Nieuws

Preek 24 september 2023

Dierbare zusters en broeders,
Eerlijk gezegd heb ik die eigenaar van de wijngaard altijd een merkwaardig mens gevonden. Alleen al de manier waarop hij zijn medewerkers aanwerft. Steeds maar weer naar de markt lopen om de mensen die hij daar ziet staan te ronselen voor zijn oogst. Blijkbaar was er haast bij om die oogst die dag nog helemaal binnen te halen. Maar dan, als het op uitbetalen aankomt maakt hij het helemaal mooi. De mensen die ’s morgens vroeg zijn begonnen, en de hele dag hebben gewerkt moeten nu het langste wachten op uitbetaling. En als ze dan eindelijk aan de beurt zijn, merken ze dat ze geen cent mèèr krijgen dan de lui die net voor sluitingstijd nog zijn komen aanlopen. Dat is toch niet eerlijk!  Wie voelt niet mee met hun verontwaardiging? Zij voelen zich verongelijkt en achtergesteld, ook al krijgen  zij wat tevoren overeengekomen was.

Evenals de vorige week vertelt Jezus ons in het Evangelie een merkwaardige parabel. Ik las de vorige week het commentaar van iemand die niet begreep dat de koning in de parabel van Mt. 18, die ons toen werd voorgelezen, eerst iemand zijn schuld kwijtscheldt, maar naderhand, als de man zich niet sympathiek gedraagt tegenover een ander, het kwijtgescholdene toch weer opeist! Het is toch: “Eens gegeven blijft gegeven!” Het Lijkt wel of Jezus ervan houdt zijn toehoorders op het verkeerde been te zetten.

De eigenaar van de wijngaard ging vijf keer op dezelfde dag naar het dorpsplein om arbeiders voor zijn wijngaard in te huren: bij zonsopgang, om negen uur, om 12 uur, om drie uur en opnieuw om vijf uur. Er werd gewerkt van zonsopgang, rond zes uur ’s ochtends tot zonsondergang rond zes uur ’s avonds. De eerste mensen die in de gelijkenis worden ingehuurd werken dus twaalf uur, de laatsten maar één uur. Toen hij hen aannam, beloofde de meester van de wijngaard aan ieder, de eersten en de laatsten, een denarie, het normale loon voor een hele dag. Hij beloofde hetzelfde aan iedereen, en was dus van mening dat de arbeiders die maar een uur of een deel van de dag hoefden te werken net zoveel recht hadden op dat loon als degenen die de hele dag hadden gewerkt.

Toen het avond werd, kregen ze allemaal hun loon. De taak om de arbeiders te betalen lag bij degene die toezicht op hen hield. ‘s Avonds verzamelden ze zich rond de kleine betaaltafel en na ontvangst van het dagloon, ging normaal ieder meteen naar huis. Blijkbaar opzettelijk om “de eersten”, zij die de hele dag gewerkt hadden, te laten zien hoeveel “de laatsten”, die maar één uur gewerkt hadden, kregen  liet de eigenaar van de wijngaard aan die laatsten eerst betalen. De eersten die er een hele dag hadden opzitten moesten hun beurt afwachten, en hadden nu ook nog vertraging bij de uitbetaling. Tot hun verbazing zagen ze de arbeiders van het laatste uur een volledige dag loon krijgen. Nu verwachten zij zelf ook iets extra betaald te krijgen, maar zij kregen slechts de afgesproken denarie. Onmiddellijk is er verontwaardiging. Nadat ze het gewicht van de hele dag en de hitte hadden doorstaan, voelden ze zich gekrenkt dat ze niet meer kregen dan de laatste arbeiders die maar een uur hadden gewerkt, en dan nog in de koelte van de avond. Maar toen een van hen namens iedereen leek te spreken, antwoordde de meester zachtjes: “Mijn vriend, ik doe je geen kwaad. Was je het niet met me eens voor een denarie?  Neem wat van jou is en ga”. Dus de meester weigert zijn loon te verhogen, maar betaalt ieder wat eerlijk is afgesproken. En met betrekking tot het volledige loon van de laatste voegt de meester eraan toe: “Heb ik niet het recht om met mijn eigendom te doen wat ik wil? Is jouw oog kwaad dat ik goed ben?” Wat betekent: Ben je nijdig over het feit dat ik goed ben, en dat ik aan de laatsten evenveel geef als aan de eersten? Maakt mijn goedheid bij jou afgunst wakker?

De hele betekenis van de gelijkenis lijkt te schuilen in dit verwijt van de meester van de wijngaard aan de eerste werkers. Ze zijn jaloers en afgunstig, omdat de meester goed, vrijgevig en barmhartig is. Jezus richt zich hierbij wel voornamelijk tot de Farizeeën. Zij vonden het vreselijk dat Jezus onder zijn discipelen heidenen, overspeligen, allerlei soorten zondaars, eenvoudigen en armen van geest het Koninkrijk der hemelen beloofde. Hij stelde de hemel open voor ieder die bereid was om zich te bekeren en te werken in de wijngaard van de Hemelse Vader. Hij is de meester van de wijngaard die aan geen enkele werkloze werk weigert, dat wil zeggen aan geen enkele zondaar, op voorwaarde dat deze zich bekeert en niet weigert zijn aandeel te leveren, ook al is het te elfder ure, op de laatste minuut, vlak voor sluitingstijd.

Hier komen we terug bij de eerste lezing: “Laat de goddeloze zijn weg verlaten en de zondaar zijn gedachten. Laat hem terugkeren tot de Heer, al is het het laatste uur, en de Heer zal zich over hem ontfermen.

Deze gelijkenis van de arbeiders die in de wijngaard worden gezonden, die net zo goed de gelijkenis van de goede en vrijgevige meester zou kunnen worden genoemd, roept ons op om ons te bekeren en te werken in de wijngaard van de Heer. Het is geen uitnodiging om te wachten tot het laatste uur.

Jezus vertelt zijn parabel ook niet als bijdrage voor een handboek voor leidinggevenden, of voor wijngaardbezitters. Hij vertelt het voor ons, voor ieder, dat de Heer ons zoekt en uitnodigt om iets met ons leven te doen. Dat wij ook in een uitzichtloze situatie mogen blijven hopen dat de hemel ons, al is het te elfder ure, te hulp zal komen, en ons het volle loon niet zal onthouden.

De gelijkenis roept op tot vertrouwen, om nooit te wanhopen, het is nooit te laat. En zij waarschuwt ons voor afgunst en jaloezie. Je kunt denken dat God minder goed is voor jou dan voor anderen. Maar God handelt altijd met goedheid, met barmhartigheid en rechtvaardigheid, altijd voor ieders welzijn.

De apostel Paulus wil zich met niemand vergelijken en niemand benijden. Hij heeft maar één wens: Christus toe te behoren. Laten wij die wens tot de onze maken dat Hij ons zijn goedheid betoont niet naar de maat van onze verdiensten maar naar die van zijn barmhartigheid.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 25 dhj A   –   24 september 2023

Jes. 55, 6-9; Fil. 1,20c-24+27a; Mt. 20, 1-16

Preek 17 september 2023

De liturgie van vandaag heeft veel weg van een herhalingsoefening. Vorige week werd ons uit Mattheus 18 voorgelezen en vandaag opnieuw. En ook nu gaat het weer over vergeving. En of dat nog niet genoeg is, ook in de tekst zelf is er sprake van herhaling. Petrus denkt daarbij aan zevenmaal, maar Jezus doet er nog een schep bovenop en heeft het over zeventigmaal zeven maal vergeven. Een herhaling die geen einde kent, maar wel een creatieve, want vergeven is geen automatisme.

Nu leven wij in een cultuur die niet zo gesteld is op herhaling. Onze tijd lijkt vooral geobsedeerd door het nieuwe. Nieuwe ontwikkelingen, nieuwe indrukken, nieuwe ervaringen en ga zo maar door. Dat heeft iets prikkelends en enerverends. Het heeft ook een schaduwzijde. Waar het nieuwe al te zeer de overhand krijgt, kan het leven zijn koers en stabiliteit kwijtraken, zijn vaste structuur en ritme. Dan raken mensen gestrest, gedesoriënteerd. Nieuw is niet altijd heilzaam en goed.

Herhaling, ze behoort niet voor niets tot de basisstructuur van ons menselijk bestaan. Het beste voorbeeld daarvan is wel de ademhaling. Dat in- en uitademen, dat steeds weerkerende ritme is van vitaal belang voor een mensenleven. Stokt het of stopt het, dan valt het leven zelf weg. Daarvan word je je misschien pas goed bewust in een situatie waar iemand niet meer wil ademhalen omdat het leven hem of haar te veel is, of wanneer iemand het niet of nauwelijks meer kan door ziekte. Dat steeds weer in- en uitademen vormt de grond van ons bestaan. Bij de gratie van dat gebeuren leven wij. Reden tot dankbaarheid.

In het evangelie van vandaag is er ook sprake van herhaling. Wij hoorden Petrus vragen hoe vaak een mens vergeven moet. En hij doet daarbij een voorzet, maar die wordt door Jezus gecorrigeerd. Hij rekt de grens op en heft haar op, want waar er grenzen getrokken worden, staat de dood voor de deur. Moet je dan maar alles accepteren? Nee, dat staat er niet, maar we dienen ons er altijd bewust van te zijn wat er op het spel staat. Vergeven en vergeving vragen, het is geen sinecure, zoals dat ook geldt voor schuld bekennen. We lezen het al op de eerste bladzijde in het boek van ons geloof. In plaats van schuld te bekennen wees Adam met de beschuldigende vinger naar Eva en die gaf op haar beurt de schuld aan de slang. Vergeven, schuld bekennen, het blijkt al sinds mensenheugenis moeilijk. En toch is het de enige weg die naar leven leidt en die leven in stand houdt. En het is niet iets van één keer of éen dag, maar het is een telkens terugkerende oefening, een eindeloos herhalen om te voorkomen dat het koord van het leven breekt. En niemand is van die oefening uitgesloten, niemand kan er zich aan onttrekken op straffe buiten de boot te vallen.

Maar is die oproep van Jezus tot een ongeteld herbeginnen en vergeven wel mogelijk voor ons mensen? Is dat niet te veel van ons gevraagd, want zijn wij niet allemaal kinderen van Adam en Eva.  Zeker, wij missen de zuivere blik en onze woorden zijn niet gezuiverd tot zevenmaal toe,[1] wij dragen allen de littekens van dat begin met zijn afgunst en hebzucht, maar één is er die met en onder ons meegaat en die als zoon van de Vader zich heeft laten kennen als niet met afgunst en hebzucht behept, maar levend met en uit de adem van Geest. Hij kent onze menselijke conditie met zijn falen en verdwalen, maar hij kent ook het rechte spoor van waarheid en gerechtigheid en daarop wil hij ons meenemen, tot zevenmaal zeventigmaal toe, want in hem is geen ja en nee, maar enkel ja opdat allen zouden leven, elke dag weer een nieuw begin. Dat vraagt van ons een weg van bekering, een weg van wedergeboorte om te leven uit een andere geest dan die van vergelding en ontkenning.

Dat nieuwe begin wordt ons door God gegund en gegeven, zo horen wij in het eerste deel van de parabel die op Petrus’ vraag volgt.  Het is een heftig verhaal en het gaat er op leven en dood aan toe. Het is erop of eronder. De dienaar heeft gen poot om op te staan en als hij zegt dat hij alles zal betalen, is het grootspraak. Te hoog is de losprijs voor ons leven, met geen 10.000 talenten te betalen. En dat hoeft blijkbaar ook niet. God scheldt die schuld kwijt, want hij geeft het leven om niet. Hij vergeeft, hij scheldt kwijt waar dat nodig is voor een nieuw begin. Hij draagt ons het verleden niet achterna, maar helpt een nieuw begin te maken.  Maar daar maakt de parabel een draai. Onze God is geen goedzak, die alles onverschillig is. Zijn gave, ons van God gegeven leven verplicht. Waar hij geeft, vergeeft en steeds weer opnieuw begint, daar dienen wij ook elkaar te vergeven en levenskansen te bieden. Liefde verplicht. De adem van de liefde wordt enkel behoed voor stokken en wegvallen, als hij wordt beademd en beantwoord met liefde. Gods liefde onder mensen heeft zich overgeleverd aan een kwetsbaar avontuur, zij kan maar blijven bestaan en herbeginnen, waar wij zijn partner, onze verre en nabije buur en naaste, steeds weer nieuwe levenskansen bieden. Wij bidden het telkenmale in het onze Vader: vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven. Van die herhaling, van dat herbeginnen, van het zeventig maal zeven maal van die scheppende vergeving leven wij.

Ons leven staat of valt bij de gratie van herhaling, elke dag weer.  Maar zoals er een herhaling is die leven geeft, zo is er ook een herhaling die enkel dood voortbrengt. Ook dat lezen wij in het eerste boek van de Schrift.   Met afgrijzen maar mogelijk ook met herkenning zien wij, hoe de woorden van de brute Lamech “Kaïn wordt zevenmaal gewroken, maar Lamech zevenenzeventig maal,”[2] (hoe die woorden) het in onze samenleving al te vaak dreigen te winnen van het zeventig maal zeven maal herbeginnen.

Bezinnen wij ons daarom op onze roeping, op die broze adem van ons bestaan. Moge Gods overmaat, zijn eindeloze herhaling van geven en vergeven ons de Zoon doen volgen die tot zijn laatste ademtocht beeld en gelijkenis is van Gods zorg voor elk mensenkind. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars.

[1] Ps. 12,7c

[2] Gen. 4,24

Adhj24 2023 Mt 18,21-35

Preek 10 september 2023

We hebben zojuist geluisterd naar een passage uit het hoofdstuk 18 van het Evangelie van Mattheüs, en komende zondag zullen we het vervolg lezen. In dit hoofdstuk groepeert de evangelist een aantal woorden en uitspraken van de Heer die allemaal betrekking hebben op het leven in gemeenschap, in de Kerk, in het gezin, tussen broers en zussen. Het menselijk leven is noodzakelijkerwijs een leven met anderen, een leven in gemeenschap. Het christelijk leven vormt daar geen uitzondering op; ook hier is deze gemeenschaps-dimensie, gezins-band, en broederlijke verbondenheid voor ieder belangrijk voor eigen welzijn. De Heer sprak hierover tot zijn leerlingen, met wie hij zo’n groep vormde, die Hij in zijn levensgemeenschap had opgenomen, en die met Hem zijn rondtrekkend leven als prediker deelden. Jezus leerde hen hoe te leven als een gemeenschap, als een familie, als broers en zussen, als christenen. In dit hoofdstuk 18 van zijn evangelie groepeert Mattheüs dit onderricht en geeft ons een hele verhandeling van Jezus over het gemeenschapsleven, uiteraard samengesteld door de evangelist, maar met authentieke woorden van de Heer. Deze verhandeling schetst een ideaal van broederlijk leven tussen christenen, in de Kerk van God. Het zijn instructies die de relatie bepalen tussen hen die bij Jezus willen horen. De meesten van u zullen hopelijk de volgende week ook weer hier zijn. Dan lezen wij het vervolg van dit hoofdstuk waarin Jezus weer met een parabel zijn leer verduidelijkt. Zonder zo’n voorbeeld klinkt het misschien wat moralistisch, en daar houden wij niet zo van. Een parabel is veel kleurrijker, een wonderteken veel spannender. Maar laten we ook de praktische instructies van Jezus maar ter harte nemen. Als we ons hun strekking eigen maken verrijkt dat ons leven, en zullen de mensen die met ons te maken hebben dit grotelijks waarderen.

De eerste instructie is een oproep tot deemoed, een houding waarvoor in onze samenleving misschien weinig begrip meer is. Je verantwoordelijk voelen voor je naaste, maar zonder je boven die ander te plaatsen, maar hem of haar even ter zijde te nemen broederlijk, zusterlijk, gelijkwaardig.

De tweede instructie is het vermijden van schandaal, of positiever, de raad elkaar op te bouwen; goed van elkaar te zeggen en te zien, anderen, je broeders en zusters, niet afkammen, maar hen waarderen door schandaal te vermijden en het goede te bevestigen. En absoluut vermijden om kleinen, zwakken, minder sterken, aanstoot te geven, en mensen die afgedwaald zijn te minachten.

En als een broeder of zuster afdwaalt, is de volgende aansporing om hem terug te brengen in de gemeenschap. In de passage die onmiddellijk hieraan voorafgaat vertelt voegt Mattheüs de gelijkenis in van het schaap dat verdwaald was, maar teruggevonden wordt en weer een plaats krijgt in de kudde.

Dan volgt nog een raad met betrekking op die moeilijke plicht van de broederlijke correctie: “Als je broeder een zonde heeft begaan (als hij afdwaalt en schandaal veroorzaakt door zijn slechte gedrag), zoek hem dan op voor een gesprek onder vier ogen en wijs hem op zijn schuld”. De misstap die een schandaal veroorzaakt, verplicht ons om de broeder die afgedwaald is te helpen door hem op zijn fout te wijzen, niet meteen op klaarlichte dag en in het openbaar, maar eerst discreet, niet voor het oog van anderen.

In de tijd van Jezus was er in de woestijn van Qumran, vlak bij de Dode Zee, een gemeenschap, een broederschap, die bestond uit families van vrome Joden. En hun leefregel is teruggevonden tussen de Dode Zeerollen zo’n vijftig jaar geleden waar een herdersjongen hen ontdekte in een grot: “Zij zullen hun naaste in waarheid berispen en eenieder barmhartigheid betonen”. Allereerst moest de broeder die iets fout deed alleen gewaarschuwd worden, precies zoals de Heer hier in het evangelie zegt. Maar als om een of andere reden de broeder, wanneer hij discreet berispt werd, weigerde de waarschuwing te accepteren die hem door één broeder gegeven werd, dan moest hij berispt worden in aanwezigheid van twee of drie getuigen. En als de broeder zich dan nog niet corrigeerde, moest hij worden aangeklaagd bij de leiders van de gemeenschap. Zo ook hier in het evangelie: Als een broeder weigert te luisteren naar de waarschuwingen die hem ten overstaan van getuigen zijn gegeven, berisp hem dan, zegt Jezus, ten overstaan van de hele kerk, dat wil zeggen in het openbaar. En als hij zelfs niet naar de Kerk luistert, moet hij dan uitgesloten worden? Door zijn halsstarrigheid in de zonde plaatst de overtredende broeder zichzelf buiten. Hij plaatst zichzelf onder de heidenen en de buitenstaanders die niet behoren tot het volk van God. De broeder sluit zichzelf buiten. Maar Jezus wordt er door zijn tegenstanders van beschuldigd dat Hij zich steeds gedraagt als een vriend van tollenaars en zondaars. M.a.w. Hij stelt zich steeds op als iemand die solidair blijft met hen, die uitnodigend blijft, die de deur openhoudt. Dit mag ons te denken geven!

En dan volgt nog een aansporing van kapitaalbelang: Bid samen. En vergeef elkaar, maar dat zal aan de orde komen in het evangelie van volgende zondag. Maar laten we ons de belofte in de oren knopen die de Heer vandaag doet: “wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen – het moge zijn wat het wil – zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is. Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.” Wat een heerlijke belofte, dierbare zusters en broeders! Wat willen wij nog meer! Kunnen wij hier dan door eensgezind te bidden een eind maken aan die verwoestende oorlog in de Oekraïne? Had Jezus bij het Laatste Avondmaal samen met zijn leerlingen de Kruisdood van Goede Vrijdag niet kunnen voorkomen? Wij kennen zijn gebed: “Vader niet mijn wil geschiede, maar de Uwe.” Het Kruis en alle lijden krijgt verlossende kracht, de heils wil van de hemelse Vader heeft het laatste woord.

Het evangelie van deze zondag is zeker niet bedoeld om ons aan te moedigen gespitst te zijn op andermans fouten, en voortdurend te proberen anderen te corrigeren, maar eerder om onze eigen houding te zuiveren, oor te hebben voor wie het goed met ons menen, te luisteren naar degenen die ons terechtwijzen en nederig de broederlijke correcties te aanvaarden die ons worden aangereikt. Het zijn heel gewone, elementaire levenslessen, die wij vandaag krijgen voorgeschoteld. Het is denk ik prettiger, spannender, te luisteren naar wonderverhalen, maar deze woorden van praktische wijsheid maken het mogelijk dat wij in de kerk een mooi menselijke gemeenschap vormen, en geen aanleiding geven aan anderen tot kwaadsprekerij. En bovenal dat wij ons bewust zijn van de aanwezigheid van de Heer in ons midden. Daarom is het van zo wezenlijk belang om als het enigszins kan, samen te komen op zondag, gemeenschap te vormen in Jezus’ Naam, om door Hem te worden opgebouwd. Hij moge onze zegenen en ons zijn aanwezigheid schenken in deze viering.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 23 dhj A 10 september 2023

Ez. 33, 7-9; Rom. 13, 8-10; Mt. 18 15-20

Preek 3 september 2023

Zowel de vorige zondag als vandaag is er in het evangelie volgens Mattheüs veel aandacht voor de persoon van Petrus, voor zijn speciale plaats in de kerk van de Heer. Vandaag treft het dat het ook de gedachtenis is van een van de grootste pausen uit de geschiedenis, Gregorius de Grote, een man met wijde visie en met een pastoraal hart. Voor zijn pauskeuze verbleef hij een tijdlang  als vertegenwoordige van de bisschop van Rome bij de patriarch van Constantinopel, en in de Oosterse kerk is hij nog een van de meest gerespecteerde heiligen van de Westere christenheid. Dezer dagen is de huidige bisschop van Rome, paus Franciscus, voor een 4-daags bezoek in Mongolië. Ook hij is een bruggenbouwer, op zoek naar vrede en verzoening, en in dienst van Christus spaart hij zijn krachten niet. Hij voelt zich verantwoordelijk voor de kerkgemeenschap van Jezus, die voortbouwt op het fundament van de apostelen. De traditie ziet in de bisschop van  Rome de opvolger van Petrus de door Jezus aangestelde sleuteldrager van het rijk der hemelen. Het evangelie van vandaag bouwt voort op die bijzondere roeping van Petrus als hoofd van het apostelcollege, maar doet dat door de menselijke interpratatie daarvan op niet mis te verstane wijze te corrigeren.

De vorige week hoorden wij de geloofsbelijdenis van Petrus: “Gij zijt de Christus, de zoon van de levende God”, en hoe hij daarop van de Heer een compliment kreeg, dat hij een kei was, en hij zijn aanstelling ontving tot sleutelbewaarder van het Rijk van de Vader.

Wat was dat een geweldige opsteker voor Petrus. Hij zal er het onderste boven van zijn geweest. Je kunt niet zeggen dat hij een egocentrisch persoon is met een hoge dunk van zich zelf: “Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens”, zegt hij na de wonderbare visvangst. En als Jezus hem aan het einde van het vierde evangelie nog eens zijn schapen en lammeren heeft toevertrouwd, wijst hij op Johannes, en zegt: wat met hem?  Maar Petrus staat bovenal gericht op Jezus. Voor Hem gaat hij door het vuur, voor Hem springt hij in het water. Jezus is zijn Meester, en staat in zijn beleving centraal. Het rijk der hemelen is op Hem gebouwd, en nu kondigt Hij zijn lijden aan en zijn dood. “Dat nooit”, denkt de vers aangestelde sleutelbewaarder, en wat Petrus denkt dat houdt hij niet verborgen. Hij acht het zijn plicht om zijn Meester a.h.w. tot de orde te roepen.

Arme Petrus! Wat begrijpt hij nog weinig van de Gods wegen!

Zijn goed bedoelde opmerking kost hem een ongezouten verwijt: “Ga weg, satan, terug! Gij zijt Mij een aanstoot, want gij laat u leiden door menselijke overwegingen, en niet door wat God wil.” Wat daarop volgt is ons heel bekend: “Wie zijn leven wil redden zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het redden.” Voor alle martelaren vanaf het begin van het christendom tot nu toe zijn die woorden van de Heer hun houvast geweest.

Zusters en broeders, wie kent niet de bekoring om zich te laten leiden door menselijke overwegingen? Wie vraagt zich bij beproevingen niet af of er geen ontsnapping mogelijk is? We mogen ons toch niet overleveren aan kwade machten, we moeten ons toch verweren? Onze welvaartstaat verdedigen? Ons bezit veilig stellen? Zijn we ons bewust dat de keuzse voor Jezus ons echt tot andere mensen maakt?

Jezus leert vandaag aan Petrus, en natuurlijk aan ons allemaal dat de keuze voor Hem harde consequenties kan hebben. ´T is niet altijd leuk om in onze samenleving aan de kant van Jezus te staan, je kunt je daar alleen voelen. Dat geldt voor iemand met zo´n heel bijzondere roeping als Jeremia, over wie wij hoorden in de eerste lezing vandaag, maar voor ieder van ons kan het wel eens ongemakkelijk zijn. Mensen kunnen je aankijken op het feit dat je gelovig bent, dat je katholiek bent, dat je bidt, dat je probeert je te houden aan de geboden.

Onderscheiden wat God van ons wil? Het is geen eenvoudige opdracht. Met welke maatstaf moet je meten? Jeremia werd van binnenuit geïnspireerd, hoe weten wij of onze inspiratie uit God is?  Vroeger, in de tijd van de verzuilde samenleving, was er veel uiterlijkheid,  werd van buiten bepaald,  het was vanzelfsprekend dat ieder zich strikt hield aan de normen van de eigen groep, de sociale controle was groot. Gelukkig is dat veranderd. Maar nu verklaren ze je voor gek als je leeft volgens de normen van de kerk: wie houdt zich daar nog aan? Dat maak je zelf toch uit? Wij zijn op ons geweten teruggeworpen. Maar het geweten dient wel gevormd te zijn, er wordt eigenlijk meer van ons gevraagd. Paulus bezweert de christenen van Rome: Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen. Hij spoort aan om met andere ogen naar de werkelijkheid te kijken, niet puur menselijk, maar a.h.w. van Gods standpunt, om te kunnen onderscheiden wat God van ons wil. En Paulus gaat verder: om te kunnen onderscheiden wat goed is, wat zéér goed is, en volmaakt. Als onze intentie zuiver is, als wij oprecht zoeken, hoeven wij niet in het duister te tasten.

God heeft het goed met ons voor. Wel kan de weg die wij moeten gaan moeilijk zijn, ons zelfs tegen de borst stuiten, zoals bij Jeremias.

Dat probeert Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken. En Hij geeft zichzelf als voorbeeld. Hij geeft hen te verstaan dat zijn weg een moeilijke is, een kruisweg. Dat Hij zal moeten lijden, en ter dood zal worden gebracht. Maar Hij probeert hen ook in te wijden in het geheim van zijn Pasen: dat die smadelijke dood niet het einde betekent, maar dat Hij zal verrijzen, dat het goed met Hem zal gaan, zeer goed.

Petrus wil daar in eerste instantie niet van horen. Alsjeblief geen lijden, geen kruis: dat mag Jezus niet gebeuren. Wat een harde taal komt er dan uit de mond van die zachtmoedige Meester! Ga weg van Mij, satan!

Satan, dat is de engel die in opstand is gekomen tegen God. Die niet instemde met Gods plannen. Satan, dat is de hoogmoed in persoon. Jezus wil de weg gaan van God, Hij wil zich schikken in de wil van de Vader, want Hij weet dat die leidt naar de heerlijkheid.

Waarom we op onze weg naar Gods heerlijkheid het kruis ontmoeten, waarom het lijden onontkoombaar is, met die vraag hebben mensen altijd geworsteld. Ook wij zullen het antwoord daarop niet vinden. Althans niet het antwoord dat ons verstand bevredigt, dat ons dit waarom doet begrijpen. Er is enkel het antwoord van het hart, van de overgave, van het vertrouwen. God weet wel wat goed voor ons is, Hij heeft het beste met ons voor. Wij leven in geloof. Dat geloof is Jezus ons komen brengen, dat heeft Hij voorgeleefd, dat geloof bevrijdt ons en roept ons op te leven als kinderen van God.

Het valt niet mee om ons daartoe te laten vormen. In gebed, in het vieren van de sacramenten zoeken wij steun. Als gemeenschap van gelovigen helpen we daarbij elkaar, bidden wij voor elkaar. Denk aan paus Franciscus die niet ophoudt aan het einde van iedere toespraak om gebed te vragen. Vergeten wij ook elkaar niet, dat wij steunend op elkaars voorbede samen ons geloof belijden en eucharistie vieren, in dankbaarheid en vertrouwen.

br. Gerard Mathijsen osb

Abdijmarkt 2023

Kom naar de Abdijmarkt in Egmond op zaterdag 9 september 2023 en maak kennis met (en proef!) de vele producten van onze abdij.

De Abdij van Egmond opent deze zaterdag van 10:00 uur tot 15:00 uur haar tuinen voor de jaarlijkse ambachtelijke Abdijmarkt, waarbij iedereen van harte welkom is. Op deze dag maakt u kennis met de veelzijdige activiteiten van de Egmondse monniken, de zusters van het Liobaklooster en de vele vrijwilligers en vrienden van de abdij. Ook kunt u wandelen door onze mooie boomgaard, de vlindertuin en de kruidentuin, of kom even rustig zitten op ons fluisterterras. In de binnentuin, de abdijkerk en de Buurkerk is een expositie van liturgisch bloemwerk te bewonderen.

Op verschillende plekken op het abdijterrein  zijn er miniconcerten van: Duo Verheijen van Loon met delen uit Schuberts Winterreise in de Egbert van Trierzaal, Trio Stokman met poëtische liederen in de Buurkerk en er zijn orgelconcerten in de abdijkerk. Ook zijn er in de Buurkerk korte meditatie sessies waaraan u kunt deelnemen.

Preek 27 augustus 2023

Heeft u nog paraat, broeders en zusters, hoeveel vragen  u de afgelopen dagen heeft gesteld? En hoeveel vragen zijn er in die dagen aan u gesteld? Bent u ze inmiddels vergeten of zijn er misschien een paar in uw hoofd blijven hangen? Feit is dat het leven ons voor allerlei vragen stelt. Heel alledaagse in de trant van ‘wat eten wij vandaag?’ tot heel indringende zoals ‘wat is de zin van mijn bestaan?’

Het hoeft dan ook niet te verbazen dat we in de Schrift op veel bladzijden een of meer vragen aantreffen. Hoe zou het anders kunnen in dat boek van ons geloof dat van begin tot het eind gaat over de weg van ons mensen. Het begint al op de eerste bladzijde waar Adam de vraag krijgt ‘waar ben je?’[1] en de laatste vraag die wij in de Schrift aantreffen staat in hoofdstuk 17 van de Openbaring van Johannes. In het boek Genesis was het God zelf die met vragen begon, en de laatste vraag is van een engel die bij het grote oordeel tegen de schrijver van het boek zegt ‘waarom verbaast gij u?’[2].  Tussen die twee vragen speelt zich onze mensengeschiedenis af, een tijd van vragen en bij tijden ook van antwoorden.

Vandaag worden er in het evangelie twee vragen gesteld en beide malen komen ze uit de mond van Jezus. Dat feit alleen al is opmerkelijk. Weet Jezus dan niet alles, hij is toch de zoon van God voor wie er geen vragen bestaan. Misschien is zo’n uitspraak toch aan een herziening toe. Waarom zou God, waarom zou Jezus geen vragen hebben, want aan het avontuur van de menswording beginnen is voor hem en voor ons toch geen gelopen race. Zo zit het leven niet in elkaar. En bij alle pijn is het maar goed ook, want waar blijft anders de verrassing, de vrijheid en het geheim van de liefde?

Als Jezus mens geworden is, – en dat behoort tot het hart van onze geloofsbelijdenis-   dan is hij een weg gegaan waarbij het vragen niet ontbrak. ‘Wie ben ik?, wat is mijn weg? Hoe leer ik die weg kennen en onderscheiden?’ Vragen van hem, vragen ook van ons, die ook een weg te gaan hebben. En het antwoord op die vragen komen wij hopelijk op het spoor door vragen te stellen aan tochtgenoten, aan onszelf en aan die ongeziene derde op de weg, aan God die wij in het stil gesprek aanspreken, vragen stellen en bij wie wij ons oor te luisteren leggen. Zo heeft Jezus het gedaan, zo geldt het ook voor ons.

Vragen, ze komen soms onverwacht of op een ogenschijnlijk ongelukkig moment. Maar als je zelf de vragensteller bent, doe je er goed aan het juiste moment te zoeken en de juiste manier en toon. Dan is er al veel gewonnen en een stuk van de weg gebaand.

Zoiets zien wij in het evangelie van vandaag. De twee vragen van Jezus staan niet aan het begin van zijn weg met de leerlingen. Dat zou voorbarig zijn, wat zouden de leerlingen kunnen antwoorden? De leerlingen kenden Jezus nog nauwelijks. Je moet al een tijd met iemand hebben opgetrokken vooraleer je kunt vragen ‘wie ben ik voor jou?’ Maar misschien durf je het niet goed of heb je andere aarzelingen. Dan is een omweg op zijn plaats zoals wij vandaag meemaken.

‘Wie zeggen de mensen dat ik ben? ‘ Wilde Jezus dat echt weten of zoekt hij een tussenstap vooraleer hij het op de man af aan zijn leerlingen vraagt?  Hij maakt een omweg en alle leerlingen doen hun zegje. Hij hoort wat er allemaal over hem wordt verteld, wie of wat mensen in hem zien. Maar eenmaal de mannen aan de praat gekregen, komt hij met een heel persoonlijke vraag. Nu is het moment daar. ‘Wie zeggen jullie dat ik ben?’ Nu gaat het er niet meer om wat anderen denken of zeggen, maar zijn de leerlingen zelf in het spel betrokken. Maar waar kort tevoren allen de mond open deden, is het er nu maar één, Petrus, de man die wij kennen als haantje de voorste. Petrus geeft Jezus een naam, een titel ook. ‘Gij zijt de Christus, de zoon van de levende God.’ En uit die woorden blijkt hoezeer Petrus door Jezus is geraakt. Hij heeft in hem iets gezien of vermoed en de woorden die hij daarvoor gebruikt komen van verre. Dat is geen theologische uitspraak, geen kille redenering, maar die naam en die titel is als vloeiende lava, die komt van heel diep.  ‘Gij zijt de Christus, de zoon van de levende God’, woorden die Petrus heeft meegekregen uit oude geloofsverhalen en die voor hem nu een heel nieuwe en bijzondere betekenis krijgen. Waar altijd op gehoopt werd en waarvan de eeuwen door gedroomd was, Petrus bespeurt het hier voor zich. In deze Jezus komt Gods gezalfde onder ons, de koninklijke gestalte die van Godswege zijn volk zal weiden en leiden. In recht en gerechtigheid, in sporen van waarheid. Wat altijd is verhoopt zal nu zijn beslag krijgen, want deze mens Jezus is de  belichaming van Gods zorg voor mensen. Zo is het Petrus vergaan en dat spreekt hij uit. Hij kan niet anders. Maar ondanks deze grote woorden recht uit zijn hart heeft Petrus, zo weten wij,  nog een hele weg te gaan vooraleer hij Jezus en zijn weg echt zal kennen.

Maar daarmee is het verhaal vandaag nog niet uit, er gebeurt nog iets bijzonders. Zoals Simon Petrus aan Jezus een bijzonder naam en titel gaf zo geeft Jezus op zijn beurt aan Simon een nieuwe naam.  Petrus zal hij heten, rots, een kei van een man. Nee, hij was niet volmaakt, maar hij geloofde in Jezus als de ziel van zijn bestaan, als begin en einde van zijn leven en dat van God met ons. Met zo iemand waagt Jezus het, en daarmee begint een verhaal dat tot op heden doorgaat, met vallen en opstaan, met vergeving en nieuw leven, want God schrijft in Christus geschiedenis met mensen van vlees en bloed.  En nu is het aan ons, wie zeggen wij dat hij is? AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

Adhj21 2023 Jes. 22,19-23; Rom. 11,33-36; Mt. 16,13-20

 

[1] Gen. 3,9

[2] Openbaring 17,7

Preek 20 augustus 2023

In deze tijd worden wij allemaal uitgenodigd deel te nemen aan iets nieuws, maar eigenlijk aan een heel oud gebruik in de kerk: aan het synodaal proces. Dat wij niet alleen maar als gelovig kerkvolk de waarheden aannemen die door de kerkelijke leiding van bovenaf worden verkondigd, maar dat wij allemaal actief deelnemen aan de zoektocht van het volk van God, en ons inspannen om de tekenen van de tijd te verstaan. Niet dat ieder nu naar de pijpen van Jan en alleman zou moeten dansen, dat zou tot chaos leiden, maar dat wij wakker moeten zijn, niet louter passief, dat wij rekenschap moeten willen geven van onze handel en wandel, van onze vragen en inzichten, dat wij samen op weg – dat is synodaal – de goede richting trachten te vinden voor onszelf en voor elkaar. Zijn wij goed bezig? Gaan wij in de goede richting? Waar vinden wij richting en verlichting? In dit proces van onderscheiding komt de kerkelijke leiding een bijzondere plaats toe. Die spreekt ten slotte met autoriteit. Maar nadat zij echt geluisterd heeft, en zich heeft opengesteld voor wat leeft bij de mensen. Dat alles komt aan de orde in het evangelie van de viering vandaag.

Het heel bijzondere van dit evangelieverhaal vind ik dat hier niet alleen sprake is van een wonderteken, een genezing, en een woord ten leven voor omstanders en toehoorders, maar dat er met Jezus zelf iets gebeurt, dat zijn leven en zijn zending in nieuw licht geplaatst worden, en dat Hij zich daarvoor openstelt. Dat is natuurlijk wel vaker het geval, denk maar aan zijn doopsel door Johannes de Voorloper, en aan de transfiguratie op de Tabor, die wij eerder deze maand mochten vieren. Daar werd de zending van Jezus bevestigd door een stem uit de hemel, van de Vader die aanspoorde te luisteren naar Jezus, zijn geliefde Zoon. Maar vandaag komt zo’n getuigenis van een heel andere zijde, ook voor Jezus onverwacht en openbarend. Een vrouw wijst Jezus op zijn zending en corrigeert zijn eigen zelf verstaan. Dit verhaal vinden wij niet bij Lucas en Johannes, en bij Marcus alleen een veel kortere versie. Een vrouw, nog wel een buitenlandse, geen Joodse, laat haar stem horen en steekt haar mening niet onder stoelen en banken. Marcus spreekt van een Griekse vrouw van Syrophoenischese afkomst, Mattheus van een Kananese vrouw die opkomt voor haar dochter, die door demonen wordt gekweld.

In beide verhalen reageert Jezus afwijzend, en toont dat op in onze ogen nogal grove wijze. “Het is niet goed om het brood dat voor de kinderen bestemd is aan de honden te geven.” Het zal je maar gezegd worden.

Het mooie is nu, en het heel bijzondere, dat de vrouw zich niet beledigd afwendt, niet gaat schelden en ook niet gaat huilen, maar dat zij een verrassend weerwoord geeft. Tegenwoordig zou je zeggen: dat zij de dialoog zoekt, het synodaal overleg start. “Toch wel, Heer, antwoordt zij, want de honden eten immers toch ook de kruimels die van de tafels van hun meesters vallen.” Wat een geweldig antwoord! En met wat een verrassend resultaat! “Vrouw, u hebt een groot geloof, zegt Jezus. Uw verlangen wordt ingewilligd. En van dat ogenblik was haar dochter genezen”.

Volgens de bijbelgeleerden is deze ontmoeting van grote betekenis in het leven van onze Heer. In zijn zelfverstaan. In de beleving van zijn missie. Tot dan toe achtte Hij zijn zending uitsluitend bestemd voor zijn eigen volk, voor de verloren schapen van Israël. Nu wordt die visie opengebroken, en zijn perspectief verruimd. Straks zal Hij zijn volgelingen een zending geven tot aan de einden der aarde, voor alle volkeren. De theologen zijn al lang tot de overtuiging gekomen dat Jezus door de jaren heen gegroeid is in kennis, zowel in kennis van zijn hemelse Vader, als in inzicht in zijn eigen zending. Wij moeten de incarnatie serieus nemen. De Tweede Persoon van de Heilige Drievuldigheid is waarlijk mens geworden, er is in Hem groei geweest van lichaam en geest, Hij is in alles aan ons gelijk geworden, behalve in de zonde. De dialoog met deze vrouw brengt een doorbraak in zijn zelfbesef. Het is een groeimoment van buitengewoon belang, tot heil van heel de mensheid. Zoals we hoorden bij Jesaja “Mijn huis zal worden genoemd: een huis van gebed voor alle volken.” En Jezus is gekomen als redder van zijn volk, maar ook van andere mensen, ja van heel het mensdom. Zijn zelf verstaan is gegroeid.

Is er ook groei in ons geloof? Het evangelie van vandaag daagt ons uit om ons zelf verstaan te laten toetsen door de uitdagingen die van buiten op ons afkomen. Niet dat anderen altijd gelijk hebben, en wij altijd verkeerd zouden zitten. Maar dat wij bereid zijn te luisteren en open te staan voor andere gezichtspunten. De Fransen kunnen het zo mooi zeggen: “du choc des opinions jaillit la verité.”

Christenen van iedere confessie, orthodoxen, katholieken, protestanten, zijn dikwijls meer vastgeroest in leerstellige overtuigingen dan dat zij van vertrouwen vervulde gelovigen zijn. Hun dogmatisch weten is groter dan hun gelovig vertrouwen. Zij weten precies wat de Schepper bedoeld heeft, maar in hun hart is geen ruimte waarin Gods menslievendheid resoneert. Ze hebben rotsvaste overtuigingen, en verketteren iedere andere mening. We hoorden Paulus zo troostvol zeggen: “zo heeft God allen in ongehoorzaamheid opgesloten, om allen in te sluiten in zijn ontferming.” En al in de eerste lezing mochten wij de aankondiging horen van naderend universeel heil en een uitnodiging om eendrachtig God te loven.

Het is in deze dagen hartverscheurend om getuige te moeten zijn dat twee broedervolken, de Russen en de Oekraïners in een bloedige strijd verwikkeld zijn, en elkaar bestoken met wapentuig dat hun door anderen wordt geleverd. Dat de leiders van de volkeren niet willen horen van samen op weg zijn, van werken aan een wereld van opkomen voor elkaar en elkaar tot steun zijn in vertrouwen. Wantrouwen en angst dwingen tot steeds grover geweld. De wereldleiders hebben een ontzaglijke verantwoordelijkheid, maar ieder van ons heeft ook de eigen positie te bepalen. Ga je mee in het vijanddenken, kies je partij, of blijf je in alle mensen je broeders en zusters zien? Laten wij bidden dat er in onze samenleving ook mensen opstaan zoals die Kananese vrouw, die de moed hebben om hun stem te verheffen en die opkomen voor vrede en recht. Zusters en broeders, vragen wij om een groot geloof dat bergen verzet, een geloof dat vrede brengt, over alle grenzen en tegenstellingen heen. Dan zal het Rijk van God niet ver meer zijn. Maar het begint klein en onaanzienlijk vandaag voor ons in deze viering.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 20 dhj A 20 augustus 2023

Preek Maria Tenhemelopneming 15 augustus 2023

Het feest van Maria Tenhemelopneming zet vandaag een vrouw in het middelpunt, een moeder zelfs. Nu zijn moeders vaak de spil en bindende figuur in een gezin. Als de kinderen ruzie hebben, dan is zij degene die de koppen weer bij elkaar brengt. Maar tot ons verdriet en onze schande is de moeder die wij vandaag gedenken oorzaak van verdeeldheid geworden. Hoe is het mogelijk?!

Waar de moeder van Jezus ons samen zou moeten brengen op het feest, zien wij het tegendeel. Ondanks al haar zorgen voor haar kinderen kunnen die niet met elkaar aan tafel om haar te eren. Tragisch verhaal, dat veel zegt over de kinderen en helemaal niet strookt met het leven van deze moeder.

Gelukkig zien wij dat er tegenwoordig stappen worden gezet om elkaar beter te verstaan en ook Maria in nieuw licht te zien, zodat oude twistpunten over deze moeder worden opgeruimd en alle kinderen weer met elkaar leren omgaan zoals ware broers en zussen betaamt. Aan de moeder zal het niet liggen en zij ziet er reikhalzend uit dat ze allen weer onder haar schutsmantel ziet.

Is er reden om zo met elkaar te kijven en te twisten als het om deze moeder gaat? Heeft zij daar aanleiding toe gegeven? De eerste die daar de bewijsstukken voor aanlevert moet vermoedelijk nog geboren worden. Nee, het geruzie en de meningsverschillen over haar komen op rekening van de kinderen. Zij hebben haar door de eeuwen heen niet in hetzelfde klare licht gezien met alle gevolgen van dien.

Als wij vandaag de tenhemelopneming van Maria vieren is het niet om andere broers en zussen uit de christelijke familie de les te lezen of in een verdomhoek te plaatsen. Die tijd is hopelijk voorbij. Wij vieren Maria om haar eigen waarde en haar weg in de geschiedenis van God met ons mensen. En dat doende geven wij God alle eer om wat Hij in haar en door haar aan ons mensen heeft gegeven. Maria is dus geen concurrent van God en ook niet van hem die uit haar is geboren. Wie op die tour meent te moeten gaan, doet er goed aan bij haar in de leer te gaan, want macht en aanzien staan niet in haar blazoen.

Wij geven in de viering van vandaag klank en kleur aan ons geloof dat de levensweg van Maria zijn voltooiing heeft gevonden in God. Hoe weten wij dat? Wij weten niets, maar wij kijken naar dit leven dat zich met hart en ziel, met lijf en leden aan God heeft gegeven, dat enkel ruimte heeft geboden aan Gods inwoning, dat ja heeft gezegd op de aanzoek en moeder is geworden van Jezus, Gods mens geworden liefde in ons midden. ‘Zie de dienstmaagd van de Heer, mij geschiede naar uw woord’, dat is geen woord om over te strijden, maar om dankbaar het hoofd voor te buigen. Zij was niet uit op status of gewin, zij heeft naar het leven geluisterd dat aan de deur van haar hart klopte en er ja op gezegd zonder te weten wat het haar allemaal brengen zou. Zij heeft God vertrouwd op zijn woord.

En dat ja van het begin, dat ‘mij geschiede naar uw woord’, was niet iets voor een ogenblik of voor negen maanden zwangerschap, het was een woord voor het leven. Dat is geen vanzelfsprekendheid zoals wij allen weten. Een woord van trouw is immers bij alle zegen,  bij tijden ook een kruis. Want haar weg, onze weg, loopt niet altijd zoals wij het hadden verwacht of wensen. Waar kies je dan voor, welk leven dien je dan? Maria droeg een geheim met zich mee, waarvan zij gaandeweg heeft ontdekt wat het van haar vroeg. Het kind in haar schoot heeft haar leven op zijn kop gezet. Zij heeft Jezus groot gebracht, zij heeft hem ongetwijfeld het eerste abc van het geloof waarin zijn thuis was, bijgebracht. En toen zij op de bruiloft te Kana zei ‘doet maar wat hij u zeggen zal’, toen was het als sprak zij haar eigen fiat van zoveel jaren eerder nogmaals uit. Háar geloof en haar geloof in hém. Hij had het van geen vreemde. Zo is haar levensweg dienst aan het leven met al wat dat met zich meebrengt. Voor haar geen eerste plaats, ze heeft die nooit gezocht en er zijn dan ook nauwelijks woorden van haar overgeleverd. Heeft zij zich weggecijferd? Misschien is dat geen goede woordkeus alsof zij zelf niet aan het leven is toegekomen. Nee, zij heeft haar heel eigen roeping vervuld. Dat ja van het begin heeft haar leven bepaald en het is een lied geworden dat nog dagelijks wordt gezongen.

Zo is zij haar weg gegaan en met de jaren heeft zij Jezus zien groeien en zijn heel eigen weg zien gaan. Een weg die voor zoon en moeder een kruisweg is geworden. Voor de een was het een weg van tasten en zoeken om de innerlijke stem van de Vader te volgen en voor haar een weg van overgave aan wat onbegrijpelijk was. Maar ze bleef zijn moeder en ging tot onder het kruis om hem niet alleen te laten. En in dat laatste uur kreeg zij nogmaals een roeping, toen haar zoon haar op het kruis een opdracht toevertrouwde: zorg te dragen, moeder te zijn voor de leerlingen die hij achterliet, moeder van de kerk te zijn.

Vandaag vieren wij de voleinding van dit leven dat een leven lang in dienst heeft gestaan van de zoon van Gods genade. Van aankondiging tot dood was zijn leven haar leven. Wij geloven dat haar leven dan ook zijn voltooiing vindt in het leven van de zoon. Haar fiat is opgenomen in dat van haar zoon. Hij heeft haar thuisgebracht zoals hijzelf door de Vader is opgenomen, thuisgebracht om zijn trouw tot in de dood . Maria, zij heeft het leven gedragen en de levende heeft haar gedragen tot waar wij allen hopen te worden thuisgebracht, geschapen om te leven in het Licht. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

20230815 Maria Tenhemelopneming Apoc. 11,19a; 12,1-6a.10b; 1Kor. 15,20-26;Lc. 1,39-56 

Preek 13 augustus 2023

Storm op het meer, een wereld in zwaar weer, is er een beeld denkbaar dat beter past bij onze tijd dan die woelige zee waarover het evangelie ons vandaag vertelt? Vakantie of niet, wie zijn ogen niet sluit voor de wereld om zich heen kan de schrik om het hart slaan. Een wereld in zwaar weer. Golven van geweld en alles wat er in dat spoor meekomt. En is het geen oorlog dan zijn er andere golven die mensen overspoelen. Te veel om op te noemen maar in al hun verscheidenheid even destructief. Huiselijk geweld, discriminerend gedrag in maatschappij en politiek, falende rechtspraak, om nog maar te zwijgen van het klimaat dat voor aardverschuivingen zorgt. Je zult maar in de boot zitten op deze wereldzee.

Dat klinkt allemaal niet zondags en erg bemoedigend, maar gold ook niet voor die leerlingen daar op het meer. Zij wisten zich geen raad, want de stuurman was niet meer aan boord. Hij was vertrokken, de berg op, opgenomen in het stil gesprek met Hem die hij zijn leven lang zijn Vader noemde. Jezus heeft bij zijn leven het woelige water getrotseerd. Alle dagen is hij in touw geweest om mensen op de woelige zee nabij te zijn, de hand te reiken, ze op te vissen als ze in het water lagen of ze te voeden met brood in de woestijn. Mensen op het droge brengen, ze aan boord nemen om te voorkomen dat iemand het leven zou verliezen. Hij heeft het een leven lang gedaan, hij heeft er zijn leven aan gewaagd om zo goed als God te zijn. Want die wil niet dat iemand verloren gaat.  En toen de wateren zich om hemzelf sloten, bleef hij vertrouwen dat zijn vader hem er doorheen zou loodsen, hem door het water heen aan de overzij zou brengen in nieuw land. Land aan de overzij.

We zitten als kerk in de boot, in zwaar weer. In zwaar weer buiten de boot en ook in de boot. Hoge golven buiten de boot jagen ons vrees en angst aan. Wat te denken van alle technische ontwikkelingen waarbij we de macht over onszelf dreigen kwijt te raken. Hoe om te gaan met de steeds groter wordende kloof tussen rijk en arm en de uitwassen daarvan? Waar blijft de inzet voor zwakken en marginalen, het respect voor elk mensenleven ongeacht geslacht, gender, religie of afkomst? En wie neemt het voortouw of maakt de dienst uit als het gaat om de zorg voor moeder aarde?  Dat zijn geen vragen voor buiten de kerk, maar ook aan de kerk. Want als ons de aarde is toevertrouwd als een geschenk om te koesteren, hoe laten wij ons dan kennen in het gesprek, maar bovenal in handel en wandel? De golven slaan van buiten fors op onze boot. Maar ook binnen in de boot is er zwaar weer. Het lijkt erop dat de bootslieden het niet eens zijn over de koers en de te nemen maatregelen. Sommigen komen met oude kaarten tevoorschijn en beseffen niet dat vaargeulen en stromen zijn dicht geslibd of tot woeste rivieren zijn geworden. Anderen weten niet meer wat te doen. En weer anderen zijn moedeloos of geloven er niet meer in en willen het schip verlaten.

We zitten in de boot en het is zwaar weer, dat is zeker. Maar in dat zware weer en over de woeste golven komt er een op ons toe. Eén die de golven heeft getrotseerd en die het gewaagd heeft over het water te lopen. Daar waar geen weg is en wij denken te verdrinken heeft hij het gewaagd in het vertrouwen dat Hij wiens naam is “Ik zal er zijn” ook met ons gaat waar wij het niet verwachten of niet durven verhopen. Waar angst ons een spook doet zien, komt de Heer op ons toe. Midden in de storm klinkt er een ijle stem. “Vreest niet, ik ben het”, zegt hij tot de bootslui. En op dat woord is er een die het waagt, al weet hij het niet zeker. Hij waagt het, hij heeft vertrouwen, maar er is ook sprake van aarzeling: “als gij het zijt”, dus misschien toch niet. Maar hij waagt het en we mogen veel commentaar hebben op Petrus, altijd haantje de voorste, een branie op zijn tijd, maar hij is de enige die zich op glad ijs, op het water begeeft, de anderen blijven veilig in de boot. Maar over water wandelen, daarvoor moet je een groot geloof hebben, vertrouwen dat de Heer je bij de hand houdt. En als Petrus dan denkt aan de huizenhoge golven en de Heer uit het oog verliest, dreigt hij te verdrinken. “Heer, red mij”, horen wij hem roepen. Dat is een gebed, maar ook een geloofsbelijdenis, hoe kort ook. En hij redt het, niet op eigen kracht, maar omdat hij bij de hand genomen is. Hij, God met ons, gaat met ons door water en woestijn, maar je moet erop vertrouwen, je moet op Hem vertrouwen. Niet op macht en getal, niet regels en oude gebruiken, maar op de Geest van hem die de wateren heeft getrotseerd en voor ons een spoor trekt midden door de zee. Wagen wij het met hem en vergeten wij niet allen bij de hand te nemen die juist als wij uitzien naar nieuw land, naar vaste grond onder de voeten, land van overzij.

Paus Franciscus vroeg tijdens de afgelopen jongerendagen aan de jeugd om bakens van hoop te zijn in deze duistere tijden. Laat het ook aan ons gezegd zijn door deze opvolger van Petrus. Dag aan dag toont Franciscus ons hoezeer hij de blik op de Heer gericht houdt en dan niet bang is buiten de boot te stappen om mensen te redden. Zijn woord en voorbeeld moge ons doen volgen. Tot redding en behoud van allen die uitzien naar land ter overzij.  AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

Adhj19 2023 1Kon 19,9a.11-13a; Rom. 9,1-5; Mt. 14,22-33

Transfiguratie 6 augustus 2023

Vandaag is het de slotdag van de wereldjongeren dagen in Lissabon. Het thema was, of beter is: “Opstaan en naar anderen durven gaan.” Paus Franciscus stelt als voorbeeld: Maria die met spoed reisde naar haar nicht Elisabeth. Bij de keuze van dit thema inspireerde paus Franciscus zich ook op de roepingsgeschiedenis van de apostel Paulus. Op weg naar Damascus werd die getroffen door een licht uit de hemel, feller dan de zon. Het verblindde hem, maar hij hoorde een stem die tot hem sprak: “Ik ben Jezus, die gij vervolgt. Maar kom nu overeind, sta op, want Ik ben je verschenen om je aan te stellen als mijn dienaar.” (Hand. 26, 13-16). Die lichtende verschijning van de Heer veranderde de christenvervolger Saulus in een vurige apostel van het evangelie. Wat deze toen ervoer op de weg naar Damascus is te vergelijken met wat die drie uitverkoren leerlingen op de Tabor hebben ervaren. Zien, horen, gezonden worden. Gebeurde dat ook niet bij Maria: zij zag de engel, zij hoorde diens boodschap, en zij ontving haar roeping, om de Moeder te worden van Jezus, en daarmee van alle mensen.

Vandaag gedenken wij het mysterie van de verheerlijking van Jezus op de Tabor: de drie synoptici geven elk op eigen wijze het gebeuren weer.

Jezus neemt drie van zijn leerlingen mee, een hoge berg op: Petrus, en de twee broers Jacobus en Johannes.

Niet Andreas, en Philippus niet, en Bartholomaeus evenmin, en zelfs niet Thomas, de tweelingbroer. Blijkbaar kun je ’n heel goede vriend van de Heer zijn, en toch worden overgeslagen. Gekozen worden door Jezus is zeker ook een gunst, maar allereerst een opdracht. Het zegt niets over je intieme band, zelfs niet over je plaats in de kerk: Maria was er ook niet bij, daar op de berg. Het gaat altijd om een dienst, de dienst van het getuigenis, dienst aan de anderen, ieder volgens zijn roeping, voor God telt ieder persoon, zijn wij allemaal kostbaar. Zo bevinden zich drie van de leerlingen daar met Jezus alleen: om later tegenover allen getuigenis af te leggen van wat ze hebben gezien. Het waren drie haantjes de voorste, jongens die graag vooraan wilden zitten. Nu, dat mogen ze, maar ze leren dat dit vooraan is op de weg van het kruis, de uittocht uit aardse grootheid naar het koninkrijk van God.

Bij de beschrijving van de buitengewone ervaring die de drie op de berg te beurt valt gebruiken de evangelisten het literaire genre dat we ook toegepast zien in het boek Daniel. De kleur wit symboliseert de goddelijke aanwezigheid.  Zij zien hoe Jezus van uiterlijk verandert, zijn gelaat begint te stralen als de zon. Johannes lijkt dit visioen nog voor ogen te hebben als hij in het boek der openbaring het apocalyptisch gezicht beschrijft waarin hij de mensenzoon aanschouwt, wiens gelaat schittert als de zon in volle kracht.

Mozes en Elia verschijnen om zich met Jezus te onderhouden. De wetgever in persoon en de profeet bij uitstek, beiden aan het eind van hun aardse loopbaan door God opgenomen, zij verkeren nu met Jezus, en erkennen Hem als degene naar wie zij hebben uitgezien, van wie zij hebben gesproken. Tijdens hun aardse leven hadden zij een theofa­nie, zij zijn dus bij uitstek aangewezen om Jezus in zijn goddelijkheid te erkennen.

Petrus roept vol enthousiasme: Heer het is ons goed hier te zijn. En dan gaat hij over in het enkelvoud: `als Gij wilt zal ik hier drie tenten opslaan’. Wil hij dat alleen doen, zoals hij later alleen de netten aan land wil slepen? Maar dan horen zij een andere stem: als de donder uit de wolk, indrukwekkend, majesteitelijk. Ontroerende woorden voor Jezus, bevestigend, troostend: `dit is mijn Zoon, de welbeminde, de enige, de Zoon van mijn welbehagen. Luistert naar Hem’. Tot dan toe hebben de drie gezien. Als de hemel spreekt verbergen zij hun gelaat, zoals Mozes en Elia dat als stervelingen deden. Dan voegt Mt er weer een eigen bijzonder­heid aan toe: Jezus komt naar hen toe, raakt hen aan, en spreekt: staat op en weest niet bevreesd. Paaswoorden: `staat op, weest niet be­vreesd’. En tenslotte: “Spreekt met niemand over wat ge hebt aanschouwd, voordat de Mensenzoon uit de doden is opgestaan.”

De transfiguratie belooft de verrijzenis, de eindoverwinning. Zij vindt plaats in een landschap met bergen en dalen. Zij is een hoog­tepunt, maar om dit te bereiken moeten we bereid zijn met de Heer diep af te dalen. De vernede­ring van Jezus, zijn ontlediging, zal zo mogelijk nog vreeswek­kender zijn dan zijn stralende heerlijkheid. In Getsemane is Jezus met dezelfde drie als Hij alleen moet vechten tegen de machten van de duister­nis. Ook dan heeft Hij oog voor hen, ondanks zijn eigen nood. De verheerlijking op de berg is de openbaring van de weg die Jezus zal gaan, de weg van Mozes en Elia, van uittocht, van het ervaren van machteloosheid, van uit handen geven.

De verheerlijking van de Heer is een feest van licht, een bemoediging om duisternis en lijden niet te vrezen.

Als feest van licht wordt het hoog in ere gehouden door de Orthodoxe monniken. Op de Athos is het na Pasen de grootste feestdag van het jaar. De monniken streven er ook naar om door intens gebed deel te krijgen aan het zien van het ongeschapen licht. Daarover zijn mooie getuigenissen te geven.

Van een heel andere orde is wat de mensheid gedenkt sinds 6 augustus 1945. Toen explodeerde boven Hiroshima met een verblindende lichtuitbarsting de eerste atoombom. 80.00 mensen vonden meteen de dood, duizenden stierven later nog aan de gevolgen. De mensheid trad een nieuw tijdperk binnen, de atoomdreiging die sindsdien als een donkere wolk boven de wereld hangt en het voortbestaan van alle leven op de aarde bedreigt.

De mens heeft zich meester gemaakt van krachten die in de schepping verborgen liggen, maar wij zijn niet in staat deze te beheersen.

Het feest van vandaag nodigt ons uit de Heer te volgen op zijn weg van nederige dienst, en te verzaken aan de zelfzucht waartoe wij geneigd zijn. Laten wij ons in onze geloofsbeleving door het mysterie van dit feest uitnodigen om onbevreesd met Jezus op weg te gaan. Met verbondenheid naar wie wij van dienst kunnen zijn ons laten leiden door de stem van de Vader, door het voorbeeld van Jezus, de volmaakte Zoon, in het licht van de Geest van liefde.

br. Gerard Mathijsen osb

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2023, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden