Nieuws

Vacature manager Benedictushof

Manager Benedictushof Abdij van Egmond

De Abdij van Egmond, een bloeiende gemeenschap
Binnen de muren van Abdij van Egmond woont een gemeenschap van 12 monniken met uiteenlopende achtergronden en leeftijden. Ze staan aan de wieg van elke economische activiteit die vanuit de abdij wordt ontplooid. Stilte, aandacht en toewijding vormen de belangrijkste ingrediënten van alles wat gemaakt wordt. Daarnaast is er nadrukkelijk oog voor het welbevinden van de mensen die hier werken. Dit is ook hoe de Benedictushof gerund wordt, gevestigd naast de abdij. Hierin zijn gevestigd een volwaardige sfeervolle winkel, kaarsenmakerij, museum, horeca en zalencentrum. In de kaarsenmakerij worden nog steeds op originele wijze kaarsen gemaakt. Zo zijn er in de winkel ambachtelijke producten te koop, van kaars tot kaas tot de bieren van Sancti Adalberti. Het assortiment bevat ook etenswaren, geschenkverpakkingen, producten uit andere kloosters en religieuze artikelen en boeken.

Wat ga je doen als manager?
Wij zijn er klaar voor om met de horeca en winkel verder te groeien. Het enige dat nog ontbreekt is iemand die met diezelfde ambitie de winkel begeleidt naar een volgende fase. Daarom zoeken wij een manager voor de Benedictushof voor 24 uur per week.

Als manager voer je alle dagelijkse werkzaamheden uit die komen kijken bij het runnen van de horeca, de exploitatie van de zalen, kaarsenmakerij en winkel. Allereerst zorg je ervoor dat de Benedictushof in alle opzichten optimaal functioneert. Zo zien de winkel en horeca er altijd strak uit, is de personeelsbezetting op orde, kloppen de voorraden en staan de 40 vrijwilligers en 2 medewerkers net zo enthousiast en vol overgave op de werkvloer als jijzelf. Daarnaast adviseer je klanten op een leuke, laagdrempelige en persoonlijke manier om hen met volle tevredenheid de deur uit te laten lopen. Je initieert, neemt het voortouw en denkt commercieel.

De taken van de manager zijn als volgt onder te verdelen:

  • Leidinggeven:Je bent verantwoordelijk voor 2 medewerkers en 40 vrijwilligers. Werkzaamheden die hierbij horen zijn: motiveren, delegeren, monitoren en zorgen voor open communicatie en transparantie.
  • Verbinden:je bezit de sensitiviteit om de horeca en winkel te zien in het licht van het monastieke bestaan. De Abdij is een niet alledaagse werkplek en dat vraagt wat van jou als manager van de Benedictushof.
  • Verkoop:Jaardoelen stellen, in kaart brengen wat de margerijke producten zijn, nieuwe producten initiëren en verbeterpunten bespreekbaar maken.
  • Hospitality: Coördinatie van de ontvangst van groepen en activiteiten. Je springt in op drukke dagen bij de horeca en winkel.
  • Service & Support:Open communicatie en houding naar de vrijwilligers en collega’s, zodat zij te allen tijde met (complexe) zaken bij jou terecht kunnen.
  • Planning & Organisatie:Je bent verantwoordelijk voor een goede bezetting, bent aanwezig in de horeca en winkel, voert ontwikkelgesprekken, speelt in op de verbondenheid op de werkvloer en waarborgt deze en je weet een goede balans te vinden tussen manager- en horeca/winkel taken.
  • Budgetbeheer:je stelt een organisatieplan op, rapporteert de vorderingen en neemt het team mee in dit plan.
  • Lokale Marketing:je managet het social media kanaal, creëert meer naamsbekendheid in de regio en initieert bij acties die bijdragen aan de groei van de horeca en winkel.

Maak jij het verschil?
Je zet je graag in voor het behalen van doelen en goede resultaten. Je enthousiasmeert de vrijwilligers, bent een zelfstarter en je kunt goed organiseren. Jij denkt vooruit, in mogelijkheden én signaleert tijdig knelpunten die de groei van Benedictushof kunnen stagneren. Op die momenten weet je daadkrachtig bij te sturen.

Verdere kenmerken van de manager zijn:

  • Hart voor de missie & visie van de Abdij van Egmond. Je bent gastvrij en krachtig in samenwerking de 40 vrijwilligers en 2 collega’s;
  • Relevante werkervaring in de horeca en/of hospitality, je weet wat er moet gebeuren bij de organisatie van evenementen;
  • HBO werk -en denkniveau (commerciële economie, retail, hospitality, commercieel management);
  • Een aantal jaren leidinggevende ervaring;
  • Goede communicatieve en cijfermatige vaardigheden;
  • Ondernemerschap, visie, creativiteit en daadkracht;
  • Vooral veel zin in de functie.


Wat bieden wij?
Wij kunnen niet wachten om samen met jou de volgende stap te zetten. Het Rechtspositiereglement voor werknemers in dienst van Religieuze instituten worden gevolgd op de onderdelen loongebouw, formatie-omvang, vakantie-uren, vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Dit betekent onder andere:

  • Een functie met veel afwisseling en flexibiliteit op een bijzondere plek waar een fijne werksfeer en gastvrijheid belangrijk is;
  • Leuke en betrokken vrijwilligers en collega’s;
  • Veel ruimte om de functie vorm te geven;
  • Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met uitzicht op onbepaalde tijd;
  • Inschaling in schaal FWG 55 (€3.337 – €5.029) met een salaris dat aansluit bij jouw opleiding en ervaring;
  • Premievrij bij BPL-pensioen;
  • Eindejaarsuitkering en vakantietoeslag;
  • Reiskostenvergoeding;
  • En niet te vergeten de jaarlijkse BBQ.


Heb je belangstelling in deze functie?
Ben jij de enthousiaste manager die wij zoeken? Reageer dan uiterlijk 3 februari 2025 per email door jouw motivatiebrief en CV te sturen naar M.Koolwijk@abdijvanegmond.nl onder vermelding van ‘Sollicitatie Manager’ t.a.v. Martina Koolwijk (interim manager).

Wij kijken uit naar jouw sollicitatie!

Acquisitie naar aanleiding van deze vacature wordt niet op prijs gesteld.

Kerstmarkt in de Abdijwinkel

Kom en beleef de warme sfeer van onze Abdijwinkel waar van alles te vinden is voor een onvergetelijke Kerst!

Prachtige kerststallen, kerstgroepen, kerstartikelen, sfeervolle abdijkaarsen en ambachtelijke gebrouwen Abdijbier: er is voor ieder wat wils. Blader door onze zorgvuldig geselecteerde boeken, bewonder de iconen en nog veel meer mooie artikelen.

 

En waarom niet genieten van een moment voor uzelf? Neem plaats in onze gezellige horeca met een heerlijke kop koffie met wat lekkers of een kleine lunch.

We hopen u te verwelkomen in onze Abdijwinkel

De Kerstmarkt is tot 6 januari 2025 geopend op dinsdag t/m zaterdag van 11:00 uur tot 16:30 uur.
Op 31 december 2024 sluit de winkel om 15:30 uur. Op 2 januari 2025 is de winkel gesloten. 

Preek 22 december 2024

Er zijn op onze wereld heel wat mensen onderweg, tallozen zijn op reis. Vaak gedwongen door allerlei rampsoep of politiek gekonkel, maar niet zelden ook op de wiekslag van de vreugde. Een kleindochter van een van onze vrijwilligers vloog dezer dagen naar Californië om kerstmis te vieren bij haar lief. Ze had haar studieprogramma aangepast om toch maar vlug te kunnen vertrekken. Tegelijk zien wij op ander plaatsen hoe mensen niet weten waar te gaan om te schuilen voor bommen of om uithongering te voorkomen.  De liturgie blijft daarbij niet achter, zij laat ons deze dagen vóór het kerstkind wordt geboren zelfs nog twee reizen maken.  Vandaag gaan wij met Maria een reis maken waar ze zelf voor heeft gekozen, maar met de andere reis, op de vooravond van kerstmis, is het een heel ander verhaal. Die reis is opgelegd door een keizer die geen rekening houdt met mensen. Eén reis met rode konen van verwachting en vreugde, en de andere met rode konen van uitputting en zorg.

Twee reizen, maar vandaag staan wij stil bij die eerste. Waarom ging Maria op reis? Het korte verhaal dat ons verteld wordt, zegt het niet, maar de goede verstaander heeft aan een half woord genoeg. Het reisverhaal dat Lukas ons vertelt, blinkt uit door bondigheid. Er wordt veel niet verteld. Wij horen niet hoelang de tocht duurt. We horen ook de naam van de stad niet en er wordt ons ook niet verteld of ze de reis alleen maakt.

Maria is ternauwernood bekomen van de aanzoek die de engel haar heeft gedaan. Die engel kwam uit den hoge, toen hij met de boodschap kwam die het leven van Maria op zijn kop zette. Haar werd aangezegd dat ze een kind zou baren dat pure gave van God was. Ze wist niet wat ze zich daarbij moest voorstellen en ze had er vragen bij. Daar hoef je niet van op te kijken, want wat gebeurt er als Gods Geest, die adem van God die over de oerzee zweefde, als die Geest over een mens komt? Die Geest die schept en herschept. Als de liefde je overvalt, wat doe je dan? Maria wikt en weegt, ze stelt vragen vooraleer zij haar ja woord geeft. Een woord waarvan zij nog niet weet hoezeer het haar leven zal tekenen. Maar met dat jawoord legt ze alle aarzeling en schroom af en wanneer de engel vertrekt,  is zij een ander mens. Geen timide vrouw, die zich geen raad weet, maar een verliefde ziel als de bruid uit het Hooglied  die fier aan een nieuw leven begint.

Het eerste woord na het vertrek van de engel is dan ook ‘zij stond op.’ In het Grieks horen we daar het woord anastasis klinken, hét woord als het gaat om opstanding. Opgestaan, want zij is tot leven gewekt met dat woord van de engel. Nieuw geboren zoals dat alleen door de liefde kan. Dan blijf je niet bij de pakken neerzitten, maar springt op en komt in beweging.

Zo gaat ze dus, bewogen en bevlogen en het verhaal vermeldt dat ze er de gang in heeft. Ze gaat met spoed, geen treuzelaar, maar een die weet wat ze wil. Je zou haar kunnen benijden om haar bevlogenheid en om de vastbeslotenheid. Zij gaat, ondanks alle vragen die ze misschien ook heeft.

Er valt nog iets op bij die reis. Nergens horen we dat er iemand met haar mee reist. Gaat ze die lange weg alleen? Wie zal het zeggen? Maar zoals zij daar door het bergland trekt, toont zij zich geen doetje, maar een vrouw met innerlijke kracht. Zij heeft een roeping ontvangen, ze is geroepen en ze heeft er ja op gezegd. En het vervolg van de weg kun je dan niet aan een ander over laten. Dat is bij alle zegening ook een eenzaam avontuur. Een ander kan dat niet van je overnemen, ook als je een tochtgenoot zou hebben.

Maria heeft haar weg te gaan en ze doet het met overtuiging. Ze laat zich door niets en niemand daarvan weerhouden. Door innerlijk vuur bewoond, is voor haar geen berg te hoog. Misschien mogen wij haar de eerste apostel noemen.  Het kind dat ze onder haar hart draagt, is nog niet geboren, maar zij is er zo vol van dat ze in de ontmoeting met Elisabeth al boodschapper is van vreugde.

Maria en Elisabeth, het vuur spat er van af in de begroeting. Nauwelijks hebben ze elkaar gezien of ook Johannes laat zich kennen, ook hij nog in de moederschoot. Zo moeder, zo kind, allebei zijn ze geraakt door deze komst van Maria. De een spreekt nog geen woord, maar hij laat zich niettemin voelen en de ander, de bejaarde Elisabeth, wordt innerlijk zo geraakt, zo van de geest vervuld, dat ze in een zegenbede voor moeder en kind uitbarst. Drie generaties, over en weer, bewogen en bevlogen. En het bijzondere daarbij is, dat niemand in het gebeuren aan zichzelf denkt. Ieder is betrokken op de ander die ze ontmoeten. Maria die zich met spoed naar haar nicht begeeft en zich helemaal niet druk maakt om de lange reis. Ze wil enkel Elisabeth zien en delen in de vreugde die zij beiden onder het hart dragen. En Elisabeth en haar kind blijven niet achter in die levenschenkende vreugde. Voor dat geheim van delen in elkaars liefde en leven zijn wij geschapen en daartoe dient de levensreis.

Nu wij deelgenoot worden van deze reis, stelt zich de vraag: door welk vuur of welke geest worden wij bewogen? Dragen wij aanstekelijk leven in ons en zet dat ons op weg?  Zijn wij apostelen van de liefde die leven geeft, die jong en oud verbindt, die gemeenschap sticht waar kloven worden overbrugd en over alle grenzen heen mensen worden gezegend met de naam van de Heer?

Nog een paar dagen en het is Kerstmis. Laten wij opstaan als Maria, laat het vuur van Maria ons aansteken. Dat onze levensreis gemeenschap stichten mag en de komende Heer aller vreugde wordt. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

Cadv4 2024 Micha 5,1-4a; Hebr. 10,5-10; Lc. 1,39-45

Gaudete 2024

“De advent is voor mij de favoriete tijd in het liturgisch jaar”, zei een bezoeker dezer dagen. “En ik houd het meeste van de derde zondag vanwege Paulus’ woord “verheug u!”  Inderdaad: vreugde is te schaars in ons leven: er is zoveel waarover we treurig kunnen zijn! In een wereld vol catastrofes durf je niet meer blij te zijn. Dat zou getuigen van een onverantwoordelijke houding een gebrek aan realiteitszin. En toch: Vreugde is het leidende thema in deze viering. Heel duidelijk in de eerste twee lezingen: Bij Sefanja “Sion, jubel van vreugde!”,  bij Paulus: “Verheugt u in de Heer te allen tijde”. Johannes de Doper trekt een ander register open. Ook hij verkondigt de Blijde Boodschap, maar hij doet dit wel met vele strenge vermaningen. Want de kern van de boodschap, de reden tot vreugde is de komst van de Verlosser. In zijn dagen gonsde het in Israël van de verwachting dat de Messias spoedig zou komen. De mensen kwamen in beweging. Opmerkelijk is dat zij daarbij de vraag stelden wat van hun werd verwacht, wat zij moesten doen?

Zij hadden toch ook kunnen denken dat de Messias zich met overmacht zou manifesteren, de vijand verdrijven, en zijn volk verlossing zou aanreiken. Maar blijkbaar beseften zij dat van hun een actieve medewerking, misschien zelfs voorbereiding werd verlangd. “ Wat moeten wij doen?” En  Johannes zegt niet: zorgt dat gij u bewapent en kunt helpen de vijand te bestrijden. Hij zegt ook niet, zoals Jezus zal doen in zijn eschatologisch spreken: ontvlucht de stad, trekt naar de bergen, en richt uw ogen naar omhoog! De raadgevingen van Johannes zijn niet op de eindtijd gericht, maar op de voorbereiding op de komst van Hem die komen moet. Op wat moet gebeuren hier en nu, in het huidige bestel, en wat binnen ieders bereik is.

Zusters en broeders, wij leven in een apocalyptische tijd, en het gerucht gaat dat een aantal zeer rijke mensen serieus overweegt om een veilig heenkomen te zoeken op een andere planeet.  Het lijkt mij een afschuwelijk toekomstbeeld, en ik kan mij niet anders voorstellen dat dat die mensen, als ze zo’n plek buiten onze aarde zouden bereiken, maar één verlangen zullen hebben: zo snel mogelijk naar onze goede oude aarde terug te keren.  Johannes de Doper is geen propagandist van zo’n wereldvlucht. Hij geeft een heel andere raad: “Deelt met elkaar”, is zijn oproep. “Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft.” Hoe actueel! Ook tollenaars en soldaten komen, mensen die samenwerken met de bezettende macht, met de Romeinen. Johannes wijst hen niet af, eist ook niet het onmogelijke, maar dat zij zich tevreden stellen met wat hun rechtens toekomt. Als onze samenleving die minimale aanwijzingen van de Voorloper zou volgen, zouden we al een eind op weg zijn naar Kerstmis.  De bereidheid om te delen schept al een sfeer waarin de vreugde wonen kan. Zelfgenoegzaamheid, zelfzucht, zelfvoldaanheid, egoïsme sluit vreugde uit.

Ook al moet de verlosser nog komen, ook al moet zijn oordeel nog plaats vinden, moet hij het kaf van het koren nog scheiden, zijn komst dient voorbereid door een goede instelling van degenen die op hem wachten.                                  Johannes veroordeelt niemand. Hij zegt niet tegen de tollenaars die gedoopt willen worden dat zij eerst hun beroep dienen op te geven. Nee, hij zegt dat zij niet méér mogen vragen dan de vastgestelde norm. En de soldaten hoeven hun dienst niet op te zeggen, maar zij moeten van hun machtspositie geen misbruik maken.

Het eindoordeel laat de voorloper over aan Hem die komen moet. Van diens optreden heeft hij een bepaalde voorstelling. Een beeld waaraan straks het optreden van Jezus niet zal beantwoorden. Want Johannes verwacht uiteindelijk een strenge rechter. Zelf doopt hij met water, maar de Komende zal dopen met de heilige Geest en met vuur. Een vurige adem Gods zal over de aarde gaan, het kaf van het koren scheiden, het stro verbranden en alleen wat van waarde is behouden.

In onze dagen zien wij de mensen op grote schaal het kwaad bestrijden in de ander. Waar gevochten  wordt daar is de andere partij de boosdoener die met geweld dient te worden uitgeschakeld. Mensen die gisteren nog voor geweldloosheid waren en tegen alle wapenindustrie, willen nu dat de uitgaven voor defensie worden opgetrokken. Hoe zou de wereld er uitzien als wij elkaar een ogenblik zouden willen zien met de ogen van de ander? Met de ogen van die patriarch van Moscou die het westen veroordeelt als decadent, met de ogen van de arme mensen in Afrikaanse landen die zijn uitgebuit en die hun kinderen de hongerdood zien sterven, en tegelijk beelden krijgen van het welvarende Westen waar men leeft in een voor hen onbegrijpelijke luxe? Als we de verwijten die deze mensen ons maken serieus zouden nemen, dan zouden de wapens misschien niet nodig zijn. Dan was er voor ieder voldoende voedsel, en voldoende vrede.

Zusters en broeders, Jezus komt binnen in onze gebroken wereld. Zachtmoedig en mild, Hij geneest wat gewond is, heelt wat gebroken is, Hij toont goddelijke barmhartigheid. Zijn optreden is geen breuk met dat van de Voorloper, maar Hij overtreft diens verwachtingen. Wij hoorden bij Sefanja: “Het vonnis dat op u drukte werd door de Heer vernietigd!  De Heer uw God is bij u als een reddende held. Uitermate verheugt Hij zich om u, door zijn liefde maakt Hij u nieuw!”

Dit vooruitzicht kan ons blij maken, en maakt deze zondag een viering van vreugde.

br. Gerard Mathijsen osb

Preek 8 december 2024

B E R E I D T   D E   W E G   D E S   H E R E N

Het centrale begrip in de eerste lezing uit het boek van de profeet Baruch,  secretaris en metgezel van de profeet Jeremias,  is “gerechtigheid’.  De profeet bezingt de stad Jerusalem als de  “stad van vrede” en troost haar,  nu de bevolking is weggevoerd in ballingschap.  De stad moet niet langer rouwen, zegt hij, God zal haar kinderen terugbrengen en de stad zal genoemd worden:  “vrede door gerechtigheid”.  Baruch citeert hier de profeet Jesaja,  die de vrede  “het werk van de gerechtigheid” noemt        (Jes. 32,1:7: ”opus justitiae pax”, wat later de wapenspreuk zal worden van  Pius XII).

Het Bijbelse begrip ‘gerechtigheid’  betekent meer dan ‘rechtvaardigheid’,  dat vooral inhoudt dat ieder het zijne krijgt  (unicuique suum),  waar hij/zij recht op heeft, en verder dat men zich houdt aan het eens gegeven woord,  dus meer in de zin van legaal en contractueel. In de Bijbel is gerechtigheid niet louter juridisch, ze is meer dan rechtvaardigheid.  Zeker wanneer het  van God gezegd wordt,  dan wordt het feitelijk een synoniem van barmhartigheid:  God zal,  zegt Baruch,  “het volk Israël omgeven met zijn barmhartigheid en gerechtigheid”.  Hij blijft trouw aan zijn verbond,  zijn werken is genadig en heilzaam,  ondanks de ontrouw van zijn volk.  Na de ballingschap denkt God  weer aan Israël, maakt voor het volk de wegen begaanbaar,  leidt het in het licht van zijn woord terug naar het beloofde land,  beschermt het met de mantel van gerechtigheid. Israël ervaart Gods heilbrengende gerechtigheid,  oriënteert zich weer op Zijn verlossende aanwezigheid,  op Zijn belofte,  op het Verbond dat God met het volk sloot  en waaraan het opnieuw trouw belooft,

Helaas trokken later de farizeeërs het verbond opnieuw uit de heilssfeer,  uit de sfeer van Gods genade, en gingen het weer zien als een contract, als louter wetsvervulling: onderhoud de letter van de wet, dan geef je aan God het zijne  en verzamel jij automatisch je verdiensten.  Waarmee ze het centrale gebod van de liefde tot God en tot de medemens geheel uit het oog  –  en het hart  –  verloren.

Als laatste van de profeten uit het Eerste Verbond, roept Johannes de Doper  (zie de lezing uit het evangelie van Lucas!) het volk op, zich weer tot de ware gerechtigheid te bekeren. Johannes doet dat niet vanuit de comfortabele situatie van de religieuze leiders van zijn tijd. Vanuit de woestijn bereidt hij de  weg  voor de Messias, een roepende in de woestijn.  Hij roept het volk Israël op tot bekering,  tot de radicale verandering,  die nodig is  (metanoia!)  om het komen van God in het bestaan van de mensen mogelijk te maken.  De weg van de Heer moet  vrij gemaakt worden,  vrij van zonden.  De dalen van minachting en geweld jegens de anderen moeten gevuld worden en de bergen van hoogmoed en eigenliefde geslecht. Alleen dan kan het volk, en heel de mensheid,  de verlossing door de Messias aanvaarden en kan er vrede op aarde komen door gerechtigheid.

Jezus van Nazareth is de Messias,  de Christus  (Gezalfde)  die het volk en de mensheid komt verlossen en in zijn bloed een nieuw verbond sticht   van gerechtigheid en barmhartigheid,  van verzoening tussen de mensen en God,  en tussen de mensen onderling:  vrede als vrucht van de gerechtigheid.

De apostel Paulus heeft de Messias in Jezus aanvaard en zich onvoorwaardelijk in dienst gesteld van het Nieuwe Verbond.  In de tweede lezing roept hij de christenen van Filippi op   tot bekering tot dit verbond van liefde, om heel hun geest daarop te richten,  om opnieuw en zonder voorbehoud te kiezen voor de heilbrengende relatie tot God en tot de heil-stichtende relatie tot de medemensen.  De wens van Paulus,  zijn bede,  is:  “moge uw liefde steeds rijker worden aan inzicht en fijngevoeligheid, om te kunnen onderscheiden,  waar het op aan komt”.

De Adventsverwachting houdt in, dat we ons bewust worden van de concrete consequenties van het Evangelie en deze in daden omzetten:  waar nodig kloven dempen, bergen slechten,  kronkelwegen effenen  –   deze zijn aanwezig in het leven van iedereen . . . . . .    Om ons daadwerkelijk te  bekeren tot het dubbelgebod van het Evangelie:  God beminnen met heel ons hart en de naaste als ons zelf. Dat we ons dagelijks leven  kritisch onderzoeken en het harmonisch heroriënteren,  om vrede te stichten om ons heen als vrucht van gerechtigheid en barmhartigheid.

Om zo Christus te volgen en na te volgen op de weg van de zichzelf wegschenkende liefde en zo de weg van de Heer te bereiden,  naar een toekomst van heil voor ons eigen leven en voor de samenleving.  De enige weg naar de verlossing is de weg van de liefde,  alle andere wegen lopen dood.

+  A.  H.  van  Luyn,  sdb

Bisschop em. Rotterdam

Advent,  2e Zondag  C          Egmond,  Adelbert-abdij             8 december 2024 

Preek 1e zondag advent 2024

Op deze eerste zondag van de advent opent een nieuw kerkelijke jaar en begint onze voorbereiding op het feest van de Geboorte van Jezus. Wij bereiden ons voor op zijn komst, wij kijken ernaar uit. Herinnering en verwachting. Natuurlijk: die geboorte was 2000 jaar geleden, maar de liturgie richt ons vizier ook op zijn wederkomst, de definitieve doorbraak van het Godsrijk in onze aardse geschiedenis.

Daarover spreekt het evangelie vandaag. We hoorden uit het evangelie volgens Lucas het einde van de toespraak van Jezus aan het einde van zijn openbare leven, vlak voor zijn heilig lijden en zijn kruisdood. Met de keuze van deze tekst plaatst de liturgie de advent in het grote perspectief van de heilsgeschiedenis. Met Kerstmis zullen wij de geboorte vieren van het goddelijk kind in de intimiteit van de grot van Bethlehem, in stilte en de verborgenheid van de nacht, niet alleen als herinnering maar ook om die in zijn nieuwheid te ontvangen, en in deze tijd van voorbereiding ziet de liturgie ook uit naar die nieuwe komst, zijn wederkomst in heerlijkheid, voor het oog van alle mensen. Wij bereiden ons voor op die jongste dag, die zo onvoorstelbaar ver weg lijkt, maar waarvan de komst toch een geloofszekerheid is. De tekenen die het Evangelie beschrijft: aardschokken, tsunami’s van watermassa’s, opgejaagde volkeren, uitzichtloosheid, ontheemding, ondergang van ontelbaren: op vele plaatsen in de wereld is het rauwe werkelijkheid, en ik denk dat velen overtuigd zijn dat de wereld echt op een breukvlak staat. Wij leven in een broze wereld, met een onzekere toekomst, op allerlei manieren kunnen wij proberen ons in te dekken, onze voorzorgen nemen, maar zonder in paniek te raken is het goed om de voorzegging van de Heer niet te veronachtzamen. Het evangelie zegt ons: “zorgt ervoor dat uw geest niet afgestompt raakt door een roes van dronkenschap en de zorgen van het leven. Blijf te allen tijde waakzaam en bid dat u de kracht zult hebben om te ontkomen aan alles wat er gaat gebeuren, en rechtop te staan voor de Mensenzoon.”

Maken deze woorden ons bang, of steken zij juist een hart onder de riem?  Bemoedigt Jezus ons en neemt Hij onze zorgen weg? En wat zou Jezus bedoelen met waakzaamheid? Daarover kun je wijze woorden lezen bij Jan van Ruusbroec, de grote contemplatief en mystieke schrijver uit de 14e eeuw. Morgen, 2 december vieren we zijn gedachtenis. In zijn meesterwerk: `De geestelijke bruiloft’ geeft hij drie elementen van wat waakzaamheid is:

  • Aandacht voor de aanwezigheid van Gods genade die werkzaam is in onze ziel, want God is inniger in ons binnenste aanwezig dan wij zelf zijn.
  • Toeleg om onze geest vrij te maken van ongepaste beelden, en ons hart van zorgen en gehechtheden die ons verwijderd houden van de diepere laag van ons bestaan, en wij aan de oppervlakte blijven, vluchtig, futiel.
  • Het richten van heel ons hart en verlangen op de komst van Gods Rijk, Hem willen ontmoeten.

In deze advent kunnen wij ons voordeel doen met deze wijsheid, deze goede raad. Allereerst: wat een troost, te weten dat God naar ons toekomt, dat Hij op zoek is naar ons, dat Hij in ons leven werkzaam aanwezig is. Hoe donker en onbegrijpelijk het heden ook kan lijken, het geloof geeft perspectief.

Om daarvoor open te staan gooien wij overboord wat ons belet om zijn genade te ervaren en wat die werking hindert: ongepaste beelden, overbodige zorgen, gehechtheid aan tijdelijke dingen.

De kerstviering in onze samenleving, heel deze tijd is doorgaans helaas vooral vol van de buitenkant, van overbodige dingen die ons afleiden van het wezenlijke. Je zou willen geholpen worden om het goed te beleven, maar het gevaar is groot gevangen te blijven in oppervlakkigheid. Er is weinig oog voor waar het om gaat: dat God binnenkomt in onze wereld, dat Jezus ons door woord en sacrament deel geeft aan het kindschap Gods. Dierbare mensen, door uw aanwezigheid en uw meevieren geeft u blijk dat u daarvoor open wilt staan. In onze viering is de Heer zelf aanwezig met zijn genezing en zijn bemoediging. Mogen onze aardse zorgen niet verhinderen dat zijn Geest helend en heiligend ons raakt, doordringt en bemoedigt, en ons tot dankbare mensen maakt die God prijzen om zijn menslievendheid en barmhartigheid. Over veel dingen in ons leven hebben wij geen macht. Zij overkomen ons simpelweg. Maar als wij zorgen niet afgestompt te zijn kan er gebeuren wat wil maar houdt Jezus ons overeind, want Hij komt naar ons toe,

Laat mij besluiten met het gebed over de gaven van deze dag:

Heer, geef dat de eredienst die wij in dit leven mogen vieren, ons brengt tot het geluk van de eeuwige verlossing. Door Christus, onze Heer.

br. Gerard Mathijsen osb

Christus Koning 2024

Wij sluiten vandaag met het hoogfeest van Christus Koning het kerkelijk jaar af. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend, maar niets is minder waar. Dat feest is door paus Pius xi in 1925 op de liturgische kalender geplaatst. Dat is naar kerkelijke begrippen nog niet zo lang geleden. Het kreeg toen de plek op de zondag voor Allerheiligen, want die heiligen deden het meest recht aan dat koningschap van de Heer, maar bij de liturgische vernieuwing van Vaticanum Twee in de jaren 60 van de vorige eeuw verhuisde het pas echt naar de laatste zondag van het kerkelijk jaar en werd de naam ook nog veranderd. Feest van Christus Koning werd toen feest van Christus, Koning van het heelal.

De aanleiding voor de invoering van dat feest was tweeërlei. In 1925 vierde men het 16e eeuwfeest van het concilie van Nicea en om dat te gedenken schreef de paus niet alleen een encycliek, maar hij voerde ook een feest in, want hij was van oordeel dat een feest meer het hart van mensen zou raken dan een papieren document, hoe mooi de tekst ook was. Wat zou- tussen haakjes- de kerk en samenleving niet winnen als ze in plaats van al die documenten meer werk zouden maken van vieringen, als ze met mensen levender en spelenderwijs het lief en leed zouden vieren en zo mensen zouden samenbrengen en verbinden. Maar naast dat eeuwfeest had de paus nog een tweede reden om dat feest op de kalender te zetten. Rond 1925 waren er een aantal stromingen in de maatschappij in opgang die een greep deden naar de macht: fascisme, communisme en socialisme. Met het feest van Christus Koning wilde de Paus duidelijk maken dat de enige die macht toekwam Christus was. Hij was en is de enige die de wereld werkelijk redden kan. En zo kregen wij, katholieken, een feest om ons geloof te sterken en de machten dezer eeuw op hun plaats te zetten.

Nu zijn wij honderd jaar verder en is het een goed moment om ons de vraag te stellen hoe het staat met dat koningschap en hoe wij er mee omgaan. Is er in het verleden misschien al te triomfantelijk met dat koningschap omgesprongen en is Jezus niet te vaak bekleed met het beeld van de machthebbers van deze eeuw? Koningen en politieke leiders, die zich met macht en groot vertoon laten gelden, het gebruik van geweld niet schuwen en de waarheid inruilen voor nationale of persoonlijke belangen. Hoe verhoudt zich dat tot het koningschap van Christus?

Het evangelie van vandaag vormt daarmee een groot contrast. Ons wordt geen koninklijke Jezus getoond, met macht en majesteit bekleed. Integendeel, hier zien wij iemand die van straat is opgepakt, iemand die is gearresteerd en onder valse beschuldiging voor de hoogste rechterlijke instantie wordt gebracht. Pilatus weet er niet goed raad mee en hij is hem liever kwijt dan rijk. Wat moet hij met deze man: ‘Zijt gij de koning der Joden?.’ Uit zijn vragen blijkt geen enkele persoonlijke betrokkenheid. Hij praat anderen na, heeft het van horen zeggen, en wijst naar anderen in plaats van zelf ernst te maken met de beschuldiging. Wat waarheid is lijkt hem niet te interesseren. Maar op zijn vraag naar Jezus’ koningschap krijgt hij een antwoord dat hem en ons te denken zou moeten geven.

Laten wij er een ogenblik bij stilstaan. Op de vraag ‘wat hebt Gij gedaan?’ geeft Jezus aan Pilatus te verstaan dat zijn koningschap niet van deze wereld is, want daar komt altijd geweld aan te pas. En Jezus heeft Petrus juist bezworen het zwaard in de schede te steken. Met wapens en geweld is nog nooit een rijk van vrede voor allen gesticht. Is dat koningschap van Jezus dan niet voor deze wereld. Dat zegt hij niet. Het is niet ván deze wereld maar het is wel voor deze wereld. Alleen vergt dat een ander instrumentarium dan wapens en geweld. Als wij geroepen zijn te leven als Gods kinderen, allemaal gelijk maar niet hetzelfde, dan is geweld niet de manier om verbinding en verbond te stichten. Dat koninkrijk van God wordt niet opgebouwd door mensen tegen elkaar op te zetten, door ze tegen elkaar uit te spelen of de ander minder te achten dan jezelf. Dat Koninkrijk van God vraagt om een luisterend oor en om meeleven en meelijden zoals Jezus ons heeft voorgedaan. Het vraagt om trouw aan de waarheid.

En daarmee komen wij aan het tweede deel van Jezus’ antwoord aan Pilatus: ‘Koning ben ik. Hiertoe ben ik geboren en in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid’. In het vervolg, dat we vandaag niet hebben gehoord, antwoordt Pilatus daarop: ‘wat is waarheid?’ We zullen nooit zeker weten of hij zijn vraag stelt uit minachting of nieuwsgierigheid. Maar het feit dat hij Jezus uitlevert, laat zien dat hij het met de waarheid niet zo nauw neemt.

Voor ons is het laatste getuigenis dat Jezus van zichzelf geeft van het grootste belang. Zijn koningschap is er een van het dienen van de waarheid. Nu weten wij dat er in onze huidige maatschappij nauwelijks meer waarheid lijkt te bestaan. Was het vroeger anders? Ik weet het niet, wel zien wij dat onwaarheid, nepnieuws, complottheorieën, en zo meer, zich met een snelheid verspreiden die vroeger ondenkbaar was en dat het zich voordoet in alle lagen van de samenleving. Tot schade van allen.

Maar wij hebben een koning die geboren is en onder ons gewoond heeft om de waarheid te dienen tot aan zijn laatste ademtocht, die er niet van afgeweken is toen zijn leven op het spel stond. Voor hem was waarheid geen abstract begrip, maar trouw aan het leven van ieder mens om hem of haar als kind van de Vader te eerbiedigen en te dienen, opdat God in alles en allen verheerlijkt wordt en vrede aller deel wordt.

Willen wij die Koning eren, dan zullen wij in zijn voetstappen moeten treden en de waarheid hooghouden, koste wat het kost, wetend dat de waarheid ons zal vrijmaken en leven geven in Gods licht. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

20241124 Christus Koning Bjaar Dan. 7,13-14; Apok. 1,5-8; Joh. 18,33b-37

Preek 17 november 2024

De lezingen van vandaag kunnen ons hart onrustig maken, zoals ook de gebeurtenissen van deze dagen!

De maand november met de viering van Allerheiligen en Allerzielen, richt onze ogen op de uiteindelijke bestemming van de mens en op de komst van de Christus voor het laatste oordeel. Dat eindoordeel zal de mensheid hart en inzicht geven in wat waar, rechtvaardig en goed is in onze wereld. Zijn oordeel zal vrij zijn van hartstochten en vooringenomenheid, vol welwillendheid, goedheid en rechtvaardigheid. Afgelopen week, en eigenlijk al te dikwijls bleek weer hoe destructief en diep kwetsend mensen ten opzichte van elkaar kunnen zijn en hoe dit onze samenleving verziekt en de blik vertroebelt. Alleen de Heer kan oordelen; Hij weet wat er in de mens omgaat. Elke zondag belijden we in de geloofsbelijdenis: “Hij zal in glorie terugkeren om de levenden en de doden te oordelen.”

De meest zekere realiteit van het menselijk leven is de zekerheid dat er op een dag een einde zal komen aan het aardse leven van ieder van ons. Ook al hebben wij geen zicht op het absolute einde van deze wereld, er is geen twijfel aan het einde van ieders aards bestaan, aan de beperkte tijd van ons verblijf in deze wereld. Voor ieder van ons zal de wereld eindigen op de dag die alleen God kent. Voor een christen hoeft dit niet beangstigend te zijn. Het zal voor hem of haar, voor u en voor mij, de volledige en definitieve ontmoeting zijn met Christus, de Mensenzoon. Het christelijke leven is een leven van verwachting en hoop. God is degene die altijd naar ons toekomt, en wij van onze kant mogen met verwachting naar Hem toegaan. Op een dag zullen we Hem van aangezicht tot aangezicht zien, zodat we altijd bij Hem kunnen zijn. Natuurlijk is het een genade dit zo te kunnen beleven. Wij zijn nog pelgrims onderweg. Waarschijnlijk willen velen van ons er maar liever zo weinig mogelijk aan denken. We hechten aan dit korte bestaan. En we kunnen ons ook geen voorstelling maken van de toekomst. Over dit einde van al het aardse en van zijn tijd hebben wij geen inzicht en kunnen wij niet in adequate termen spreken. Zelfs de bijbelse openbaring spreekt erover in beelden en symbolen. Wij proberen ons er een voorstelling van te maken. Wij proberen meer te weten te komen over het wanneer? Heeft dat zin? Veel mensen zijn er erg mee bezig. In de media wemelt het van voorspellingen. En daar wordt het einde dikwijls heel nabij gezien.

Zusters en broeders, ik denk dat het heel weinig zin heeft om te speculeren of het einde van de dingen waarover Christus ons vertelt al is aangebroken, of te zoeken hoe lang we erop moeten wachten. Zowel omdat wij het echt niet weten, als ook omdat het einde al bij ons is, voor

ieder die, als gelovige, ogen heeft om te zien en oren om te horen. Het zijn niet de huidige oorlogen en de recente catastrofes in de natuur die deze eindtijd inluiden. Het is de geboorte van Jezus en zijn laatste offer aan het kruis die dit nieuwe tijdperk 2000 jaar geleden hebben ingeluid: daarmee zijn de laatste dagen aangebroken, de dag van verlossing, het geschikte moment, want wat de Heer voor ons heeft gedaan, heeft de geschiedenis veranderd, zijn geboorte, zijn leven, sterven en verrijzen heeft voor altijd invloed op ons menselijk ras en op onze wereld en kan niet ongedaan worden gemaakt.

Nù, dit leven, is de tijd om de kans te grijpen die ons allemaal is gegeven om getuigen en herauten van het koninkrijk van God te worden. Het heeft geen zin om te wachten op grotere tekenen dan die welke ons al zijn gegeven: de geboorte en opstanding van Jezus.

Zijn geboorte heeft de goddelijke natuur naar de aarde gebracht en voor altijd verenigd met onze gemeenschappelijke menselijkheid.

Zijn dood, wederopstanding en hemelvaart hebben niet alleen diezelfde menselijke natuur aan God aangeboden, maar hebben het ook mogelijk gemaakt voor ons om te delen in de goddelijke natuur door adoptie, zodat wij, als leden van het Lichaam van Christus, mogen hopen eens te zijn waar Hij, het Hoofd, al is.

Het is heden, vandaag, de tijd om ons geloof in God te vernieuwen. Als we zeggen ‘ik geloof in God’, bedoelen we niet alleen dat we geloven dat God bestaat. Als we zeggen ‘ik geloof in God’, bedoelen we dat God het einddoel van ons leven is, dat Hij onze bestemming is, en met de liefde van een vader op ons wacht, en het allerbeste voorheeft met ieder mens. Het betekent dat we God zien als het doel van ons bestaan.

Het betekent dat we op Hem mogen vertrouwen, zelfs als we met oorlogen, rampen of het verstrijken van de tijd worden geconfronteerd.

Gods liefde is sterker dan de dood en Hij is altijd trouw, zelfs als wij aarzelen om trouw te blijven aan onze beloften.

Niets kan de christen en de Kerk ervan weerhouden om in hoop te leven. Dat geloof, dat vertrouwen mogen wij aanstonds in het zingen van het credo bevestigen.,

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 33 dhj B 17 november 2024

Mc.13/24-32

Preek 10 november 2024

Ze zouden de krant nooit hebben gehaald, die twee weduwen uit de Schrift vandaag. Ze waren niet rijk, ze waren niet  jong en ze hadden geen stralend gezicht. Met zo’n verhaal valt niets te verkopen. Dat ze vandaag zo’n prominente plaats krijgen in de liturgie geeft te denken. Blijkbaar is de marketing van het evangelie een heel andere dan die van de wereld. Daar moeten we dan ook niet lichtvaardig aan voorbijgaan. Het evangelie doet geen enkele moeite om zijn boodschap te verkopen met een mooi kopje of een vertederend plaatje. Die buitenkant is maar al te vaak schone schijn, een lege huls. Zo wordt ons de schat van het evangelie niet aangeboden. Daarvoor moet je stilstaan, stil worden, en kijken met een zuivere blik. Niks geen theater of mooie effecten.

Weduwen, ze zijn in de Schrift bij uitstek het beeld van mensen die aangewezen zijn op de hulp en de goedgeefsheid van anderen. Geen schouder om op te steunen, geen hand die de kost verdient. In de eerste lezing is er bovendien nog de zorg voor een kind. Ook die mond moet gevuld met het weinige of niets dat moeder bijeen heeft gebracht. Allemaal kommer en kwel zo lijkt het, niets dan miserie. En toch. Wat een innerlijke rijkdom. Met de dood voor ogen, ziet die vrouw nog aan zichzelf voorbij. Zij beseft maar al te goed hoe precair haar situatie is. En blijkens haar woorden zit ze er ook over in, maar als puntje bij paaltje komt, kiest zij er toch voor eerst die ander te helpen, hem een bete broods en een beker water aan te reiken, want wat gij aan de minste der mijnen hebt gedaan, hebt gij aan mij gedaan. Je kunt een mens in nood toch niet laten creperen. Waarom zou ik meer recht op leven hebben dan een ander? En zijzelf dan? God zal erin voorzien, als je alles hebt gegeven. Zo zei het de Gods man. En zonder er verder een woord aan vuil te maken gaf zij haar laatste reserves. Stille toewijding, een hart dat door de slagen van het leven niet was verbitterd, maar heel gevoelig was geworden, niet achteloos voorbij kon aan de nood van anderen. Ze gaf wat ze had, ze gaf zichzelf. Zonder berekening. Geen mitsen en maren, want het leven vraagt erom. Zo zag ze het, zo voelde ze het en zo deed ze.

Hoe anders de Schriftgeleerden uit het evangelie. Kenners van de Schrift. Mannen van het woord, die lezen en schrijven konden. Ze konden de arme weduwe vertellen waar het in het leven op aan komt. Zij konden het weten, uit de boeken, terwijl zij het van horen zeggen had. Of had zij het elders vandaan?  Was de stille en moeitevolle arbeid de plek geweest, waar zij het boek van het leven had leren lezen. Niet als theoretisch verhaal, maar als een woord dat aanzet tot een gebaar, dat leven geeft? Hoe het ook zij, die mannen uit het evangelie van vandaag vallen niet op door de juiste praktijk. Integendeel.

Je kunt niet aan hen voorbij. Ze weten hoe de aandacht te trekken. Zowel binnen als buiten. Op de markt laten ze zich groeten in hun beste kostuum en in de synagoge weten ze de ereplaats voor zich te reserveren. Steeds op de eerste rij en goed in de kijker. Waarom eigenlijk? Waarom willen die mannen zo nodig gezien worden?  Van Jezus hoor je dat nergens vertellen in het evangelie. Hij plaatst zichzelf niet in de kijker, integendeel, hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan die gelijkheid met God. Uiterlijk vertoon was hem vreemd, hij had het niet nodig, omdat hij in tegenstelling tot de Schriftgeleerden en Farizeeën een innerlijke autoriteit bezat. Was het misschien innerlijke armoe die deze mannen tot dit gedrag verleidde?

Maar bleef het daar nu maar bij, maar de evangelist gaat nog verder. Hij tekent ze ook nog als hebzuchtig en hypocriet. Onder de schijn van vroomheid bij de weduwen binnenlopen en daar het weinige wat er is verteren en opslokken. Huichelaars, omdat ze aan de buitenkant iets ophouden wat volstrekt niet overeenkomt met wat er leeft in hun hart. Je zult zo maar getekend worden.

En dan verschuift het beeld en weer verschijnt er een weduwe, zoals in de eerste lezing. Marcus zegt er nog heel uitdrukkelijk bij dat ze arm was. Geen vrouw van stand, maar een mensje zonder titel en aanzien. Die zal nooit in de kijker komen te staan. Geen statig portret. Ze heeft op de markt en op de ereplaats niets te zoeken. Maar Jezus ziet haar gaan en staan en zoals bij de Schriftgeleerden kijkt hij ook hier verder dan de buitenkant. En dan haalt hij zijn leerlingen erbij, want ze hebben van die vrouw iets te leren, Meer dan van de heren op het pluche, die het allemaal zo goed kunnen uitleggen en verklaren.

Kijk die arme vrouw daar. Twee penningen heeft ze in de offerkist geworpen. Twee cent, twee keer niks. Maar een fortuin voor wie niets heeft dan alleen honger. “Kijk”, zegt Jezus, zij geeft haar honger. Zij put haar reserves uit, alles waar ze van leven moet.” Verder commentaar geeft hij niet. Het is nu aan de leerlingen om te kijken met het innerlijk oog, te wikken en te wegen wat het leven waard is, wat het leven de moeite waard maakt.

Wij leven in een andere tijd, maar o zo gelijkend op die van toen. Nog steeds zijn er mensen die enkel gelukkig schijnen te zijn als ze in de kijker kunnen staan en alles naar zich toe kunnen trekken, leven ten koste van anderen. De media brengen het haarscherp in beeld en niet zelden spelen zij het spel mee en wordt glitter  en geld  als het summum van geluk gepresenteerd.

De Schrift houdt ons vandaag twee vrouwengestalten voor. Twee weduwen, door het leven geslagen en gebukt onder de last ervan. Omdat ze alles hebben gegeven, alles waar ze van leven moesten, gaat het wonder waarover Elia sprak nog steeds door: “De pot met meel raakt niet leeg en de kruik met olie niet uitgeput.” De Schriftgeleerden met hun schone schijn, we kunnen er niet van leven. Kaf dat op de wind verwaait. Maar die twee naamloze gestalten, zij voeden ons bestaan tot op de dag van vandaag, omdat zij geworden zijn tot zuivere tarwebloem, waaruit het levende lichaam van de Christus wordt gevormd. Geheim waarvan mensen leven, onderpand van eeuwig leven. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

Bdhj32 2024KP  1 Kon 17,10-16  Hebr. 9,24-28  Mc. 12,38-44

Preek 3 november 2024

Dierbare zusters en broeders,

Vandaag zijn wij getuigen van een ontmoeting van onze Heer met een Schriftgeleerde, niet zoals gewoonlijk in een schermutseling maar in een eerlijk gesprek, je zou bijna zeggen het begin van een synodaal proces. Twee mensen die naar elkaar luisteren en elkaar verstaan.

Het liturgisch jaar neigt naar het einde. We zitten alweer diep in de herfst, Allerheiligen en Allerzielen voorbij. Dit afgelopen jaar zijn wij door het Marcusevangelie gewandeld, vanaf het begin van Jezus’ optreden door Galilea en Judea, met een groeiende groep volgelingen, maar ook met tegenstanders die in Hem een religieus en politiek gevaar zagen, een oorzaak van onrust. De confrontaties waren soms erg onvriendelijk. Bij de vraagsteller van vandaag lijken geen achterbakse motieven te hebben meegespeeld, hij toont zich oprecht benieuwd naar Jezus’ opvatting over een belangrijk thema: `welke zijn de voornaamste geboden’. Jezus had bij zijn binnenkomst in de Stad de tempel bezocht en daar flink huisgehouden en het tempelplein schoongeveegd. Wat bewoog Hem daartoe? Waar ging het He om? Door de Tempel te reinigen had de Heer de autoriteiten van de Joden uitgedaagd. Net als Jeremia vóór hem, had Hij de manier aangevallen waarop Gods wet door de Joodse priesters werd uitgevoerd – offergaven en bloedige slachtoffers in de Tempel – waar priesters en Schriftgeleerden het volk klein hielden, en de eenvoudige en arme mensen met minachting en onrecht behandelden, terwijl ze niet joden helemaal buitensloten. De tempel was geen plaats van gebed voor alle volken, maar naar binnen gericht en verboden voor de heidenen. De religieuze autoriteiten leken de godsdienst vooral te zien als iets voor een kleine groep “fijnen”.

Geen wonder dat Jezus, zo leren we uit de evangelies, wordt aangevallen door Farizeeën, Sadduceeën en Herodianen, die hem proberen te vangen in controversiële kwesties zoals de opstanding uit de dood of de belasting die aan Caesar moest worden betaald. Maar vandaag komt een Schriftgeleerde aan het woord die geen strikvraag stelt maar oprecht nieuwsgierig is naar waar Jezus staat in het Jodendom. Hij heeft geluisterd naar Jezus’ wijze antwoorden aan de andere leiders en lijkt oprecht geïnteresseerd hoe Hij zal antwoorden op een vraag die bekend was onder de kenners van de wet. De Joodse religieuze wetgeving bevatte 365 verboden en 248 positieve geboden in de Thora: zat daar een basisprincipe onder? Hoe zag deze rabbi dat? Dus vraagt hij: “Wat is het eerste van alle geboden?”

Jezus antwoordt door het Shema te citeren. We hoorden deze tekst in de eerste lezing uit Deuteronomium. “U moet de Heer, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw verstand en met heel uw kracht.” Liefde voor God komt op de eerste plaats, maar deze liefde moet blijken. Ongetwijfeld bewust van onze menselijke neiging om zaken gecompliceerd te maken, om het goddelijke van het menselijke, het aardse van het hemelse te scheiden, voegt Hij de woorden toe ontleend aan Leviticus 19. “U moet uw naaste liefhebben als uzelf.” Deze twee samen vormen een onlosmakelijk geheel.

Geen theorie zonder praktijk. Gedurende zijn hele optreden heeft de Heer laten zien hoeveel de liefde voor God de Vader voor Hem betekent, en als Hij naar Getsemane en Golgotha gaat, zal Hij laten zien wat de liefde voor God en het volbrengen van diens wil voor Hem inhoudt. Hij zal de beker aannemen die de Vader hem geeft. Maar dat levensoffer is tevens een uitdrukking van zijn liefde voor de naaste, want hij geeft zijn leven “als losprijs voor velen”. De mens geworden Zoon laat zo zien wat het betekent om God en de naaste tegelijkertijd lief te hebben.

De Schriftgeleerde die de vraag stelde gaat niet meteen agressief in debat met Jezus, zoals zoveel andere religieuze leiders hadden gedaan. Hij kan de waarheid erkennen in wat Jezus zegt, erkennen dat bij de ene universele God die zij aanbidden geen sprake kan zijn voor uitsluiting en scheiding. En hij pakt ook de profetische kritiek op die Jezus had op de Tempel, die niet erkende dat het liefhebben van God met al je kracht en je naaste als jezelf veel belangrijker is dan slachtoffers en offergaven.

De gedetailleerde wetgeving van de Thora wordt hier vervangen door Jezus’ dubbel gebod om lief te hebben. Zo zal de stenen Tempel worden vervangen door de nieuwe tempel van levende stenen met Jezus als hoeksteen. De Kerk als verzameling van alle gelovigen, geroepen om Jezus’ dubbel gebod om lief te hebben in praktijk te brengen.

Onze Kerk, de Kerk van Christus loopt altijd het gevaar om te worden verdeeld door polariserende tendensen waarbij groepen mensen gefixeerd zijn op één idee, zonder ruimte voor en zonder luisterbereidheid naar anderen. Laten we oog krijgen hoe Jezus samenbrengt in plaats van scheidt; waar liefde voor de naaste nauw verbonden wordt met liefde voor God. En bewonderen we de Schriftgeleerde van het Evangelie van vandaag. Hij zat niet gevangen in rigide opvattingen, maar was bereid om aandachtig te luisteren naar wat Jezus zei en het goed te keuren. Ook een Schriftgeleerde kon veranderen en het koninkrijk der hemelen binnengaan.

br. Gerard Mathijsen osb

Zondag 31 dhj-B Mc. 12, 28b-34

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2025, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden