Nieuws

Preek Avondmaalsviering 2024

Met de viering van Witte Donderdag staan wij aan het begin van het residuum sacrum, de drie heilige dagen die ons niet alleen de laatste dagen van Jezus’ aardse bestaan in herinnering brengen, maar die ons ook binnenvoeren in het geheim van de menswording ten einde toe. Gods menswording, maar ook onze menswording. De één niet zonder de ander, maar wel de een uit kracht van de ander.

In onze wereld speelt het ego vaak de eerste viool. Die muziek mist het samenspel en speelt voor eigen glorie, anderen blijven in de schaduw, als ze er al mogen zijn. Maar vanavond krijgen wij een heel ander muziekstuk te horen.

Wij treden een wereld binnen waar competitie en eerst plaatsen, aanzien en macht het beeld niet bepalen, maar Gods liefde zich op een tweevoudige wijze aan ons presenteert als een gave die niet uit is op eigen voordeel, op status of wat dan ook, maar die zijn vreugde vindt in het geven en vergeven, in het zichzelf verliezen om aan de ander leven te geven. Ja, liefde, die zichzelf geeft van a tot z, met huid en haar, met al wat zij heeft en is en daarin vreugde vindt. De tafel waaraan wij vanavond worden genodigd is er bij alle ernst geen van droefenis, maar van overgave ten einde toe, want daartoe is God mens geworden, om ons te winnen uit een ten dode toe bestaan en ons op te nemen in de gave van zichzelf die leven geeft.

Een tweevoudig teken wordt ons  gegeven om ons het mysterie van menswording te openbaren. Aan de tafel wordt ons het brood gereikt dat leven geeft en in de voetwassing wordt ons de plek getoond waar God zich vinden en dienen laat. Het zijn twee tekens, maar het zijn de twee zijden van een en hetzelfde muntstuk. Waar een van de twee ontbreekt, hebben wij met valse munt te maken en wordt Gods naam ontwijdt en de mens opgeofferd aan eigen belang en voordeel.

Jezus nodigt zijn leerlingen aan tafel, dat is het eerste teken. Hij heeft vele malen met jan en alleman aan tafel gezeten en dat werd niet altijd door iedereen gewaardeerd. Zie, hij eet met zondaars en tollenaars, klonk het. Maar hoe getekend, geschonden of gekleurd ze misschien ook waren, het waren en blijven in Jezus’ ogen altijd kinderen Gods, geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Niet meer en niet minder dan een ander, misschien alleen anders. Juist als hijzelf, want als er één anders was, dan was hij het wel. Hier wordt ons Gods menswording getoond, die niet aarzelde aan de mens gelijk te worden en dat betekent dat hij afdaalde tot in onze menselijke staat met al zijn duistere kanten, dood en alles wat een mens op die weg ontmoet. Nee, hij was  gekomen om ons de weg te wijzen naar het Vaderhuis, een weg die niet zonder beproevingen is. Hij heeft ons menselijk bestaan aangenomen en dat is een bestaan dat aangevreten is door zonde en dood. Dat heeft hij aan den lijve willen doorstaan met ons, om zo God met ons te zijn ook in de nood, en ons mee te nemen op de weg naar het Licht. Want daartoe is hij gekomen om ons te tonen wat liefde is die leven geeft en naar het leven leidt. Daar is geen plek voor het ego, voor streven naar macht en aanzien. In zijn leven was enkel plaats voor het ruimte maken voor de ander, voor de liefde van God die onbaatzuchtig is en niet om zichzelf geeft, maar vreugde vindt in het mensen oprichten en de naam geven die hen toekomt: kind van God te zijn, enig en uniek, kostbaar in Gods ogen zoals de Zoon zelf. Bij hem geen competitie of na-ijver, want hij wist zichzelf bemind als de geliefde zoon en in die ene liefde wilde hij iedereen opnemen, groten en kleinen. Dat vieren wij vanavond aan de tafel waar hij zichzelf geeft als zuiver brood, als teken dat zijn leven een en al spijs was en is, voedsel voor een leven dat ons niet alleen proeven laat wat ware liefde is, maar dat ons ook zelf opneemt in dat bestaan van hem die zichzelf geeft als brood voor de wereld. Brood, kan het simpeler en alledaagser, maar ook broodnodig en vrij van alle oude zuurdeeg en bederf. Spijs voor eeuwig leven in het leven van alledag, met jan en alleman gedeeld. Doet dit tot mijn gedachtenis.

En daarmee komen wij aan het tweede teken dat ons vandaag gegeven is in de voetwassing. Eenmaal gesterkt met zijn leven schenkend brood, doordesemd met zijn Geest, wordt ons de plek gewezen waar wij als hij te dienen hebben aan de tafel van het leven. Eenmaal in zijn lichaam opgenomen, kunnen wij niet achterblijven te doen wat hij ons heeft voorgedaan op gevaar af met ons doen en laten zijn Naam te ontheiligen en Gods liefde te schande te maken. Gods liefde vraagt in ons leven mensen van vlees en bloed te worden zoals hij het ons heeft voorgedaan. Daartoe zijn wij geroepen, daartoe heeft hij ons begenadigd door ons op te nemen in zijn lichaam en ons te beminnen met de liefde die uit God is. Ons wordt niet gevraagd uitzonderlijke daden te verrichten, maar wel om de kleine daden waaruit het leven bestaat uitzonderlijk te verrichten. Vrij van alle eerzucht en ego, vrij van alle eigenbelang te knielen voor de ander, hoe verkreukeld of onaantrekkelijk diens bestaan ook is. Te knielen voor de ander en zoals Jezus hun de voeten wassen, zodat ze de weg van het leven met een lichtere tred kunnen gaan, gedragen door de blik en zorg die zij hebben mogen ontmoeten.

Wij vieren de laatste avond van de Heer met de zijnen, ons worden de voeten gewassen en hij reikt ons brood en wijn, tekens van zijn zelfgave teneinde toe. Moge zijn voorbeeld en zijn voorgaan ons komende dagen blijven begeleiden opdat Pasen ons aller deel wordt. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

 

Afbeelding: Laatste avondmaal, Oleksandr Klymenko en Sonya Atlantova.

20240328 Witte Donderdag Avondmaalsviering Ex 12, 1-8+11-14; 1Kor 11, 23-26; Joh 13, 1-15

 

 

 

Vacatures


Abdij van Egmond zoekt vrijwilligers voor de Gasterij en Abdijwinkel

De Gasterij en Abdijwinkel maken onderdeel uit van de Benedictushof, waar zich ook het museum, de kaarsenmakerij en de conferentiezaal bevinden.
Het geheel wordt bijna uitsluitend door vrijwilligers gerund onder auspiciën van de monniken. Menigeen brengt een bezoek aan de abdij en haar tuinen, zoals fietsers, wandelaars, bedevaartgangers, dorpsgenoten, winkelpubliek en cultuursnuivers. Wij zijn van dinsdag t/m zaterdag van 10:30 tot 16:30 uur geopend. 

Vrijwilligers gezocht voor de Gasterij

We zijn op zoek naar gemotiveerde horecavrijwilligers die bij toerbeurt een dag per week de Gasterij (ons restaurant) willen runnen en als barmedewerker willen optreden. Bent u die enthousiaste gastvrouw of -heer die ons nieuwe horecateam wil versterken? Lees dan verder!

Verantwoordelijkheden en taken:

  • Serveren van koffie en thee, alsmede frisdrank en diverse producten van de kleine kaart (zoals gebak, tosti’s en soep);
  • Verzorgen van mise en place, zoals het indekken van tafels en bereiden van lichte lunches;
  • Assisteren bij de opbouw van ontvangstruimte (recepties en partijen);
  • Als gastvrouw/heer en begeleiden van groepen;
  • Lichte schoonmaakwerkzaamheden (horeca spoelmachine is aanwezig)

Kwalificaties en vaardigheden:

  • Open enthousiaste en collegiale houding;
  • Schoon, hygiënisch, representatief en dienstverlenend;
  • Empathisch, flexibel met grote mensenkennis en goed kunnen samenwerken;
  • Affiniteit met de Benedictijnse monnikengemeenschap die oecumenisch is ingesteld met een bourgondische en maatschappijkritische instelling.

Wat wij bieden:

  • U krijgt 15% korting op de producten uit de abdijwinkel;
  • Reiskostenvergoeding (vanaf 10 km) € 0,19 per kilometer;
  • Platte organisatiestructuur en informele bedrijfscultuur;
  • Een ruime parkeergelegenheid is gratis beschikbaar.

Interesse?

Stuur dan uw motivatie (vormvrij) waarom deze functie u op het lijf is geschreven naar abdijkaarsen@abdijvanegmond.nl.
Bellen voor meer informatie mag natuurlijk ook, telefoon 072 5062786.
Adres voor schriftelijke motivatie: Stichting Eggo van Egmond, Vennewatersweg 27a, 1935 AR Egmond-Binnen.

Vrijwilligers gezocht voor de Abdijwinkel

Een toenemend aantal klanten weet de rijk gesorteerde Abdijwinkel te vinden. Het assortiment bestaat uit verschillende religieuze producten zoals iconen, beelden, kandelaren, wierookbranders, kerstgroepen en natuurlijk vele ambachtelijke kaarsen uit eigen kaarsenmakerij. Verder vindt men er verschillende kloosterproducten zoals thee, kruiden, zeepproducten, wierook, honing, jam, tafelzuren, snoep, verschillende kazen, wijnen en abdijbieren. In de gespecialiseerde boekhandel zijn boeken verkrijgbaar over theologie, filosofie, spiritualiteit, poëzie, e.d.

Bent u die gemotiveerde verkoopmedewerker waar wij naar op zoek zijn? Wilt u bij toerbeurt een dag per week in de abdijwinkel werken? Meld u bij ons aan! De openingstijden van de abdijwinkel zijn op dinsdag tot en met zaterdag van 11.00 tot 16.30 uur.

Verantwoordelijkheden en taken:

  • Zelfstandig adviseren van klanten over de aankoop van producten;
  • Aanvullen winkelartikelen en verzorgen van een nette presentatie;
  • Afrekenen van producten aan de kassa;
  • Uitvoeren van administratieve taken met betrekking tot de voorraad;
  • Lichte schoonmaakwerkzaamheden in de winkel en magazijnen;
  • Kortom, u zorgt ervoor dat de klant een prettige winkelervaring heeft. 

Kwalificaties en vaardigheden: actief

  • U bent enthousiast en klantgericht, heeft passie voor de detailhandel en handelsgeest zit in uw genen;
  • U verdiept zich in de producten zoals kunstobjecten, ambachtelijk gemaakte kaarsen en producten van diverse kloosters;
  • Open enthousiaste en collegiale houding waarbij geldt: afspraak is afspraak;
  • U weet van aanpakken, bent flexibel en kunt goed samenwerken;
  • Affiniteit met de Benedictijnse monnikengemeenschap die oecumenisch is ingesteld met een bourgondische en maatschappijkritische instelling. 

Wat wij bieden:

  • Een leuke, afwisselende vrijwilligersbaan in een dynamisch monastieke omgeving; de Abdijwinkel is uitgegroeid tot een van de bekendste reli-shops van Nederland.
  • U krijgt 15% korting op de producten uit de abdijwinkel;
  • Reiskostenvergoeding (vanaf 10 km) € 0,19 per kilometer;
  • Platte organisatiestructuur en informele bedrijfscultuur;
  • Een ruime parkeergelegenheid is gratis beschikbaar.

Interesse?

Stuur dan je motivatie (vormvrij) waarom deze functie u op het lijf is geschreven naar abdijkaarsen@abdijvanegmond.nl.
Bellen voor meer informatie mag natuurlijk ook, telefoon 072 5062786.
Adres voor schriftelijke sollicitatie: Stichting Eggo van Egmond, Vennewatersweg 27a, 1935 AR Egmond-Binnen.

 

 

Feest van H. Benedictus

De liturgie van deze feestdag schildert met de keuze van de drie lezingen een mooi portret van onze vader Benedictus. Hij liet veel achter zoals vader Abraham, bij Paulus kregen wij een portret van een man van vrede die tot eenheid gekomen is en in het evangelie tekende Johannes hem voor ons als een man van gebed in de leerschool van het evangelie. Alle drie teksten om te overwegen en te herkauwen om ze vlees en bloed van ons te laten worden zoals Benedictus het ook heeft gedaan. En zo zou ik de preek van vorig jaar kunnen herhalen, want monastiek leven is een leven van steeds weer hernemen, elke dag weer. Want groei kan er maar zijn bij de gratie van geduld, van oefening en toeleg als antwoord op de geschonken genade die het zaad is waaruit alles ontkiemt. Herhaling is dus niet verkeerd, integendeel, maar vandaag wil ik desalniettemin een ogenblik stil staan bij een ander woord uit het leven van Benedictus, een woord dat fundamenteel is voor ons monastiek en menselijk bestaan. Die keuze wordt mede bepaald door het feit dat we middenin het synodaal proces zitten waartoe de paus heel de kerk heeft opgeroepen en uitgenodigd.

Het sleutelwoord van dat synodaalproces is gelijk aan het eerste woord uit de regel van vader Benedictus: luisteren, auscultare, en om de aard van dat luisteren nog nader toe te lichten, voegt Benedictus eraan toe ’neig het oor van je hart’ inclina aurem cordis tuae’. Die toevoeging geeft ons helder te verstaan dat het gaat om een innerlijke betrokkenheid anders blijft dat luisteren aan de buitenkant en is het ene oor in en het andere uit. Maar dat is noch de bedoeling van het synodaal proces, noch van het monastieke leven.

Benedictus begint zijn proloog op de regel met het woord luisteren en niet met een andere uitdrukking die  ook een belangrijke plek krijgt in het geheel van de regel. Bij het aannemen van een nieuwe broeder schrijft hij in hoofdstuk 58 dat er op moet worden toegezien of de kandidaat werkelijk God zoekt. Die vraag ‘ben je gekomen om God te zoeken?’ zou misschien niet misstaan hebben aan het begin van de regel, maar Benedictus heeft een andere keuze gemaakt. En dat is veelzeggend, want bij luisteren wordt een houding verlangt en verwacht van je helemaal openstellen terwijl bij het zoeken nog de mogelijkheid bestaat dat jij  bepaalt wat en waar je zoekt. Dat maakt een wereld van verschil met alle mogelijke gevolgen van dien.

In het synodaalproces komt het erop aan te luisteren naar de ander met wie je in gesprek gaat, maar het gaat ook over het luisteren naar het leven waar je als mens middenin staat, en naar de Geest die zowel in het leven als in de gesprekspartner zijn stille stem laat horen. Luisteren, het vraagt erom dat je alle oorkleppen aflegt om te voorkomen dat je mensen of zaken niet kunt of wilt horen. Luisterend leven begint met openheid, geen vooroordeel of censuur, want je weet niet wat het leven of de Geest je wil zeggen.

In de traditie is ons verteld dat wij naar het woord van God, naar de Schrift moeten luisteren, maar dat wij ook naar het boek van de natuur, naar het leven moeten luisteren, want in beiden laat de Heer van zich horen. Daar heb je niet alleen open oren voor nodig, maar ook een open hart zoals Benedictus het zegt ‘neig het oor van je hart’.  Luisteren, het vraagt om een oorschelp zo groot als de wereld en om een hart dat in ruimheid niet achterblijft, want wie weet waar en hoe God spreekt. Als wij de Schrift mogen geloven, dat boek dat door scherpe hoorders is opgetekend, spreekt God nogal eens op onverwachte plaatsen en in niet geziene personen. Van nature zouden wij daar niet zoeken en leggen wij er ons oor misschien ook niet te luisteren. Benedictus heeft er weet van als hij niet alleen zegt dat de jongste niet zelden de juiste raad geeft, maar dat ook de arme ons een woord van de Heer te zeggen heeft.

Luisteren, dat veronderstelt ook dat je kunt zwijgen, dat er plek voor de stilte in je leven is. Want hoe zou je anders de stem kunnen horen, laat staan verstaan. Het betekent ook dat je een stap terugdoet, want zoals een kerklied zingt “ God heeft het eerste woord”.  In heel de schepping, in elke ontmoeting klinkt dat woord van het begin mee. Dat woord dat riep ‘er zij licht’. Dat woord vraagt erom gehoord te worden ook als het duister is in ons hart of in de wereld die de onze is. Luisteren, ook als de nacht valt en er misschien alleen nog de schreeuw van de pijn en de wanhoop of de duistere stilte van de dood te horen is. Wat hebben ze ons, wat hebben ze mij te zeggen? Wat horen wij als wij in deze veertigdagentijd de stem of de stilte in de hof van olijven horen? Wat horen wij als wij op paasmorgen de zon zien opgaan?

Luisteren, het vergt een openheid zo wijd als de wereld. Maar dat betekent niet dat we alle uren van de dag het laatste nieuws moeten volgen of de smartphone stand by houden. Luisteren, het kan zoals gezegd niet zonder stilte en innerlijke aandacht. Luisteren is geen vorm van entertainment zoals een radio die de hele dag zorgt voor verstrooiing, het tegendeel is waar. Luisteren is toeleg op stilte om het woord te horen als het klinkt of zich aandient waar en hoe dan ook. Laten wij het dan niet missen of niet thuis geven, maar als Maria met een open hart het onverwachte en onvermoede welkom heten. Dat we als Jezus ja durven zeggen op een weg die ons kiest en die wij niet zouden kiezen, een weg van heil voor de wereld.

Wij vieren vandaag het feest van Vader Benedictus, hij die een leven lang geluisterd heeft opdat in al zijn doen en laten, in spreken en zwijgen, in luisteren en leven God zou worden verheerlijkt. Volgen wij hem van harte op die weg. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

2024 21 maart Benedictus –  Gen 12, 1-4a Fil 4,4-9  Joh 17,20-26

Preek zondag 17 maart 2024

Het evangelie van deze zondag plaatst ons in Jerusalem, de dag na de triomfantelijke intocht van Jezus in de stad, die we komende week, op Palmzondag herdenken. De religieuze leiders van het volk waren in alle staten: “de hele wereld is Hem achternagelopen ” (Joh. 12/19).

Ook Griekse pelgrims, die voor de Paasviering naar Jeruzalem zijn gekomen, bleken zeer onder de indruk. Zij waren geen joden, maar godvrezenden, heidenen, die zich hadden afgekeerd van de vele goden en zich in hun zoektocht naar de ene God tot het jodendom hadden gewend zonder echter joods te worden. Voor de joden waren zij onbesneden monotheïsten. Nu had het geloof in die ene God sommigen van hen tot Jezus aangetrokken, en zij probeerden Hem te spreken. Je voelt hun goede wil en hun gretigheid om in Jezus te geloven.

Filippus en Andreas spreken Jezus erover aan, en Hij antwoordt: ‘Dit is het uur waarop de Zoon des mensen verheerlijkt moet worden.’ Daarop volgen zinnen die benadrukken dat zijn verheerlijking zal gaan ten koste van lijden, dood en ondergang. Deze episode in het Vierde Evangelie is te vergelijken met het verhaal bij de andere drie evangelies, over Jezus’ verheerlijking op de Thabor, het openbaart zijn heerlijkheid en zijn innige band met de hemelse Vader, en de weg van vernedering en lijden

De woorden antwoord van Jezus zijn ongetwijfeld meer gericht tot de twee apostelen en via hen tot allen die Jezus willen volgen, dan tot deze paar Grieken die Jezus kwamen bezoeken. Zij leren dat om Jezus te zien en te geloven en vervolgens deel te krijgen aan zijn verheerlijking, het altijd nodig zal zijn om te weten welke de voorwaarden zijn om Jezus te volgen: “Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen. Maar als hij sterft brengt hij veel vrucht voort.” De betekenis van dit woord, bijna een kleine gelijkenis, valt gemakkelijk te begrijpen. De tarwekorrel draagt ​​veel vrucht als hij wordt gezaaid en sterft.  De woorden van Jezus zijn een antwoord aan de Grieken. Hij geeft zijn visie op zijn missie, zijn roeping. Hij verhult de moeilijkheid en de pijn van zijn weg niet. Hij erkent wat het hem kost om deze te gaan. Hij gaat niet Stoïcijns zijn lot tegemoet. Hij schrikt ervoor terug, heel menselijk: zijn ziel is verontrust. Over enkele dagen als zijn uur gekomen is, zullen wij getuigen zijn van zijn aangrijpende zielenstrijd. Andere evangelies beschrijven zijn doodsangst in de Hof van Olijven. Bij Mattheus lezen wij: “Ik ben bedroefd tot stervens toe”, en zijn gebed: “Vader, als het mogelijk is, laat deze beker mij voorbijgaan.” Maar ook: “uw wil geschiede.”

Hier bidt hij: “Vader, verlos mij van dit uur.” In de Hof van Olijven aanvaardt Jezus zijn lot: ‘Niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt; niet mijn wil, maar de uwe, geschiede.’ Vandaag horen wij: “Wat kan ik zeggen? Vader, verlos mij van dit uur? Maar nee! Daarom ben ik naar dit uur gekomen. Vader, verheerlijk uw naam.”

Net als in de tuin van Getsemane legt Jezus zich neer en aanvaardt dat zijn uur gekomen is. In Getsemane zal Hij worden getroost door een engel die vanuit de hemel aan hem verschijnt. Ook hier spreekt een engel hem vanuit de hemel toe en troost hem namens de Vader. De twee scènes lijken dan ook erg op elkaar. Als het Vierde Evangelie het tafereel van Jezus’ lijden in Getsemane niet vermeldt, komt dat ongetwijfeld omdat het dit andere tafereel, dat een paar weken vóór dat van Getsemane plaatsvond, al had weergegeven en dat beide scènes zo op elkaar leken dat dit niet meer herhaald hoefde te worden. In de evangeliën blijkt op vele plaatsen dat Jezus gedurende geheel zijn openbare leven zijn gewelddadig einde voorziet en dat Hij dat wel moedig tegemoet gaat, maar niet stoïcijns, dat Hij zich heel menselijk angstig voelt, bedroefd, ontredderd. In de tuin van Getsemane, de Hof van Olijven, komt die strijd tot een hoogtepunt, vecht Hij tegen de verleiding om zijn roeping als lijdende Messias op te geven: “Vader, als het mogelijk is, laat dit uur aan mij voorbijgaan.” Hij spoort de apostelen aan om voor hem en voor zichzelf te bidden, zodat noch hij, noch zij voor de verleiding bezwijken. Vanaf het begin van zijn openbare leven tot aan de vooravond van zijn lijden heeft Jezus moeten vechten met zijn roeping als lijdende Messias. In de Hof van Getsemane bereikten deze verleiding, zijn angst en zijn droefheid hun hoogtepunt, zozeer zelfs dat Jezus tot de Vader bidt om verlossing van dit uur, het uur van zijn naderende dood.  Lucas vertelt dat Jezus wanneer Hij nog onderweg is naar Jeruzalem al sprak over deze angst in het aangezicht van de dood: “Ik moet een doopsel ondergaan, zei hij daar, en hoe beklemd voel Ik mij totdat het volbracht is.” Het doopsel dat Jezus moet ontvangen is het doopsel van het bloed, waardoor Hij aan het kruis zal sterven. Vertelt de tweede lezing van deze zondag ons niet hetzelfde, wanneer er wordt gesproken over de kreten en tranen, de gebeden en de smeekbeden van Jezus tot God, tot degene die hem van de dood kon redden? De brief aan de Hebreeën verwijst hier naar het gekwelde gebed van Jezus in de Hof van Olijven. En dit gebed van Jezus werd verhoord in de zin dat Jezus getroost werd, en dat Hij, door zich te onderwerpen aan de wil van de Vader en te gehoorzamen tot de dood, de oorzaak van de verlossing voor ons allen werd: als de graankorrel niet in de aarde valt, en sterft, blijft hij alleen; maar als hij sterft, draagt ​​hij veel vrucht.

Dit gold voor Jezus. Dit geldt ook voor ons. De aanwezigheid van het lijden, de onvermijdelijkheid van fysieke pijn, maar ook de aanwezigheid van vijandschap en haat, van oorlogen en geweld het is voor ieder van ons een mysterie en een schandaal, een steen waaraan wij ons stoten en waarover wij struikelen. Wij hebben moeite dit in overeenstemming te brengen met Gods Voorzienigheid en almacht. Jezus lost dit mysterie niet op. Maar Hij gaat ons wel voor. Hij toont ons de weg, Hij gaat met ons mee, Hij is onze weg.

“De hele wereld loopt Hem achterna” zeiden zijn vijanden. Mocht dat zo zijn, dan zou de wereld zijn gered. Laten wij bidden dat wij Jezus nabij blijven in leven en in sterven, tot heil van ons zelf en van velen, en dat zijn heilig lijden de zinloosheid van het geweld en de machteloosheid van het mateloze lijden mag genezen en heiligen, en de slachtoffers mag binnenleiden in het hemels Koninkrijk.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 5_40dagentijd B 17-03-2024

Preek 10 maart 2024

Deze week las ik van een preek-deskundige de goede raad: “begin nooit met een preek voordat je weet welke je twee slotzinnen zullen zijn.”

Ik moest dus wel  nadenken over het eind van deze preek, en ik heb er notitie van genomen.

Johannes heeft ons niet alles overgeleverd wat hij van de Heer heeft meegekregen. Hij schrijft immers aan het einde van het Vierde Evangelie dat de wereld te klein zou zijn om alle boeken te bergen die dan geschreven zouden moeten worden! Maar hij noteert bepaalde woorden en daden die heel bijzonder indruk op hem hebben gemaakt. Vandaag horen wij een van die uitspraken.

In het evangelie van deze zondag zien we Jezus op niet alledaagse wijze in gesprek met een niet alledaagse man.

Meestal, spreekt Jezus tot zijn leerlingen of tot de menigte, helder en duidelijk, ook al spreekt hij doorgaans in gelijkenissen. In parabels, in   eenvoudige verhalen, die je bijblijven, die gemakkelijk te onthouden zijn, maar om ze te doorgronden, hun diepte te begrijpen hebben we een lange weg te gaan.

Het gesprek met de bijzondere en belangrijke bezoeker waarover wij vandaag horen, die in de nacht bij Hem komt, moet op Johannes diepe indruk hebben gemaakt. Hij vertelt het in een van de eerste hoofdstukken van het Vierde evangelie. Jezus ontvangt een voorname Farizeeër, een lid van de Raad, het ‘Sanhedrin’, met de Griekse naam, Nikodemus, op wie Hij zoveel indruk maakt dat deze ook weer aanwezig is bij zijn sterven en assisteert bij zijn graflegging. Jezus spreekt over duister en licht, over de zwakheid van mensen maar over de kracht van Gods liefde.

Hij zegt: ‘Mensen houden meer van de duisternis dan van het licht, omdat hun daden slecht zijn.’ Maar Hij zegt ook: ‘God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door Hem te redden.’

Dat is de liefde die God toont, en die liefde vraagt ons antwoord. Als we dat doen, gaan er geen mensenlevens verloren, bouwen we mee aan Gods huis van liefde en barmhartigheid. Maar als we dat niet doen, als we dus niet echt houden van Gods licht van liefde en vrede, komen we in de duisternis terecht. De duisternis van egoïsme en van oordelen en veroordelen. Dan leven we in isolement in een leven zonder liefde, zonder vreugde, zonder vrede met onszelf en onze medemensen. Maar die duisternis zien we nog veel meer in Rusland, Israël, Iran en zoveel andere landen waar misdadige maffiaclans aan de macht zijn.

Hij spreekt over de verheffing van de Mensenzoon op het kruis. En Hij verwijst naar het verhaal van de koperen slang in de woestijn. Op weg van de berg Hor in de richting van de rietzee begon het volk te morren, de Heer zond toen giftige slangen waardoor velen werden gebeten en stierven (Num. 21, 6). Ik las ergens dat die slangen, als zij zich hadden vastgebeten,  voorzichtig dienden te worden verwijderd, anders bleef hun kop steken in de wonde van de beet en stierf het slachtoffer. De manier om dit te doen was door het lichaam van de slang op een stok te winden en die langzaam te draaien.

Die omhoog gegeven slang, waarmee Mozes toonde hoe de mensen de slang die hen bedreigde konden overmeesteren werd tot een symbool van de genezende kracht, van Mozes, van God. En Jezus leert dat wij zo naar Hem moeten opzien als symbool van liefde en overgave. Naar Hem opzien, en het kwaad de nek omdraaien. Hij toont tot op het kruis zijn vertrouwen in Gods genezende liefde.

God houdt van ons op een heel reële manier, en ook wij moeten voor onze liefde tot God heel concrete vormen vinden. Onze katholieke traditie kent het crucifix, de lijdende Jezus aan het kruis gespijkerd om onze zonden uit te boeten. Het kruisbeeld hangt aan iedere wand om dit te laten zien. Om ons in te prenten: zozeer heeft God de wereld liefgehad… Tot voor kort vond je in de woningen van katholieke mensen, en in alle kerkelijke instellingen, scholen clublokalen, waar dan ook een kruisbeeld. De protestanten kozen voor het lege kruis. De mens wordt immers  gerechtvaardigd zonder enige bemiddeling, de reformatoren schuwden de bijgelovige praktijen waartoe sommige katholieken helaas geneigd waren. Heel recent is er een mooi boek verschenen over de geschiedenis van het kruisbeeld: Alfred Bronswijk, `Biografie van een symbool’. Hij beschrijft dat het kruisbeeld met de afbeelding van een lijdende Christus in het eerste millennium nog onbekend was. Christus werd toen triomfantelijk voorgesteld, als een keizer op zijn troon. Pas na 1000 kwam de devotie voor zijn lijden, voor zijn zwakke menselijkheid, zijn kwetsbaarheid. Juist daarin is zijn liefde voor de kleine mens zichtbaar.

Of Jezus nu wordt voorgesteld op het kruis als heerser, zoals in Byzantium, of in zijn bitter lijden zoals op het altaarstuk van Grünewald, het is de Mens geworden Zoon van God, die zijn leven geeft uit liefde, het vlees geworden bewijs dat God ons  liefheeft, en tot iedere prijs wil redden. Dat menselijk leven Hem alles waard is. God heeft zijn Zoon aan de mensheid toevertrouwd. Hij weet wat er schuilt in mensenharten, maar Hij heeft het er voor over gehad. Het is Hem de prijs waard. Zozeer heeft God de wereld lief, zoveel houdt Hij van ons, zozeer vertrouwt Hij ons.  Tegenwoordig zijn veel jonge echtparen bevreesd om een kindje te krijgen. Wat voor een toekomst zal het hebben in deze wereld? Heeft een kind nog de mogelijkheid gelukkig te worden? Ook nu belooft het evangelie  eeuwig leven aan wie durft geloven in God, durft geloven in zijn Zoon die zich heeft laten kruisigen. Het belooft toekomst aan wie gelooft dat onze weg gaat vanuit het duister naar het licht, door verdrukking en lijden, en dat ieder die het goede doet op weg is naar dat licht.

Zrs. en brs. Jezus heeft ons verlost door zijn vertrouwen dat Gods licht alle duisternis overwint. In het begin van de schepping scheidde de Heer het licht van de duisternis, bij de voltooiing zal Hij een nieuwe scheiding brengen en ieder die Hem gelooft eeuwig leven geven.

Hoeveel duisternis, doodsdreiging, geweld er is in de wereld vandaag: laten wij ons niet bang maken maar durven kiezen voor de weg van God, de weg van liefde en van vertrouwen.

Ik kom zo toe aan mijn slotzin, waarop u natuurlijk wacht. Wie kent niet de beroemde en zo ware uitspraak van de Russische schrijver Dostojewski: de wereld zal gered worden door de schoonheid? Wie een bijdrage kan leveren aan die schoonheid is een gezegend mens. Maar tot ons allen, die licht zoeken in deze donkere wereld wordt vandaag gezegd: Laetare! Weest opgetogen en geniet van de overvloedige troost die u geboden wordt. Dat zeggen onze voorgangers die door grote verdrukking zijn gegaan, die allerhande rampen hebben doorstaan, maar die hun kracht hebben gevonden in het geloof. Weest blij en verheugt u, dat zegt onze paus Franciscus. Onze wereld is vol valse vreugde, zij hongert naar echte vreugde, de vreugde van het Evangelie, de vreugde van de redding door Jezus Christus. Hij geeft ons toekomst, hij geeft ons hoop. In Gods liefde is ons behoud.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 4 40-dagentijd Laetare 10-03-2024

2 kron.36, 14-16+19-23; Ef. 2, 4-10; Joh. 3, 14-21 

Preek 3 maart 2024

In de liturgie van de zondagen gedurende de 40-dagentijd zit een weldoordachte ordening die ons doet opgaan naar het Paasfeest, en ons binnenleidt in de diepe betekenis van wat wij mogen vieren.

Op de eerste zondag hoorden wij over het eerste verbond van de Heer met Noach en alle levende wezens; de vorige zondag stond het offer van de Veelgeliefde Zoon centraal, de binding van Isaac op de berg, de beproeving van zijn vader Abraham, en de belofte van God die zijn zegen toezegde en zich met Abrahams nakroost verbond. En vandaag wordt in de eerste lezing de decaloog gelezen, de wetgeving van de Heer op de Sinaï, opnieuw een topervaring van het uitverkoren volk. Deze lezingen hadden een catechetisch doel; zij leidden in vroegere tijden de aspirant-christenen die in de Paasnacht het heilig doopsel zouden ontvangen binnen in de betekenis van de kerkgemeenschap, die wordt gevormd in Jezus Christus, gegrondvest en gevoed in zijn sacramenten. Die gemeenschap is een grote genade, een gave van Gods wijsheid, maar hoe anders dan wij mensen ons daarvan voorstellen! Dat benadrukt de tweede lezing die wij hoorden, uit de brief van Paulus aan de christenen van Korinthe. Deze waren eerder uitvoerig door de apostel onderricht en in zijn brief getuigt hij dat zij rijk begiftigd waren met alle gaven van deugd en kennis. Maar na het vertrek van Paulus was de gemeente in de ban geraakt van het optreden van de briljante prediker Apollo. Deze charismatische prediker verkondigde een schitterende leer waarin evenwel geen plaats was voor een lijdende Messias, een gekruisigde Christus. Wat wij de vorige week hoorden: de beproeving van Abraham, de openbaring op de Tabor dat Jezus ondanks zijn nederige gestalte Gods veelgeliefde Zoon was, in wie de goddelijke glans die op de Tabor even aan het licht kwam, schuil ging in de ontlediging van  zijn lijdende mensheid, dus dat in onze heilsgeschiedenis het Kruis, het lijden, een belangrijke plaats inneemt, dat paste niet in de visie van Apollo. Maar voor Paulus schuilt daarin juist de kern van de verlossing. `De wijsheid van God is wijzer dan de mensen, en de zwakheid van God is sterker dan de mensen’. Het kruis staat centraal in de prediking van de apostel. De kerk heeft deze leer tot de hare gemaakt. Broeders en zusters, ook voor ons is die boodschap niet zo aangenaam. Veel van onze tijdgenoten en misschien wij zelf niet minder, zoeken ons heil waarschijnlijk ook liever in de schoonheid, de kunst, de wonderen van wetenschap en techniek, en inderdaad is dat alles een gave van Gods scheppende goedheid, ons van harte gegund en kan het een toegangspoort zijn naar het beleven van godsnabijheid. Indrukwekkend ook, reden tot bewondering en dankzegging. Maar gered worden wij door het kruis, door de geduldige liefde die zich helemaal geeft, door de verborgen en nederige goedheid. Een samenleving die enkel waardeert wat briljant is, maar verstoot wat zwak is, hulpbehoevend en misschien onaantrekkelijk, mist de dimensie die het leven een mystieke diepte geeft, die het heilig maakt, waarin het goddelijke ons nabij komt. Wij komen God niet nabij waar wij trots zijn op onze  prestaties, wij leren God kennen als een nabije God waar wij dankbaar erkennen dat wij alles danken aan een mysterie dat ons te boven gaat.

Dat brengt mij bij de evangelielezing van deze zondag. Daar bezoekt Jezus de tempel te Jeruzalem, het centrum van de  godsdienst van zijn volk, en wel voor het grootste feest het paasfeest. De synoptische plaatsen deze episode vlak voor Jezus’ einde. Het Vierde Evangelie vertelt dit helemaal in het begin van Jezus openbare leven, bij zijn eerste bezoek aan Jeruzalem. Zoals Jezus even verderop in het Vierde evangelie aan de Samaritaanse vrouw aankondigt dat met Hem het uur gekomen is waarop de ware aanbidders de Vader niet meer zullen aanbidden op een bepaalde plaats, maar “in Geest en waarheid”, zo openbaart Hij hier dat met zijn aanwezigheid de tempel overbodig is geworden. Inderdaad, Bijbelkenners zien hier een verwijzing naar het einde van de  profetie van Zacharia over de voltooiing van het Messiaanse rijk in de eindtijd, dan zal er niet meer gekocht en verkocht worden in de tempel. De tempel wordt vervangen door een nieuw heiligdom, een geestelijke tempel: Jezus, en wel de Jezus zoals Hij wil zijn, de Zoon, verbonden met de Vader, en in zijn Persoon allen die geloven in Hem opnemend. Jezus die verbondenheid brengt, die verzoent en verenigt.

U herinnert zich de prachtige episode uit het Lucasevangelie waar Jezus na zijn Verrijzenis optrekt met de Emmaüsgangers. “Wij leefden in de hoop dat Hij degene zou zijn die Israël zou verlossen.” Jezus heeft de mensheid nieuwe hoop gebracht. Hij heeft het lijden niet weggenomen maar perspectief gegeven. Zo gaan wij Pasen tegemoet, als mensen van hoop. Het leed, het onrecht, alles wat scheef zit of tegenzit in het wereldgebeuren of in ons dagelijks bestaan, het kan ons niet ontmoedigen, omdat wij mogen vertrouwen in Jezus die ons niet zal teleurstellen, maar ons deel geeft aan eeuwig leven in Gods heerlijkheid.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 3 40-dagentijdB 3 maart 2024

Ex. 20, 1-7;1 Kor.1, 22-25; Joh. 2, 13-25

Preek 25 februari 2024

Vorige week zijn wij de veertigdagentijd begonnen in de woestijn. Dat is in de Schrift geen paradijselijke plek, maar een oord van beproeving en van onderscheiding. Wij zagen er Jezus een soort retraite doormaken na zijn doop in de Jordaan. Een veertigdaagse vooraleer zijn publieke optreden te beginnen.

Vandaag betreden wij heel ander terrein. Liefst tweemaal worden wij een berg opgeleid. Wij gaan de hoogte op, wij hebben een hele klim te maken. Eenmaal met Abraham en eenmaal met Jezus. Tweemaal de berg op, maar wat een verschil. De eerste keer is het een klim in het duister, terwijl de tweede baadt in licht. We herkennen dat vermoedelijk. Soms zie je tegen het leven op als tegen een berg en is het een zware en moeizame klim, en soms loop je met het hoofd in de wolken en beklim je de berg van je dromen met een groots vergezicht.

Onze reis begint vandaag met de zware klim van Abraham. Het heeft hem in zijn leven niet meegezeten. Hij heeft ooit alles achter zich gelaten, door een innerlijke stem geraakt die hem een gezegende toekomst beloofde. Maar het is anders gelopen dan verwacht. En de zoon der belofte heeft lang, al te lang op zich laten wachten. En nu is er opnieuw die innerlijke stem. Abraham krijgt te horen dat hij de jongen moet offeren op de berg. Dat woord is kruisigend , onbegrijpelijk ook voor hem, en hoe zal hij dat kunnen? Het snijdt door zijn hart. Wie vraagt  zo iets? Zo iets kan God toch niet vragen? Hij is toch een God van levenden en hij wil toch niet de dood van zijn zoon? Wat blijft er dan nog over van die belofte? Wat moeten wij met dat verhaal, wat moeten wij met zo’n God?

Het wordt een zware klim en onderweg wordt er vrijwel niets gezegd. Wat valt er trouwens te zeggen? Abraham gaat, maar hij begrijpt het niet en hij hoopt tegen alle hoop in. Hij heeft het na de geboorte van Isaak allemaal voor zich gezien. Toen het kind er eindelijk was, wist hij dat de toekomst veilig was gesteld. God doet zijn woord gestand. Kinderen komen van God, zij zijn niet ons eigendom. Ook Abraham heeft hem gekregen en nog wel in zijn ouderdom, een Gods geschenk. En nu, nu moet hij hem offeren. Maar daarboven op de berg, op het kritieke moment, is er opnieuw de stem en die bevrijdt hem van een dodelijke last. Het kind van de belofte wordt van zijn banden ontdaan. God bevrijdt de jongen uit de hand van Abraham, Isaac zal zijn eigen weg gaan. Als kind van de belofte, maar niet zoals Abraham het had gedroomd of gedacht.  Die weg van Abraham, brs en zrs, is de onze. Daarom ook heet hij vader van alle gelovigen. In zijn weg van vallen en opstaan, van ongeduld en wachten, zien wij onze weg. In een wereld waarin wij alles menen te kunnen maken en regelen, op onze tijd en onze wijze, dienen wij te leren los te laten om God geschiedenis te laten schrijven met het leven, met mensen die ons zijn toevertrouwd. Dat is een hele weg, het is ook een lang innerlijk gesprek.

En dan die andere berg, waar alles baadt in licht. Hier is het niet de vader die de berg opgaat en die moet leren loslaten, hier zien wij de zoon van de belofte de berg opgaan. Hij gaat niet met een zware tred. Hier gaat iemand de berg op die zijn roeping, zijn bestemming heeft aanvaard, er ja op heeft gezegd op grond van een overrompelende ervaring bij de doop. Hier geen worsteling maar een opgenomen zijn in het licht.  Wij zien hoe Jezus de drie uitverkoren leerlingen meeneemt de berg op om hen een blik te gunnen op zijn ware gestalte. Zij gaan er de berg voor op, weg uit de drukte van het alledaags bestaan. Deze intimiteit verdraagt geen afleiding en entertainment.  En daar op de berg werd Jezus voor hun ogen van gedaante veranderd, hij onderging een metamorfose staat er in het Grieks. Die metamorfose is voor de leerlingen bestemd, zoals ook Elia en Mozes er voor hen zijn. Heel dit gebeuren is niet om Jezus, maar om de leerlingen binnen te leiden in het geheim van Jezus’ persoon en hen te bemoedigen voor de weg die hun te wachten staat. Hoe donker de weg van Jezus ook zal worden, hoe geschonden zijn aangezicht straks ook zal zijn, Jezus gaat die weg vrij en in overgave aan de Vader om het licht van Gods liefde te laten zegevieren, tot in de dood.  Zoals Abraham zijn droom omtrent de toekomst moest loslaten, vertrouwend op Gods woord, zo zullen de leerlingen en wij met hen ons in de nacht mogen vastklampen aan de schittering op de berg. Zij zien Jezus’ aardse gestalte helemaal opgaan in de schittering van het onvergankelijke licht. Licht uit Licht.

En bij de straling voegt zich het woord vanuit de wolk.  De schittering wordt gezien maar verbergt tegelijk het onzienlijke van Jezus’ persoon. Maar het woord maakt deelgenoot van wat niet gezien wordt. ‘Dit is mijn Zoon, de welbeminde, luistert naar hem’.   Dat woord had Jezus bij zijn doop gehoord, nu wordt het aan de drie leerlingen toevertrouwd. Wie naar Jezus luistert, hoort het woord van de Vader. En zo worden wij door Jezus binnengeleid in ons eigen zoon en dochter zijn van de Vader, in de bron van ons bestaan.

Ze hadden het visioen willen vasthouden en Petrus stelde voor drie tenten te bouwen, maar het leven laat zich niet vasthouden, de realiteit van alle dag herneemt zijn loop. Het visioen is verdwenen, maar het woord blijft in hun oren klinken: ‘luistert naar hem’. Luisteren, nog niet spreken en verder vertellen, want er is nog een hele weg te gaan vooraleer het licht van Pasen alles zal verlichten.

Wij vervolgen onze weg samen met de leerlingen, met de pelgrimsweg in het hart en met  de bemoediging ons op de berg geschonken. Wij volgen met de leerlingen  Jezus op zijn weg, waarop hij ons zal laten zien wat ware liefde en ware vrijheid is, en wij voegen ons in het spoor van Abraham, vader van alle gelovigen, om door alle ervaringen van loslaten en sterven heen deel te krijgen aan de volheid van Gods belofte, het leven in het klare Licht. AMEN

Abt Thijs Ketelaars

B40d2 Gen 22; Rom 8; Mc 9,2-10

Preek 18 februari 2024

Afgelopen woensdag zijn wij de 40-dagentijd begonnen. 

In een abdij is dat een sterke tijd, die je samen beleeft. Veel gelovigen staan er alleen voor, zeker als kerkgebouwen  sluiten en je de vertrouwde omgeving van het parochieverband mist. Dat is misschien een stukje woestijnervaring delen met de Heer die door de Geest naar de woestijn gedreven werd. Hij is naar ons toegekomen in onze verlorenheid en afgedaald in onze diepte, zoals we hoorden in de tweede lezing bij Paulus, om verbinding te brengen. Het geloof brengt mensen samen, maakt ervan bewust dat wij bij elkaar horen en tot Godsvolk zijn gemaakt. Een kerkgebouw beeldt dat uit. Het is niet alleen `zomaar een dak boven wat hoofden’, de toren wijst naar omhoog en het gebouw is er om ruimte en bescherming te bieden aan de gemeenschap. 

Kort geleden werd in de krant geschreven over de klokken van de Westertoren in Amsterdam. Tijdens de restauratie van de toren waren de klokken lange tijd stil. Dat was voor iemand die er blijkbaar last van had dat de klok ook ’s nachts de uren sloeg, aanleiding om een actie te starten om ook in de toekomst ’s nachts niet meer te luiden, zodat hij of zij rustig kon  blijven slapen. Het leverde een storm van protest op. In een grote stad is altijd geluid en voor veel mensen waren die klokken juist heel dierbaar. Sommigen werden juist wakker omdat de klok niet sloeg op het gewone uur. Kerk en samenleving. Is de kerk verbindend? Hebben wij haar nodig of is zij overbodig? De monniken van de byzantijnse ritus kennen net als wij, het gebruik van kerkklokken, en maken er bij grote feesten uitbundig gebruik van. Voor de aankondiging van gewone gebedsdiensten gebruiken zij het simandron, een houten of metalen plaat waarop met een hamer ritmisch wordt geklopt. Dat symboliseert de oproep van Noach die de dieren bijeenbrengt in de ark van het behoud. De kerk is die ark, die allen samen brengt om ons te sparen voor de zondvloed, en veilig koers zet naar het land van belofte waar God redding brengt en zijn vredeboog gespannen heeft, waar Jezus, die zetelt aan Gods rechterhand ons wacht. 

Kerkzijn betekent: Samen luisteren, samen bidden, samen zingen, samen vieren, je samen engageren voor vrede en gerechtigheid. Goed om dat deze 40 dagen te overwegen. 

De samenkomst als kerkgemeenschap is belangrijk. Wij kunnen daarover veel leren van onze broeders en zusters uit de Oosterse traditie die op zondag samen komen om God te eren, maar ook om die gemeenschap te beleven, met elkaar uit te wisselen, te delen. De kerkgebouwen van de Oosterse christenen hebben ook ruimte om ontspannen samen te zijn, om te leren, om in parochieverband actief te zijn op allerlei gebied. En daarnaast is er veel meer dan bij ons, de traditie van het vasten bewaard als een serieuze voorbereiding op de grote kerkelijke vieringen. Jezus zelf heeft het voorbeeld gegeven van samen optrekken, maar ook de waarde laten zien van een tijd van retraite. 

Gedurende heel zijn openbare leven, waarin Hij weldoende rondging, velen genas, en voor iedereen woorden van opbeuring en troost sprak, werd  Jezus omringd door zijn leerlingen en een menigte die Hem volgde, en tegelijk omringd door onbegrip, door toenemende vijandschap en haat. Rondom Hem  werd het net dichtgetrokken, met de bekende dramatische afloop. En Jezus wist dit vanaf het begin. 

Nadat Johannes Hem gedoopt had in de Jordaan, zo schrijft het Evangelie, dreef de Geest Jezus naar de woestijn.  Veertig dagen bracht Hij daar door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Die periode was zeker geen vakantie, geen weldoende rust, zoals gasten die zich  enkele dagen terugtrekken in een abdij. Het was een snoeiharde woestijnervaring, Hij was zonder gezelschap van mensen, maar werd beproefd en belaagd  door de satan in persoon, de boze, listige doodsvijand. Die had in het paradijs weinig moeite met het eerste mensenpaar te bedriegen, maar Jezus weerstond hem, 40 dagen lang. Een bittere strijd, zoals Hij die nog eenmaal zou moeten voeren in de laatste nacht van zijn leven, in Getsemane, waar zijn ziel dodelijk bedroefd was en Hij de Vader smeekte of de kelk niet aan Hem voorbij mocht gaan: “maar niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt.” Marcus schrijft hoe nu, als Jezus de satan heeft weerstaan, engelen komen en Hem hun diensten bewijzen. Ook staat er dat Hij verbleef met de wilde dieren, wat wel wil duiden op het herstel van de paradijssituatie van volmaakte vrede en harmonie. In de geschiedenis van het monnikendom is die vriendschap met de dieren een constante. Deze Godzoekers straalden zoveel vrede uit dat de dieren daarvoor gevoelig waren, wat zorgde voor paradijselijke taferelen. In de levens van de heiligen vinden wij verhalen over vriendschap met een leeuw, een beer, met slangen, of denk aan Franciscus en de wolf van Gubbio..  

De overwinning van Jezus in de woestijn, deze vrede met het dierenrijk en de harmonie  met de hemelmachten, afspiegeling van een innerlijke harmonie met onze menselijke hartstochten, is in de wereld vandaag nog allerminst gerealiseerd. Nu niet en ten tijde van Jezus’ leven ook niet. Dat bleek wel uit de gevangenneming van Johannes. Jezus kondigt de nabijheid aan van het Rijk Gods, en in zijn Persoon was dat ook aanwezig, maar het wordt pas realiteit onder de mensen, onder ons, als wij ons daarvoor open stellen, en de beproeving hebben doorstaan. Daarom luidde zijn boodschap, en die klinkt tot vandaag: “bekeert u, en gelooft in de blijde boodschap.” Of juister vertaalt: vertrouwt op het goede nieuws. 

Het vertrouwen op Gods solidariteit met ons geeft ons moed om ons te blijven inzetten, zowel in ons alleen zijn als verbonden met elkaar, en te blijven hopen op een wereld waarin mensen elkaar tot steun zijn, waarin de vijandschap en de wreedheid het afleggen tegen de solidariteit van de kinderen Gods. Daartoe sterke onze deze viering.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 18 februari 2024 eerste zondag veertigdagentijd 

Genesis 9, 8-15; 1 Petr. 3, 18-22; Mc. 1, 12-15. 

 

Preek Aswoensdag 2024

Wij staan aan het begin van de veertigdagentijd, de opgang naar Pasen. Onze vader Benedictus heeft een apart hoofdstuk gewijd aan die periode. Dat is opvallend, want dat doet hij niet voor andere liturgische tijden zoals advent of paastijd. Hoeveel belang hij wel niet hecht aan die veertigdagentijd  blijkt uit zijn opmerking dat het leven van de monnik eigenlijk altijd moet zijn als in de vasten.[1] Is dat niet teveel van het goede? Ja, en dat heeft vader Benedictus zelf al in de gaten, want hij voegt heel nuchter aan zijn eerdere opmerking toe, dat maar weinigen zoveel deugd bezitten [2]om dat vol te houden. Veertig dagen woestijn, het is geen sinecure, het is afzien. En in onze christelijke en ook monastieke traditie heeft dat afzien gaandeweg de kleur en toon bepaald van de spirituele reis in die veertig dagen. Boete doen en ontzegging werd het grote thema. Maar wie zo aan een reis begint, krijgt meer obstakels dan gewenst op de weg. Daar is weinig te merken van de vreugde van de Geest[3] waarover Benedictus spreekt als onmisbaar element van de tocht. En een regel verder scherpt hij het nog aan en horen wij hem zeggen ‘met de vreugde van het verlangen, dat uit de Geest is, uitzien naar het heilig Paasfeest’.[4] Dat is heel andere praat dan een somber gezicht en in zak en as neerzitten.

Wat mogen wij daarvan leren? Misschien dit: waar wij het doel verwisselen met de middelen, daar wordt het leven een last in plaats van lust. Wil je kampioen worden op de 400 meter horden, dan moet je bij je training het doel voor ogen houden en niet de vele oefeningen en baantjes om de race met succes uit te lopen. Het doel van de tocht door de woestijn is het beloofde land van melk en honing, de vrijheid van de kinderen Gods door niets en niemand geknecht, ook door de dood niet. Zicht op dat voorland,  geeft moed en kracht om de tocht niet alleen te beginnen, maar ook vol te houden als er zware stukken zijn. Je weet waar je het voor doet, dat koninkrijk waar alle tranen worden afgewist en geen mensenkind verloren loopt.

Hoe dan de tocht te gaan dit jaar? Allereerst door het kompas gericht te houden op de Geest zoals vader Benedictus ons aanraadt. Maar hoe doe je dat afstemmen op de Geest? Daarvoor geeft paus Franciscus in zijn boodschap voor de veertigdagentijd een kostbaar advies. Paus Franciscus is een man van actie, ‘het is tijd om te handelen’, schrijft hij in zijn brief. Maar dan voegt hij eraan toe “In de veertigdagentijd betekent dit ook even halt houden.” En hij gaat dan als volgt verder: “ We staan stil in gebed om het woord van God te ontvangen en, net als de Samaritaan blijven we ook stilstaan bij een gewonde broeder of zuster. …. Vertraag dus en neem een pauze! De contemplatieve dimensie van het leven, die de veertigdagentijd ons helpt herontdekken, zal nieuwe energieën  vrijmaken.” Tot zover de Paus.

Het gaat erom ons leven, onze levensreis te herijken aan het evangelie, en dat is maar mogelijk als we in de hectiek van het hedendaagse bestaan aandacht hebben voor God en voor elkaar. En waar er geen stilte of pauze meer is, daar lopen we niet alleen aan God en de mensen voorbij, maar komen we ook zelf om in een woestijn van eenzaamheid. Maar als we stil houden en luisteren naar het waaien van de Geest kan er een nieuwe gevoeligheid ontstaan voor het antwoord op de vraag: “waartoe zijn wij op aarde, wie ben ik en wie is mijn broeder en zuster? Dan krijgen ook de klassieke vastenpraktijken een nieuwe betekenis: vasten, aalmoezen geven en gebed samen met een geest van waakzaamheid, zij vormen de drieslag van ons menselijk bestaan: ‘vasten gaat over de juiste omgang met jezelf, aalmoezen gaat over onze relatie tot de naaste en bidden over de relatie tot God. Alle drie hebben in onze dagen te lijden onder stress en drukte en daarmee verkeert heel onze samenleving in een crisis. Die lossen wij niet op met harder te werken of nog harder te lopen of te consumeren. Dat zal ons het beloofde land niet nader brengen. Maar nemen wij in deze veertigdagentijd de pauzetijd in acht om te onderscheiden wat er toe doet, en hoe wij samen elkaar kunnen dragen en dienen  op die tocht door de woestijn in de hoop en het vertrouwen dat de woestijn van onze wereld zal veranderen in bronnenland waar op Paasmorgen de jubel en de lofzang niet verstomt.

Voor U in deemoed, met U in geloof, in U in stilte. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

[1] RB 49.1

[2] RB 49.2

[3] RB 49.6

[4] RB 49.7

20240214 Aswoensdag

 

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden