto heeft een Zwitserse kunstenaar  gevraagd een monument te ontwerpen ter nagedachtenis, en deze religieus geïnspireerde kunstenaar,  Jozua Boesch wilde zich niet aan dit verzoek onttrekken. Het werd een innerlijk gevecht waaruit een triptiek geboren is die Kaïn en Abel uitbeeldt: links hun beider kreet naar de hemel: een kreet van nood en wanhoop; rechts de verzoening van de twee broers, door de liefde van Christus die neerdaalt, en die  Abel omhelst, maar ook Kaïn de hand reikt en opricht uit zijn verlorenheid; en centraal de twee broers die samen Eucharis­tie vieren, omhuld met een mantel van liefde onder het kruis.

Zusters en broeders, bidden wij dat wij in klein en in groot verband onze menselijke, dikwijls ingewikkelde verhoudingen stellen in het licht van de Heer, dat wij leven als kinderen van de hemelse Vader, dat heel onze wereld, Israël en Palestina, Joden en Arabieren, Rusland en Oekraïne, de Verenigde Staten en China,  Oost en West zich bewust worden dat wij  deze kwetsbare planeet mogen bewonen en beheren in  het licht van God, gered en tot eenheid geroepen in Christus Jezus, de redder van de wereld, onze enige hoop.

Br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 7 door het jaar, zondag voor Aswoensdag. 19 februari 2023

Lev. 19,1-2;17-18; 1 Kor. 3, 16-23; Mt. 5, 38-48.

Preek 4e zondag Advent 2022

In kranten en tijdschriften zijn sinds enige tijd regelmatig bijdragen te vinden over vrouwen of ouderparen die geen kinderen willen vanwege de situatie waarin de wereld verkeert. Volgens sommigen is de wereld al overbevolkt, anderen zien van kinderen af vanwege een ongewisse toekomst door de klimaatcrisis en de zorgen om de toestand van onze planeet. Al die argumenten klinken heel plausibel en verdienen respect. Mensen geven zich er blijkbaar rekenschap van dat je voor een kind goed moet zorgen en dat  begint al voor de geboorte. Maar in het licht van de schriftverhalen van vandaag is er bij zo’n beslissing misschien toch ook een vraag te stellen.

Koning Achaz had te maken met een heel dreigende situatie. Zijn koninkrijk werd van diverse kanten belaagd en het was voor hem  geen vraag hoe dat zou aflopen. Hij beefde als een riet in het woud als hij eraan dacht. Alles leek verloren, toekomst zag hij niet meer. En het woord van de profeet: ’ vertrouwt ge het niet, dan houdt gij het niet’, gaf precies aan hoe het er voor stond. Achaz geloofde er niet meer in. Hij was het tegendeel van president Zelenski. Die spoort zijn volk dagelijks in zijn toespraak aan: Blijf geloven in de toekomst van een vrij Oekraïne, ook al zien wij nu geen hand voor ogen. Want wie niet durft dromen en hopen, wie niet gelooft in verandering, in omkeer en nieuw leven, is bij zijn leven al de dood nabij. Achaz waagt het niet, en dan moet de bemoediging van een andere kant komen. De profeet kondigt de ontvangenis en de geboorte van een zoon aan die een naam krijgt die de klank heeft van een act van vertrouwen. ‘Immanuël’, zal hij heten, ‘God met ons’. Hoeveel mensen zullen het hebben opgemerkt? Het was immers een gebeuren in de marge van het grote en rumoerige wereldtoneel. Geen vreeswekkend wapen ter verdediging, maar juist een heel kwetsbaar leven dat om bescherming vroeg. Toekomst, heel fragiel, maar ontvangen als een belofte uit Gods hand. Dit kind is niet door mensen gemaakt, maar het is ontvangen in geloof dat er toekomst is, dat het eerste en het laatste woord aan Gods scheppende Geest is, die vanaf het begin de chaos bedwingt en leven tevoorschijn brengt.

In het evangelie is er ook sprake van een kind dat zich aandient. Wij hebben het zojuist gehoord. En Jozef weet er aanvankelijk geen raad mee of moeten we zeggen, dat het hem dusdanig overvalt, dat hij aarzelt en zijn reactie eerder afwijzend is. Nu lijkt daar ook alle reden toe, want het verhaal vertelt ons dat het kind uit de adem van God voortkomt. Aan de oorsprong van dit bestaan staat niet de menselijke potentie, maar Gods lichtende overschaduwing. Hier wordt een kind geboren uit Gods verlangen. Dat gaat ons begrip te boven zoals het leven zelf ons te boven gaat. Wij mogen wel denken het leven in de hand te hebben, alles te kunnen maken, maar als het erop aankomt, wat is dan de mens? Wij zijn niet ons eigen maaksel, wij worden elke dag opnieuw geboren uit de adem van God.

Jozef wordt geconfronteerd met een kind dat in zijn dromen niet voorkwam, dat hem wordt aangereikt van alzo hoge en alzo ver. En wat doet deze Jozef? Zal hij zich gedragen als zijn verre naamgenoot uit het boek van de schepping, die zich over zijn broeders ontfermde, toen hun leven op het spel stond? Zal hij een dromer zijn van bevrijdende dromen of zal hij de deur van zijn hart sluiten?

Jozef denkt na en maakt in stilte plannen, hij wikt en weegt. Een hoofdstuk verder in het verhaal zal een ander in stilte ook plannen maken en dan pakt het heel anders uit. Herodes maakt in stilte plannen het kind uit de weg te ruimen, want hij ervaart het als een bedreiging voor zijn troon. Hier is het Jozef die in stilte wikt en weegt, hij zoekt zijn plek en de vraag is of er bij hem plek is voor dit mensenkind, dat hem wordt toevertrouwd. Hij had het zich vermoedelijk anders voorgesteld. Hij droomt ervan en het laat hem niet los. En in zijn droom gaan engelen om, voegen zich oude woorden samen tot een nieuw verhaal, tot een aanspraak waar hij ja op zegt.

Jozef die wij in het hele evangelie geen woord horen spreken broeders en zusters, hij wordt geroepen om het kind een naam te geven. En met die naam zal hij dit kind ook een gezicht geven, krijgt het een plek en plaats in een lange rij van geslachten. Want wie zíjn wij, als we niet worden opgenomen in een kring, in een familie?  De Schrift, dat boek van ons geloof, ruimt vanaf het begin veel plaats in voor genealogieën, voor geslachtslijsten. Die vertellen op hun heel eigen wijze dat ons bestaan verweven is met dat van anderen en dat in dat verband een zegen en een belofte ligt opgesloten van Gods wege. Jozef wordt uitgenodigd dit kind een plaats te geven in de geslachtslijst van Abraham, waarin koning David zo’n prominente plaats heeft. Daarmee wordt deze boreling niet alleen onttrokken aan een naamloos bestaan, maar wordt hij ook deelgenoot van een belofte. Jezus zal hij heten, God redt, en in die naam ligt de hoop en de verwachting uitgesproken, dat dit kind Gods geschiedenis zal herschrijven, dat in hem het oude verhaal van God-met-ons zal herleven in een nieuwe en oorspronkelijke vorm.

Jozef wordt geroepen en uitgenodigd het leven te hoeden door zich niet af te wenden van het kind dat om een plaats vraagt in de keten der geslachten. Het wordt hem toevertrouwd als een belofte die zijn stoutste dromen te boven gaat.

Waartoe zijn wij op aarde? Zijn wij niet allen als Jozef geroepen om de deur van ons hart wijd te openen om het kind te verwelkomen, die onverwachte gast, die vreemdeling die vraagt om te worden opgenomen als kind van God, als God-met-ons, opdat de mensenliefde van God de oppervlakte van de aarde zou vervullen zoals het water de bodem van de zee bedekt. Geroepen worden wij om Gods mens geworden woord te dienen als geen ander.

Bidden wij dat wij  onze roeping leren verstaan en er met het geloof en de toewijding van Jozef naar handelen. AMEN. 

Abt Thijs Ketelaars

Adv4 2022 Jes.7,10-14; Rom. 1,1-7; Mt. 1,18-24 

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2023, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden