Nieuws

Vacature manager Benedictushof

Manager Benedictushof Abdij van Egmond

De Abdij van Egmond, een bloeiende gemeenschap
Binnen de muren van Abdij van Egmond woont een gemeenschap van 12 monniken met uiteenlopende achtergronden en leeftijden. Ze staan aan de wieg van elke economische activiteit die vanuit de abdij wordt ontplooid. Stilte, aandacht en toewijding vormen de belangrijkste ingrediënten van alles wat gemaakt wordt. Daarnaast is er nadrukkelijk oog voor het welbevinden van de mensen die hier werken. Dit is ook hoe de Benedictushof gerund wordt, gevestigd naast de abdij. Hierin zijn gevestigd een volwaardige sfeervolle winkel, kaarsenmakerij, museum, horeca en zalencentrum. In de kaarsenmakerij worden nog steeds op originele wijze kaarsen gemaakt. Zo zijn er in de winkel ambachtelijke producten te koop, van kaars tot kaas tot de bieren van Sancti Adalberti. Het assortiment bevat ook etenswaren, geschenkverpakkingen, producten uit andere kloosters en religieuze artikelen en boeken.

Wat ga je doen als manager?
Wij zijn er klaar voor om met de horeca en winkel verder te groeien. Het enige dat nog ontbreekt is iemand die met diezelfde ambitie de winkel begeleidt naar een volgende fase. Daarom zoeken wij een manager voor de Benedictushof voor 24 uur per week.

Als manager voer je alle dagelijkse werkzaamheden uit die komen kijken bij het runnen van de horeca, de exploitatie van de zalen, kaarsenmakerij en winkel. Allereerst zorg je ervoor dat de Benedictushof in alle opzichten optimaal functioneert. Zo zien de winkel en horeca er altijd strak uit, is de personeelsbezetting op orde, kloppen de voorraden en staan de 40 vrijwilligers en 2 medewerkers net zo enthousiast en vol overgave op de werkvloer als jijzelf. Daarnaast adviseer je klanten op een leuke, laagdrempelige en persoonlijke manier om hen met volle tevredenheid de deur uit te laten lopen. Je initieert, neemt het voortouw en denkt commercieel.

De taken van de manager zijn als volgt onder te verdelen:

  • Leidinggeven:Je bent verantwoordelijk voor 2 medewerkers en 40 vrijwilligers. Werkzaamheden die hierbij horen zijn: motiveren, delegeren, monitoren en zorgen voor open communicatie en transparantie.
  • Verbinden:je bezit de sensitiviteit om de horeca en winkel te zien in het licht van het monastieke bestaan. De Abdij is een niet alledaagse werkplek en dat vraagt wat van jou als manager van de Benedictushof.
  • Verkoop:Jaardoelen stellen, in kaart brengen wat de margerijke producten zijn, nieuwe producten initiëren en verbeterpunten bespreekbaar maken.
  • Hospitality: Coördinatie van de ontvangst van groepen en activiteiten. Je springt in op drukke dagen bij de horeca en winkel.
  • Service & Support:Open communicatie en houding naar de vrijwilligers en collega’s, zodat zij te allen tijde met (complexe) zaken bij jou terecht kunnen.
  • Planning & Organisatie:Je bent verantwoordelijk voor een goede bezetting, bent aanwezig in de horeca en winkel, voert ontwikkelgesprekken, speelt in op de verbondenheid op de werkvloer en waarborgt deze en je weet een goede balans te vinden tussen manager- en horeca/winkel taken.
  • Budgetbeheer:je stelt een organisatieplan op, rapporteert de vorderingen en neemt het team mee in dit plan.
  • Lokale Marketing:je managet het social media kanaal, creëert meer naamsbekendheid in de regio en initieert bij acties die bijdragen aan de groei van de horeca en winkel.

Maak jij het verschil?
Je zet je graag in voor het behalen van doelen en goede resultaten. Je enthousiasmeert de vrijwilligers, bent een zelfstarter en je kunt goed organiseren. Jij denkt vooruit, in mogelijkheden én signaleert tijdig knelpunten die de groei van Benedictushof kunnen stagneren. Op die momenten weet je daadkrachtig bij te sturen.

Verdere kenmerken van de manager zijn:

  • Hart voor de missie & visie van de Abdij van Egmond. Je bent gastvrij en krachtig in samenwerking de 40 vrijwilligers en 2 collega’s;
  • Relevante werkervaring in de horeca en/of hospitality, je weet wat er moet gebeuren bij de organisatie van evenementen;
  • HBO werk -en denkniveau (commerciële economie, retail, hospitality, commercieel management);
  • Een aantal jaren leidinggevende ervaring;
  • Goede communicatieve en cijfermatige vaardigheden;
  • Ondernemerschap, visie, creativiteit en daadkracht;
  • Vooral veel zin in de functie.


Wat bieden wij?
Wij kunnen niet wachten om samen met jou de volgende stap te zetten. Het Rechtspositiereglement voor werknemers in dienst van Religieuze instituten worden gevolgd op de onderdelen loongebouw, formatie-omvang, vakantie-uren, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Dit betekent onder andere:

  • Een functie met veel afwisseling en flexibiliteit op een bijzondere plek waar een fijne werksfeer en gastvrijheid belangrijk is;
  • Leuke en betrokken vrijwilligers en collega’s;
  • Veel ruimte om de functie vorm te geven;
  • Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd;
  • Inschaling in schaal FWG 55 (€3.337 – €5.029) met een salaris dat aansluit bij jouw opleiding en ervaring;
  • Premievrij bij BPL-pensioen;
  • Eindejaarsuitkering en vakantietoeslag;
  • Reiskostenvergoeding;
  • En niet te vergeten de jaarlijkse BBQ.


Heb je belangstelling in deze functie?
Ben jij de enthousiaste manager die wij zoeken? Reageer dan uiterlijk 3 februari 2025 per email door jouw motivatiebrief en CV te sturen naar M.Koolwijk@abdijvanegmond.nl onder vermelding van ‘Sollicitatie Manager’ t.a.v. Martina Koolwijk (interim manager).

Wij kijken uit naar jouw sollicitatie!

Acquisitie naar aanleiding van deze vacature wordt niet op prijs gesteld.

Driekoningen 2025

Het wordt ons vergund het hoogfeest van Driekoningen op de aloude datum te vieren en dat levert ons dus een extra zondag op. Een dag, niet om op onze lauweren te rusten, maar om met de drie wijzen op reis te gaan.

Reizen, mensen doen het sinds mensenheugenis. Het boek van ons geloof weet ervan mee te praten. Het is nog maar nauwelijks met zijn verhaal begonnen of ze moeten op reis. En die eerste tocht die op naam van Adam en Eva staat was geen vakantiereis maar een gedwongen vertrek, omdat ze zich aan het leven vergrepen hadden. Zij wilden zelf heer en meester zijn van wat hun  als puur geschenk gegeven was. Zij keken naar het leven met een wantrouwige blik, een duistere blik en dat betekende het einde van een vertrouwelijke omgang op de aarde. Vertrouwelijk en zonder angst tegenover God en tegenover elkaar. Zo lezen wij het al op de tweede pagina van onze menselijke geschiedenis. Dat archief is nooit gesloten geweest en we weten dus wis en waarachtig tot welke familie wij behoren. Het laat zijn sporen na tot de dag van vandaag.

Er is evenwel ook een ander spoor. God heeft het er niet bij laten zitten. Hij schrijft recht op kromme lijnen. De kinderen van Adam mogen dan in de ballingschap terecht gekomen zijn, God zelf is op die reis met hen meegegaan. Incognito, niet meer van aangezicht tot aangezicht, maar als een van de vele tochtgenoten. En op die weg spreekt hij mensen aan in dromen en gezichten, wekt hij verlangens. Abraham heeft ervan geweten en hij kon de innerlijke roep niet weerstaan. Hij brak met zijn oude patroon en ging op zoek naar de stad waarvan God de ontwerper en bouwheer is. Een land van melk en honing waar elk in vrede onder de vijgenboom zou zitten en op de pleinen dans en gezang niet zouden ontbreken. Een leven in het Licht. En Abrahams kinderen zijn hem met vallen en opstaan gevolgd op die tocht. Het blijkt een barre tocht op zijn tijd, want de oude mens blijft trekken, die de ander ziet als concurrent, als belager en vijand. En de reis lijkt meer en meer op een springprocessie, twee stappen vooruit, twee stappen achteruit. Zou het ooit nog wat worden?

We moesten lang wachten en dan verschijnt er een menskind, God zal ons redden is zijn naam, als een ster aan de hemel en een kind in een kribbe. En waar ooit Abraham in de nacht een roep hoorde, zo waren het opnieuw herders die engelen hoorden zingen en op weg gingen en zij vonden pasgeboren kind in de kribbe en wat je met geen mensenoog kon zien, zagen zij met de ogen van het hart. En hun duistere nacht werd in licht gehuld. Zij keerden terug als andere mensen. Zij hadden Gods weerloosheid gezien in de boreling, toekomst van Godswege, leidsman ten leven, door water en vuur heen als het moet. Herders waren het, mensen vertrouwd met een onzeker bestaan van reizen en rusten, maar met in hun hart een droom van een leven in vrede, een groene weide onder Gods hoede. Het was Gods volk, dat misschien niet lezen en schrijven kon, geen vaste plek had, maar het liet zich in het hart raken door geboorte en dood, door een kind in een kribbe, arm als zijzelf waren, maar heilig als het leven zelf, belofte van Gods toekomst. Hun hart werd er wijd van zover de hemel reikte. Zij hadden er niet ver voor hoeven reizen, het gebeurde allemaal bij hen om de hoek, maar het vergde wel een innerlijk reis waarvan het eind nog niet in zicht is.

Zo gaat dat. Maar sommige moeten er ver voor reizen, over bergen en door dalen. Vandaag worden wij deelgenoot van de tocht van wijzen uit het oosten. Zij reizen een ster achterna, een licht in hun nacht. Zij weten niet waarheen de weg zal leiden, maar innerlijk worden zij voortgedreven, een verlangen bewoont hen naar een bestaan onder de zon van de gerechtigheid en waarheid. Geen leven onder de slagschaduw van dood en duisternis, maar  onder de schutse van een vredevorst bij wie alle leven veilig is. Ze reizen dagen en nachten samen en ze vragen aan Herodes en de priesters naar de weg. En de mannen die het zouden moeten weten, omdat ze de Schrift gelezen hebben, zij geven niet thuis. Bang om hun eigen positie te verliezen of om te moeten breken met hun gezeten bestaan, houden ze zich afzijdig. Zij kiezen voor een gezeten bestaan, en wagen de tocht niet. Maar de wijzen laten zich niet op een dwaalspoor zetten, hun hart laat hun geen rust en ze reizen hun verlangen achterna. Geen verlangen naar rijkdom en weelde, maar naar een vrede die de wereld niet geven kan. Het wordt een lange tocht met vragen en zoeken, met geloof en ongeloof, met twijfel en dromen, tot ze vermoeid van de tocht tenslotte vervuld van vreugde het kind in de kribbe vinden. Een weerloze koning, zonder gestalte of luister, maar licht van licht, die groot en klein, wijzen en herders, mensen van dichtbij en mensen van ver, volk van allerlei tong en taal rond zich verzamelt als kinderen van de ene Vader. Hun leven nam een keer, en zij keerden langs een andere weg terug, herboren in Christus, ziende de Onzienlijke  in wat klein en weerloos is. Het hoeden en bewaren meer dan waard.  Nu is het onze beurt. Durven wij de reis aan, laten wij ons raken door engelengezang als de herders, wagen wij de weg als de wijzen, gedreven door een ster aan de hemel, een verlangen in ons hart naar de stad  waar allen wandelen in Gods Licht.[1] Gaan wij dan als pelgrims van de hoop  en laat niemand onderweg langs de weg liggen. De nederige koning in de kribbe wil onze leidsman zijn, Gaan wij hem achterna, een weg ten leven. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

20250106 DRIEKONINGEN Jes 60,1-6; Ef 3,2-3a.5-6; Mt 2,1-12

 

[1]Vgl. Openb. 21,14

Preek 5 januari 2025

Vandaag vieren we een zondag die omgeven is door hoogfeesten: Kerstmis en Driekoningen. Op de meeste plaatsen zal dat laatste feest wel vandaag al worden gevierd. In de abdij vieren wij het op de eigenlijke dag: straks met de eerste vespers, en morgen. Deze zondag heeft een meer bezinnend karakter. De eerste lezing bezingt de wijsheid. Een dag van bezinning, met de wijsheid als thema. Nu wijsheid kunnen wij wel gebruiken. St. Paulus geeft ons daarover een belangrijke les: wij moeten bidden om wijsheid. Zij is een gave Gods, en wij moeten haar afsmeken: “Ik smeek de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u de Geest te geven van wijsheid en openbaring om Hem waarachtig te kennen.” Paus Franciscus gaat daarin voor: vanaf de eerste dag heeft hij aangegeven te steunen op het gebed van allen, en hij wijst de synodale weg aan als de weg naar de toekomst, dat heel onze gemeenschap onder leiding van Gods Geest zicht mag hebben op hoe wij samen Gods wil kunnen vervullen en het Rijk Gods gestalte geven.

Voor de toekomst van de kerk, voor de toekomst van onze samenleving, voor de toekomst van ieder van ons in klein verband is de inspiratie, de hulp, de leiding en de troost van Gods Heilige Geest van levensbelang. Een geest van heiligheid en wijsheid.

Die hebben wij hard nodig, broodnodig. Op het wereldtoneel en in het leven van alledag.  In de Oosterse Spiritualiteit wordt de wijsheid als een zelfstandig wezen voorgesteld, dat dicht bij God leeft. De eerste lezing is daarvoor een belangrijke tekst. Soms ziet men deze wijsheid gepersonifieerd in de Christus, soms wordt gespeculeerd over een mysterievolle entiteit tussen Schepper en schepping. Verheven boven ons verstand en inzicht. De Vorige eeuw heeft een russisch theoloog Sergij Bulgakov, een van de stichters van het Orthodoxe theologische studiecentrum Saint Serge in Parijs er een hele theologie op gebouwd. Hij ziet de goddelijke wijsheid in het hart van de Heilige Drieeenheid; door de meeste theologen en door de kerkelijke leiding werden zijn denkbeelden sceptisch ontvangen of ronduit afgewezen.

Hoe dat ook zij,  wijsheid is een goddelijke eigenschap, en wat wij in deze dagen vieren is het mysterie dat die wijsheid naar onze aarde is gekomen, en zich openbaart in een schreiend mensenkind. Zij komt naar ons toe en openbaart zich als weerloze liefde die zich toevertrouwt aan een harde mensenwereld. Dwaasheid? Menselijkerwijs bezien zeker: maar goddelijke dwaasheid, en daarom opperste wijsheid.

De nederigheid van het kind Jezus zal ons redden, waar de machten van deze wereld dreigen om in broederstrijd elkaar en heel de mensheid uit te moorden.

Allen die Hem aanvaarden gaf Hij het vermogen kinderen van God te worden. Hij komt als Gods Licht in onze donkere wereld. De tedere kracht van zijn openbaring lijdt geweld onder de chaos die mensen in hun waanwijsheid veroorzaken. Dat gebeurt in de grote politiek, maar ook op de schaal van het alledaagse leven. Kerstmis wordt teruggebracht tot een schranspartij, exorbitante eetpartijen en drinkgelagen, de seculiere viering is een karikatuur geworden van de genade van het feest. Maar gelukkig: Gods gave is bestand tegen alle menselijke verdwazing en verharding. Het kwetsbare Kerstkind dat straks, als Hij zijn weg ten einde toe is gegaan, als Gods lijdende dienaar aan het Kruis zal sterven om zijn liefde te tonen tot het uiterste toe, die broze mens Jezus heeft de kracht om onze geschiedenis ten goede te keren. Hij leidt ons door zijn woord en voorbeeld langs wegen van waarheid. Hij leert ons dat de ware wijsheid schuilt in erbarmen en onderlinge dienstbaarheid, Hij bevrijdt ons van zelfzucht en wanhoop, Hij komt tot ons als een zegen, als de onuitputtelijke bron van elke hemelse zegen, als bron van hoop, die ons wegen ten leven toont.

Laten wij die weg in vertrouwen gaan, zusters en broeders. Stellen wij onze hoop niet op wapens, voeden wij geen vijandelijkheden, maar vertrouwen wij erop dat als wij leven in Gods licht, en ons houden aan zijn Woord, zijn vrede ons deel zal zijn, een vrede die niemand ons kan ontnemen. Die zekerheid moge ons vervullen met dankbaarheid, ons bemoedigen bij alle dreiging, en ons met elkaar verbinden als Gods kinderen, bestemd voor een geluk zonder einde. God heeft ons voorbestemd om zijn kinderen te worden, maar Hij wil dat wij daaraan meewerken door werkzaam geloof en volhardend gebed. Moge Hij ons daartoe de kracht geven, vandaag in de viering van deze eucharistie, waarin wij bidden voor ons zelf, voor elkaar, voor de kerk in onze land en overal elder in de wereld, en voor de grote noden van dit moment.

br. Gerard Mathijsen osb

Sir. 24, 1-2+8-12; Ef. 1, 3-6+15-18; Joh. 1, 1-18.

 

 

 

Preek Nieuwjaarsdag 2025

Wij mogen weer een nieuw jaar beginnen en vermoedelijk heeft u elkaar vannacht een gezegend of voorspoedig jaar toegewenst. Dat doen wij dan vanmorgen nog eens over in deze eucharistie. Maar let op, hier gaat God ons voor met die zegenwens. Wij hoorden het zojuist in die prachtige zegenbede uit het boek Numeri. Een drievoudige zegen is het zelfs. Met die zegen gaan wij het nieuwe jaar in. Bij alle duister dat er in de wereld is, te veel om op te noemen, blijft van Godswege de zegen overeind. Eenmaal zijn woord, zijn zegen gegeven, neemt hij er geen haaltje of jota van terug, maar gaat hij met ons mee in goede en kwade dagen als God met ons, Emmanuel. Het kind dat ons met kerstmis is gegeven, is er het levend teken van. Hij zal ons, zo hopen en geloven wij, ook bij de laatste poort, die van de dood, niet alleen laten. Hijzelf is er doorheen gegaan en zo wordt die poort voor ons een deur van hoop.

Wij beginnen deze dag met een zegen, maar wij beginnen ook een jaar dat door paus Franciscus is uitgeroepen tot een heilig jaar. Die traditie gaat in de kerk terug tot het jaar 1300 en misschien is ze nog ouder. De verre oorsprong ervan ligt zelfs in de Schrift. In het boek Leviticus wordt gesproken over het jubeljaar dat elke 50 jaar gevierd moet worden. Alle schulden dienen dan kwijtgescholden te worden zodat iedereen met een schone lei kan beginnen op het land dat God geeft. Mogelijk is dat gebod nooit ten volle uitgevoerd, maar het zegt ons kraakhelder hoe God zich het leven van ons mensen heeft gedroomd. Niet als een afrekening waar geen eind aan komt, maar als een weg waarop steeds weer een nieuwe kans wordt gegeven.

Paus Franciscus heeft met het openen van de heilige deur in de Sint Pieter en met het openen van een ander heilige deur in de Rebbibia gevangenis een onmiskenbaar teken gesteld, een teken van hoop. In een wereld waar steeds meer deuren worden gesloten of gesloten blijven, toont hij ons dat God niet kiest voor gesloten deuren maar er alles aan doet om deuren te openen. De deur van Gods huis is geopend om  bij de Vader kwijtschelding en vergeving te krijgen, om een nieuw levenskans te krijgen. Om van de last die op de schouders drukt en als een steen op het hart ligt, bevrijd te worden om een nieuw leven te mogen beginnen. Die deur naar Gods huis staat trouwens altijd open, niet alleen in een heilig jaar, aan God zal het niet liggen. Maar er is ook die andere deur, die het beeld is van de vele deuren in onze wereld die al te vaak gesloten zijn. Tegendeel volgens de apostel Johannes van het hemelse Jerusalem, waar de deuren altijd open blijven.[1] Als God de deur voor ons open houdt, omdat Hij ons geschapen heeft om in vrijheid samen te leven en samen te wonen, waarom dan die roeping negeren en het leven voor elkaar tot een hel maken? Wat kan ons overkomen als wij het mijn en dijn, het ons en die anderen, zouden vervangen door wij samen als kinderen van God, allen op de wereld gekomen bezield met dezelfde adem. Geroepen om te geven en te vergeven, om de deur open te zetten en elkaar een thuis te bieden? Is dat naïef gepraat of is het de droom waartoe God ons uitnodigt en die wij dus nooit moeten opgeven. Niet voor niets heeft paus Franciscus aan dit heilig jaar het thema gegeven van pelgrims van de hoop. Daar is die open deur ook het teken van. Hoop is dat je nog iets durft verwachten, dat je naar iets uitziet. Het ligt misschien niet voor het oprapen, het wordt misschien door het leven om ons heen tegengesproken, maar toch.  ‘Hoop is een voorwaarde voor leven en een middel om te overleven. Het is de kracht die ons in staat stelt de toekomst met een zekere verwachting tegemoet te zien, zelfs in het aangezicht van moeilijkheden en lijden’ ( Paus Benedictus XVI Spe Salvi, §27). Deze woorden herinneren ons eraan dat hoop niet alleen troost biedt in tijden van tegenslag, maar ook een drijvende kracht is die ons helpt om de uitdagingen van onze tijd met moed en vastberadenheid tegemoet te treden.” [2]

Wij beginnen een nieuw jaar, een heilig jaar en wij worden uitgenodigd de deur van ons hart, de deur van onze kerk en samenleving open te zetten.  Paus Franciscus zei bij het openen van de deur in de gevangenis: “gesloten harten, verharde harten helpen ons niet om  voluit te leven. Daarom bestaat de genade van het jubeljaar erin het hart wijd te openen, en bovenal te openen voor de hoop.” Dat woord staat haaks op veel gepraat en geroep, maat wat zouden wij en onze samenleving niet winnen als wij in plaats van uitsluiten en dichtsluiten met elkaar in gesprek zouden gaan, samen zouden zoeken en optrekken als pelgrims van hoop. Geen doemdenkers, maar mensen van verwachting als de moeder Gods die wij vandaag ook bijzonder gedenken. Zij zei ‘ja’ tegen het leven toen de engel bij haar binnenkwam en vroeg in haar hart en schoot ruimte te maken voor Gods droom, een mensenkind, God met ons, die ons broeders en zusters noemt. Laten wij die band niet beschamen, maar wagen wij het nieuwe jaar onder Gods zegen te beginnen als pelgrims van hoop. Voor u allen namens alle broeders een gezegend nieuwjaar. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

20250101 Nieuwjaar Num 6,22-27; Gal 4,4-7; Lc 2,16-21

[1] Openbaring 21,25

[2] Bisschoppelijke brief voor het heilig jaar 2025

Feest van de Heilige Familie 2024

Dierbare zusters en broeders,

Ruim een eeuw geleden hebben de pausen Leo XIII en Benedictus XV het feest van de H. Familie ingesteld ten voorbeeld van het gezinsleven, dat veel traditionele vormen verloor door de industrialisatie en verstedelijking. Een veilig gezin, liefdevolle ouders, het is nog steeds de beste start voor een gelukkig leven. Het is een ideaal dat wij hoog willen houden. Een grote genade dit te mogen beleven, zowel voor ouders als voor kinderen. Maar dit ideaal is ook uiterst kwetsbaar, en goddank is het leven zo rijk dat in andere situaties ook nieuwe kansen blijken te schuilen. Kortom Gods werkelijkheid blijkt nog rijker dan wij ons voorstellen. Welke antwoord heeft ons geloof daarop? Dat is een goede vraag. Ik herinner mij goed de eerste keer dat ik mocht preken in deze kerk; dat was op dit feest van de h. Familie in 1979, 45 jaar geleden. Ik vond het nogal wat, en – bijna tot overmaat van ramp- logeerde de bisschop van Groningen, mgr. Bernard Möller in de abdij, en was hij aanwezig, in de abtszetel die daar toen nog stond.  Na de viering zei hij dat zijn eerste gedachte, toen hij mij naar voren zag lopen was geweest: “wat gaat dat jonge patertje de mensen nu vertellen over het gezin?” Gelukkig was het hem niet tegengevallen.

Dat zou mij moed moeten geven, en sindsdien heb ik meerdere malen op dit feest gepreekt. Vandaag mocht ik voor de kloostercast van de KRO/NCRV er een meditatie aan wijden. Maar nu zou ik u de gedachten willen doorgeven van pater Timothy Radcliffe O.P., zoals u weet onlangs door paus Franciscus kardinaal gemaakt. Hij heeft in 2006 hierover gepreekt. Ik heb zijn woorden graag voor u vertaald, en ik hoop dat zijn visie, die ik graag tot de mijne maak ook u kan inspireren. Zoals hij over de H. Familie spreekt zou ik het niet durven. Maar hij is nu kardinaal!

«Tijdens het avondeten met vrienden vroeg ik waar hun zestienjarige dochter was. De moeder antwoordde: ‘We weten het niet. Ze is bij haar vriendinnen, maar we weten niet wat ze doen. En vroeger waren we zo close, als zussen. We konden alles tegen elkaar zeggen. En nu is ze als een vreemde.’

Er is veel bezorgdheid voor de jongeren. Wie zijn ze? Wat zal er van hen worden? Maar het evangelie van vandaag vertelt ons dat we vol vertrouwen kunnen zijn. God is met hen. Ze zijn in zijn handen. Ook de moeder van Jezus had pijn om haar zoon. Hij was drie dagen lang verdwenen. ‘Kind, waarom heb je ons zo behandeld? Kijk, je vader en ik hebben met grote angst naar je gezocht.’ Jezus antwoordt, maar ze begrijpen het niet.

Jezus werd geboren in een typisch modern gezin. Een alleenstaand kind; de man in het huishouden was niet zijn vader; de traditie zegt dat hij tot zijn dertigste thuis woonde. En toen werd het erger. Hij eindigde in ongenade en mislukking aan een kruis. Als God in zo’n gezin zijn thuis heeft gemaakt, dan kan hij ook in het onze aanwezig zijn en kunnen we vertrouwen op Gods voorzienigheid voor onze kinderen.

In mijn kamer in Londen had ik een schilderij van Van Gogh van een moeder en vader die hun kind leren lopen. De moeder houdt het kind omhoog, terwijl aan de andere kant van het schilderij de vader zijn armen gestrekt heeft en het kind wenkt om naar hem toe te lopen. En het gezicht van het kind is gevuld met plezier, verlangend naar het avontuur. Een van de eerste moedige daden die we leren, is lopen. We zullen plat op ons gezicht vallen en moeten opstaan ​​en het opnieuw proberen. Maria en Jozef moesten Jezus ook de moed leren om te lopen. Ook al was hij God, ik weet zeker dat hij op zijn gezicht viel! Alle morele training is het trainen van mensen om sterk genoeg te zijn om op hun voeten te staan ​​en te lopen. Maar als je een kind leert lopen, dan kan het zijn dat hij of zij op een dag in een richting loopt die je niet had verwacht of gewenst. Je geeft ze de vrijheid om van je weg te lopen. Diepe liefde houdt niet vast. Zij laat ons gaan. De schoonheid en de pijn van ware liefde is dat ze een ander bevrijdt om iemand anders nog meer lief te hebben dan ons.

Wanneer het kind Jezus zijn familiekring verlaat en achterblijft in de tempel, is hij moedig. ‘Wat heb je mij gezocht? Wist je niet dat ik in het huis van mijn vader moest zijn?’ Hij was gevormd door twee dappere mensen die hem hierop hadden voorbereid. Maria had het aangedurfd om ‘ja’ te zeggen tegen de uitnodiging van de engel om moeder te worden van onze Redder, ook al zou dat haar leven op zijn kop zetten. Jozef was dapper genoeg geweest om met Maria te trouwen, ook al was ze zwanger van oorzaken die hij niet kon begrijpen. Dus hadden ze een kind grootgebracht dat de moed had om op een dag iets te doen wat ze toen niet konden begrijpen. .Billy Elliot is een film over een gezin uit Noord-Engeland. Ze zijn mijnwerkers. Ze leven met de dreiging van werkloosheid. Het zijn sterke, agressieve mensen. De zoon van het gezin heet Billy en hij ontdekt dat hij een hekel heeft aan boksen, de familiesport. Hij wil balletdanser worden. Het is een schandaal. Echte mannen worden geen dansers. Uiteindelijk ziet de vader zijn zoon dansen en hij begrijpt dat dit Billy’s leven is. Het is een verhaal over moed. Er is de moed van de mijnwerkers, die vechten voor hun baan. Er is de moed van Billy, die het aandurft om anders te zijn. De grootste moed is tenslotte die van zijn vader, die zijn zoon omarmt en hem durft los te laten om een leven te leiden dat hij niet kan begrijpen.

Jezus ontsnapt uit de kleine wereld van zijn familie en komt dan terug om hen het uitgestrekte huis van het Koninkrijk aan te bieden. Moge hij ons de genade geven om degenen van wie we houden los te laten, de deur open te houden voor hun terugkeer, erop vertrouwend dat ze terugkomen met geschenken die we ons niet hadden kunnen voorstellen».

br. Gerard Mathijsen osb

Letting Go By Timothy Radcliffe O.P.  31 December 2006  | Luke 2:41-52

 

Feest van de H. Familie.

Preek Kerstdag 2024

Vannacht hebben wij kerstmis gevierd waarbij het verhaal van Lukas ons naar het kind in de kribbe bracht en de nacht werd verlicht door engelengezang. Vanmorgen vieren wij opnieuw kerstmis, maar nu met een heel ander verhaal. Het begin van het evangelie van Johannes, dat wij zojuist gehoord hebben, lijkt bij eerste oogopslag in niets op het verhaal van Lukas. Hier geen kind in de kribbe, geen herders en ook geen engelen. En toch een kerstverhaal. En zo worden wij er op attent gemaakt dat er vele manieren zijn om het grote geheim van God ter sprake te brengen. De Schrift is er het grote voorbeeld van en de traditie van de eeuwen is haar daarin gevolgd met steeds weer nieuwe pogingen dat geheim van God te vatten in woorden en beelden, in stilte en muziek. Laten we oog en oor hebben voor die verscheidenheid. Dat behoedt de ziel voor bekrompenheid.

Vanmorgen dus het verhaal van Johannes. Begon Lukas vannacht zijn verhaal in de tijd van keizer Augustus, zo’n kleine 2000 jaar geleden, Johannes weet van geen ophouden en gaat terug tot aan het begin van de schepping. Daar is het allemaal begonnen. En wat begon er? Gods scheppend werk door het woord. Nu zijn er tegenwoordig veel mensen die weinig vertrouwen meer hebben in het woord, want er worden teveel woorden gesproken die niet tot daden leiden en er zijn ook veel woorden die alleen tot wandaden leiden. Dat gegeven zegt ons iets over de kracht van het woord, het kan maken of breken. Het resultaat daarvan zien en horen wij elke dag om ons heen. Het is dus zaak voorzichtig en gewetensvol om te gaan met het woord. En dat niet af en toe, maar met elke woord dat uit onze mond komt. Bouwt het op, of breekt het af? En deze morgen krijgen wij de gelegenheid in de leer te gaan bij dat scheppende woord van God in den beginne.

‘In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.’ Dat woord van God kent niet de dubbelheid van hart die ons eigen is. Het is geen ja en nee, het is enkel ja en zó en niet anders is het bron van alwat bestaat. We zien dat woord niet en we horen het niet, maar ongezien en ongehoord klinkt in heel de werkelijkheid dat ene woord van God dat zegt: ‘ Wees er, leef, kom aan het licht, kom tevoorschijn.’ Psalm 19 zegt het zo: ‘De hemel verkondigt de majesteit Gods, het zwerk meldt het werk zijner handen. De dag heft zijn roep tot de dag, de nacht aan de nacht zegt de mare. Geen spreken verluidt er, geen woorden, geen taal voor het oor te verstaan.’ Er is in de wereld heel veel lawaai en geluid, en in onszelf is het al niet anders, maar dat onverdeelde stille woord van God dat alles tot het bestaan roept, vraagt om een heel stil en aandachtig gehoor.

Maar vandaag vertelt Johannes ons in zijn kerstverhaal: dat woordeloze woord waarmee alles begint, is hoorbaar en zichtbaar geworden, je kunt het zien met je ogen, jet kunt het horen met je oren, je kunt het met je handen aanraken. Want dat woord van God is mens geworden. God heeft zich zichtbaar en hoorbaar gemaakt in Jezus, een kwetsbare mens als wij. In Jezus, in héél Jezus’ menselijke leven, zien wij het leven van God zelf aan het werk in woord en daad.  In Jezus zien wij dat woord van den beginne en horen wij het luidop zeggen: ‘ wees er, leef, kom aan het licht, sta op’. Want daartoe is hij gekomen, midden onder ons, God met ons, Emmanuel. Johannes zegt het op zijn manier: ‘Het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond’. En hij voegt er nog iets aan toe. Hij zegt: ‘ en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd’. Dat woord ‘heerlijkheid’ heeft Johannes in de vijf boeken van Mozes gevonden. God kunnen wij niet zien, maar zijn heerlijkheid is de vorm waaronder hij zich laat zien en raken in onze mensengeschiedenis. Mozes had daar weet van uit ervaring. En wanneer hij dat beschrijft, horen wij hem zeggen: ’God is genadig, barmhartig, geduldig, liefdevol en trouw’. Vandaag verschijnt die menslievendheid van God voor ons in de persoon van Jezus. Zijn leven is niets anders dan de verpersoonlijking van die liefde. Niet alleen in woorden, maar bovenal in zijn daden, in wat hij heeft gedaan: dienen en liefhebben tot het einde toe. Nergens te groot of te klein voor, hij heeft zijn leerlingen zelf de voeten gewassen als teken van die nederige liefde. Zo is God onder ons verschenen. En ons heeft hij gevraagd en geboden hem daarin na te volgen. ’Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten ook jullie elkaar liefhebben’. Daarvoor ben ik gekomen en daartoe zijn ook jullie geschapen en geroepen. Dat is de zin en zaligheid van ons menselijk bestaan ondanks alles.

Vandaag horen wij Johannes vertellen hoe Gods Woord bron is van heel de schepping vanaf het begin.  Dat woord is mens geworden en heeft onder ons gewoond om ons in woord en werk te openbaren waartoe wij zijn geschapen. En meer dan dat, hij heeft ons bij zijn sterven als laatste daad van zijn leven ons zijn Geest nagelaten.  En zo zijn wij hier vandaag bijeen, om temidden van alle aanvechting , duisternis en dood, Gods liefde en leven vrij spel te geven in ons bestaan. Het Woord dat leven is, het Woord dat mens geworden is, laat het ieder dag opnieuw in ons een woord van vrede worden, een woord dat mensen samenbrengt als broeders en zusters van Hem die onze vrede is. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

2024 Kerstdag Jes. 52,7-10; Hebr. 1,1-6; Joh. 1,1-18

Preek Kerstnacht 2024

Er wordt in deze dagen, broeders en zusters,  op tal van plaatsen en in tal van verbanden kerst gevierd. En dat niet alleen in de kerk.

Wij mogen daar blij en dankbaar om zijn. Want waar mensen echt vieren, is er sprake van betrokkenheid, van aandacht, van zorg en genegenheid. Daar licht al iets op van de wereld zoals God die zich heeft gedroomd. Niet voor niets zien we hoe Jezus, als hij het over Gods Koninkrijk heeft, heel graag het beeld gebruikt van het feestelijk gastmaal  of het bruiloftsfeest.

Maar wat vieren we met Kerstmis? Kerst, wat is dat voor ons? Is het een feest van gezelligheid, van een apart sfeertje midden in de winter, één keer per jaar. En dan nog liefst met sneeuw , zo wit als blanke wol en kinderlijke onschuld, of is het een feest met een ander verhaal?

Misschien doen we er goed aan nog eens te kijken naar het geboorteverhaal van Jezus dat we zojuist gehoord hebben. Wat zegt dat ons over kerstmis?

Weet u nog hoe het begon? Keizer Augustus, die over het grote romeinse rijk regeerde, schreef een volkstelling uit. Het was toen al juist als nu. Sommigen hadden het voor het zeggen en die maakten dan ook de dienst uit.  De keizer wilde weten hoe machtig hij was. En dan werd toen juist als nu al snel gedacht aan de macht van het getal. Hoeveel onderdanen heb ik, over hoeveel manschappen kan ik beschikken? Wat is mijn potentieel?

Nee, de wereld van die eerste kerst verschilde niet veel van de onze. Het was een wereld van machthebbers en machtelozen, van mensen die de dupe waren en zo maar op trek moesten en mensen die het voor het zeggen hadden.

In die wereld wordt een kind geboren, een kind dat door God wordt gegeven, zoals hij alle kinderen geeft, als een nieuw begin van leven, als begin van een nieuwe schepping, waar niet geweld en getal de dienst uitmaken, maar Gods eigen droom van een wereld waar hemel en aarde elkaar raken, waar engelen uit den hoge gehoord worden door kleine mensen en er samen wordt gezongen en gewerkt aan ‘eer aan God in de Hoge’ en ‘vrede op aarde voor alle mensen’.

Maar is dat geen kinderlijke droom? Is dat niet wereldvreemd?

Het hangt er maar van af met welke ogen je kijkt en met welke oren je hoort. Het hangt af van je eigen droom. Door wie laat je die bepalen? Door de reclame, door de grijpgrage ogen en handen van hebben en houden of is er diep verscholen in de schuilhoeken van ons hart een diep verlangen verborgen naar die boodschap en dat lied van de engelen. We hebben ze wel nooit gezien, maar hun zang horen we misschien klinken als we heel stil luisteren naar ons hart.

Die engelen zongen, die engelen zingen nog en ze zingen over een kind in de kribbe, want daar ligt hun droom, daar ligt de toekomst van Godswege.

Het kind in de kribbe, Lukas vermeldt het driemaal in het kerstevangelie. Dat kan geen toeval zijn. Misschien was hij bang dat we er anders aan voorbij zouden zien of het niet zouden horen, want wie zoekt er nu een kind in de kribbe?

Ja, er was voor hen geen plek in de herberg, ligt de pasgeborene misschien daarom in de kribbe. Het zou kunnen, maar waarom dan dat driemaal genoemd?

Een kribbe is eigenlijk geen plek voor mensen, zelfs niet voor een pasgeboren kind. Het is de plaats waar de os en ezel en de schapen thuis zijn, maar als je daar als mens je thuis hebt, dan lig je er uit, dan bevind je je aan de rand, dan ben je thuis onder wie geen dak boven het hoofd hebben. Die kribbe, ze zegt ons iets, ze zegt ons alles over de lage staat waarin God zich heeft gewaagd met dit mensenkind. Die kribbe doet denken aan dat woord van Paulus in de Fillipenzenbrief waar hij het heeft over God die alle grootheid aflegt en de gestalte van een slaaf heeft aangenomen om ons te dienen.

Maar daar blijft het niet bij, die kribbe heeft ons nog iets anders te vertellen. Een kind in de kribbe, maar wat ligt er nu gewoonlijk in de kribbe, in de voederbak?

Is het niet het voer voor het vee? Het hooi voor de schapen?  Die weten dat ze daar hun kost kunnen vinden. Maar vandaag ligt er iets anders in de kribbe, geen voer voor het vee, maar voedsel voor de mensen.

Dit kind dat ons van alzo hoge wordt aangereikt, ligt in de voederbak. Het biedt zich daar aan als voedsel voor een wereld die hartstochtelijk uitziet naar vrede. Hoe klein het kind ook is, het laat nu al zien waarvoor het is geboren. Om met zijn leven ons te voeden, om met zijn leven mensen te bezielen en kracht te geven om in zijn voetstappen te treden. Hij wordt ons in handen gegeven om brood en vrede te worden voor elkaar in het leven van alledag.

In een wereld van grote  namen en machthebbers die de dienst uitmaken, wordt ons vandaag dit kind in al zijn weerloosheid gegeven als belofte van leven van Godswege. Het reikt ons nog steeds het leven aan, zíjn leven.

Als we ons straks scharen aan de  tafel en hem ontvangen in de palm van onze hand, als in een kribbe Laten we hem dan een plaats bieden in ons leven, zodat Hij ons voeden kan met vrede uit de Hoge, opdat onze oude aarde, dichtbij en veraf, nieuw wordt, een thuis waar voor ieder mensenkind plaats is, en niet in de voederbak. Amen.

Abt Thijs Ketelaars

Lukas 2,1-20

Kerstmarkt in de Abdijwinkel

Kom en beleef de warme sfeer van onze Abdijwinkel waar van alles te vinden is voor een onvergetelijke Kerst!

Prachtige kerststallen, kerstgroepen, kerstartikelen, sfeervolle abdijkaarsen en ambachtelijke gebrouwen Abdijbier: er is voor ieder wat wils. Blader door onze zorgvuldig geselecteerde boeken, bewonder de iconen en nog veel meer mooie artikelen.

 

En waarom niet genieten van een moment voor uzelf? Neem plaats in onze gezellige horeca met een heerlijke kop koffie met wat lekkers of een kleine lunch.

We hopen u te verwelkomen in onze Abdijwinkel

De Kerstmarkt is tot 6 januari 2025 geopend op dinsdag t/m zaterdag van 11:00 uur tot 16:30 uur.
Op 31 december 2024 sluit de winkel om 15:30 uur. Op 2 januari 2025 is de winkel gesloten. 

Preek 22 december 2024

Er zijn op onze wereld heel wat mensen onderweg, tallozen zijn op reis. Vaak gedwongen door allerlei rampsoep of politiek gekonkel, maar niet zelden ook op de wiekslag van de vreugde. Een kleindochter van een van onze vrijwilligers vloog dezer dagen naar Californië om kerstmis te vieren bij haar lief. Ze had haar studieprogramma aangepast om toch maar vlug te kunnen vertrekken. Tegelijk zien wij op ander plaatsen hoe mensen niet weten waar te gaan om te schuilen voor bommen of om uithongering te voorkomen.  De liturgie blijft daarbij niet achter, zij laat ons deze dagen vóór het kerstkind wordt geboren zelfs nog twee reizen maken.  Vandaag gaan wij met Maria een reis maken waar ze zelf voor heeft gekozen, maar met de andere reis, op de vooravond van kerstmis, is het een heel ander verhaal. Die reis is opgelegd door een keizer die geen rekening houdt met mensen. Eén reis met rode konen van verwachting en vreugde, en de andere met rode konen van uitputting en zorg.

Twee reizen, maar vandaag staan wij stil bij die eerste. Waarom ging Maria op reis? Het korte verhaal dat ons verteld wordt, zegt het niet, maar de goede verstaander heeft aan een half woord genoeg. Het reisverhaal dat Lukas ons vertelt, blinkt uit door bondigheid. Er wordt veel niet verteld. Wij horen niet hoelang de tocht duurt. We horen ook de naam van de stad niet en er wordt ons ook niet verteld of ze de reis alleen maakt.

Maria is ternauwernood bekomen van de aanzoek die de engel haar heeft gedaan. Die engel kwam uit den hoge, toen hij met de boodschap kwam die het leven van Maria op zijn kop zette. Haar werd aangezegd dat ze een kind zou baren dat pure gave van God was. Ze wist niet wat ze zich daarbij moest voorstellen en ze had er vragen bij. Daar hoef je niet van op te kijken, want wat gebeurt er als Gods Geest, die adem van God die over de oerzee zweefde, als die Geest over een mens komt? Die Geest die schept en herschept. Als de liefde je overvalt, wat doe je dan? Maria wikt en weegt, ze stelt vragen vooraleer zij haar ja woord geeft. Een woord waarvan zij nog niet weet hoezeer het haar leven zal tekenen. Maar met dat jawoord legt ze alle aarzeling en schroom af en wanneer de engel vertrekt,  is zij een ander mens. Geen timide vrouw, die zich geen raad weet, maar een verliefde ziel als de bruid uit het Hooglied  die fier aan een nieuw leven begint.

Het eerste woord na het vertrek van de engel is dan ook ‘zij stond op.’ In het Grieks horen we daar het woord anastasis klinken, hét woord als het gaat om opstanding. Opgestaan, want zij is tot leven gewekt met dat woord van de engel. Nieuw geboren zoals dat alleen door de liefde kan. Dan blijf je niet bij de pakken neerzitten, maar springt op en komt in beweging.

Zo gaat ze dus, bewogen en bevlogen en het verhaal vermeldt dat ze er de gang in heeft. Ze gaat met spoed, geen treuzelaar, maar een die weet wat ze wil. Je zou haar kunnen benijden om haar bevlogenheid en om de vastbeslotenheid. Zij gaat, ondanks alle vragen die ze misschien ook heeft.

Er valt nog iets op bij die reis. Nergens horen we dat er iemand met haar mee reist. Gaat ze die lange weg alleen? Wie zal het zeggen? Maar zoals zij daar door het bergland trekt, toont zij zich geen doetje, maar een vrouw met innerlijke kracht. Zij heeft een roeping ontvangen, ze is geroepen en ze heeft er ja op gezegd. En het vervolg van de weg kun je dan niet aan een ander over laten. Dat is bij alle zegening ook een eenzaam avontuur. Een ander kan dat niet van je overnemen, ook als je een tochtgenoot zou hebben.

Maria heeft haar weg te gaan en ze doet het met overtuiging. Ze laat zich door niets en niemand daarvan weerhouden. Door innerlijk vuur bewoond, is voor haar geen berg te hoog. Misschien mogen wij haar de eerste apostel noemen.  Het kind dat ze onder haar hart draagt, is nog niet geboren, maar zij is er zo vol van dat ze in de ontmoeting met Elisabeth al boodschapper is van vreugde.

Maria en Elisabeth, het vuur spat er van af in de begroeting. Nauwelijks hebben ze elkaar gezien of ook Johannes laat zich kennen, ook hij nog in de moederschoot. Zo moeder, zo kind, allebei zijn ze geraakt door deze komst van Maria. De een spreekt nog geen woord, maar hij laat zich niettemin voelen en de ander, de bejaarde Elisabeth, wordt innerlijk zo geraakt, zo van de geest vervuld, dat ze in een zegenbede voor moeder en kind uitbarst. Drie generaties, over en weer, bewogen en bevlogen. En het bijzondere daarbij is, dat niemand in het gebeuren aan zichzelf denkt. Ieder is betrokken op de ander die ze ontmoeten. Maria die zich met spoed naar haar nicht begeeft en zich helemaal niet druk maakt om de lange reis. Ze wil enkel Elisabeth zien en delen in de vreugde die zij beiden onder het hart dragen. En Elisabeth en haar kind blijven niet achter in die levenschenkende vreugde. Voor dat geheim van delen in elkaars liefde en leven zijn wij geschapen en daartoe dient de levensreis.

Nu wij deelgenoot worden van deze reis, stelt zich de vraag: door welk vuur of welke geest worden wij bewogen? Dragen wij aanstekelijk leven in ons en zet dat ons op weg?  Zijn wij apostelen van de liefde die leven geeft, die jong en oud verbindt, die gemeenschap sticht waar kloven worden overbrugd en over alle grenzen heen mensen worden gezegend met de naam van de Heer?

Nog een paar dagen en het is Kerstmis. Laten wij opstaan als Maria, laat het vuur van Maria ons aansteken. Dat onze levensreis gemeenschap stichten mag en de komende Heer aller vreugde wordt. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

Cadv4 2024 Micha 5,1-4a; Hebr. 10,5-10; Lc. 1,39-45

Gaudete 2024

“De advent is voor mij de favoriete tijd in het liturgisch jaar”, zei een bezoeker dezer dagen. “En ik houd het meeste van de derde zondag vanwege Paulus’ woord “verheug u!”  Inderdaad: vreugde is te schaars in ons leven: er is zoveel waarover we treurig kunnen zijn! In een wereld vol catastrofes durf je niet meer blij te zijn. Dat zou getuigen van een onverantwoordelijke houding een gebrek aan realiteitszin. En toch: Vreugde is het leidende thema in deze viering. Heel duidelijk in de eerste twee lezingen: Bij Sefanja “Sion, jubel van vreugde!”,  bij Paulus: “Verheugt u in de Heer te allen tijde”. Johannes de Doper trekt een ander register open. Ook hij verkondigt de Blijde Boodschap, maar hij doet dit wel met vele strenge vermaningen. Want de kern van de boodschap, de reden tot vreugde is de komst van de Verlosser. In zijn dagen gonsde het in Israël van de verwachting dat de Messias spoedig zou komen. De mensen kwamen in beweging. Opmerkelijk is dat zij daarbij de vraag stelden wat van hun werd verwacht, wat zij moesten doen?

Zij hadden toch ook kunnen denken dat de Messias zich met overmacht zou manifesteren, de vijand verdrijven, en zijn volk verlossing zou aanreiken. Maar blijkbaar beseften zij dat van hun een actieve medewerking, misschien zelfs voorbereiding werd verlangd. “ Wat moeten wij doen?” En  Johannes zegt niet: zorgt dat gij u bewapent en kunt helpen de vijand te bestrijden. Hij zegt ook niet, zoals Jezus zal doen in zijn eschatologisch spreken: ontvlucht de stad, trekt naar de bergen, en richt uw ogen naar omhoog! De raadgevingen van Johannes zijn niet op de eindtijd gericht, maar op de voorbereiding op de komst van Hem die komen moet. Op wat moet gebeuren hier en nu, in het huidige bestel, en wat binnen ieders bereik is.

Zusters en broeders, wij leven in een apocalyptische tijd, en het gerucht gaat dat een aantal zeer rijke mensen serieus overweegt om een veilig heenkomen te zoeken op een andere planeet.  Het lijkt mij een afschuwelijk toekomstbeeld, en ik kan mij niet anders voorstellen dat dat die mensen, als ze zo’n plek buiten onze aarde zouden bereiken, maar één verlangen zullen hebben: zo snel mogelijk naar onze goede oude aarde terug te keren.  Johannes de Doper is geen propagandist van zo’n wereldvlucht. Hij geeft een heel andere raad: “Deelt met elkaar”, is zijn oproep. “Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft.” Hoe actueel! Ook tollenaars en soldaten komen, mensen die samenwerken met de bezettende macht, met de Romeinen. Johannes wijst hen niet af, eist ook niet het onmogelijke, maar dat zij zich tevreden stellen met wat hun rechtens toekomt. Als onze samenleving die minimale aanwijzingen van de Voorloper zou volgen, zouden we al een eind op weg zijn naar Kerstmis.  De bereidheid om te delen schept al een sfeer waarin de vreugde wonen kan. Zelfgenoegzaamheid, zelfzucht, zelfvoldaanheid, egoïsme sluit vreugde uit.

Ook al moet de verlosser nog komen, ook al moet zijn oordeel nog plaats vinden, moet hij het kaf van het koren nog scheiden, zijn komst dient voorbereid door een goede instelling van degenen die op hem wachten.                                  Johannes veroordeelt niemand. Hij zegt niet tegen de tollenaars die gedoopt willen worden dat zij eerst hun beroep dienen op te geven. Nee, hij zegt dat zij niet méér mogen vragen dan de vastgestelde norm. En de soldaten hoeven hun dienst niet op te zeggen, maar zij moeten van hun machtspositie geen misbruik maken.

Het eindoordeel laat de voorloper over aan Hem die komen moet. Van diens optreden heeft hij een bepaalde voorstelling. Een beeld waaraan straks het optreden van Jezus niet zal beantwoorden. Want Johannes verwacht uiteindelijk een strenge rechter. Zelf doopt hij met water, maar de Komende zal dopen met de heilige Geest en met vuur. Een vurige adem Gods zal over de aarde gaan, het kaf van het koren scheiden, het stro verbranden en alleen wat van waarde is behouden.

In onze dagen zien wij de mensen op grote schaal het kwaad bestrijden in de ander. Waar gevochten  wordt daar is de andere partij de boosdoener die met geweld dient te worden uitgeschakeld. Mensen die gisteren nog voor geweldloosheid waren en tegen alle wapenindustrie, willen nu dat de uitgaven voor defensie worden opgetrokken. Hoe zou de wereld er uitzien als wij elkaar een ogenblik zouden willen zien met de ogen van de ander? Met de ogen van die patriarch van Moscou die het westen veroordeelt als decadent, met de ogen van de arme mensen in Afrikaanse landen die zijn uitgebuit en die hun kinderen de hongerdood zien sterven, en tegelijk beelden krijgen van het welvarende Westen waar men leeft in een voor hen onbegrijpelijke luxe? Als we de verwijten die deze mensen ons maken serieus zouden nemen, dan zouden de wapens misschien niet nodig zijn. Dan was er voor ieder voldoende voedsel, en voldoende vrede.

Zusters en broeders, Jezus komt binnen in onze gebroken wereld. Zachtmoedig en mild, Hij geneest wat gewond is, heelt wat gebroken is, Hij toont goddelijke barmhartigheid. Zijn optreden is geen breuk met dat van de Voorloper, maar Hij overtreft diens verwachtingen. Wij hoorden bij Sefanja: “Het vonnis dat op u drukte werd door de Heer vernietigd!  De Heer uw God is bij u als een reddende held. Uitermate verheugt Hij zich om u, door zijn liefde maakt Hij u nieuw!”

Dit vooruitzicht kan ons blij maken, en maakt deze zondag een viering van vreugde.

br. Gerard Mathijsen osb

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2025, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden