Preek 14 juli 2024
Wij hoorden vandaag dat Jezus zijn apostelen op een missie stuurt. Niets mogen ze meenemen voor onderweg. Als ze in een stad of dorp aankomen, moeten ze om gastvrijheid vragen. Zij komen als kleine mensen, afhankelijk. In het Oosten was dat vroeger niet ongewoon zo te reizen. Nog hoor je het van mensen die soms in die landen een trektocht ondernemen. De gastvrijheid is er legendarisch. Maar je moet de ander wel accepteren zoals hij is. Je moet je gastgever niet willen veranderen en zeker niet bekeren. We herkennen dat wel en hebben zelf ook niet graag getuigen van Jehova aan de deur. Nu zijn Jezus’ apostelen wel van een ander kaliber, maar toch! Hij waarschuwt hen dat ze niet altijd goed ontvangen zullen worden en dat ze erop moeten rekenen dat er niet naar hen geluisterd zal worden. Mattheüs voegt eraan toe: “Zie, ik zend jullie als schapen te midden van wolven” (10/16).
Juist Gods gezanten, profeten, konden en kunnen de wind van voren krijgen. Misschien herinnert u zich nog de lezing uit Ezechiël afgelopen zondag. De Heer waarschuwde hem: “Mensenzoon, ik zend je… naar een volk van rebellen, naar degenen die tegen mij in opstand komen… met een hard gezicht en een koppig hart”.
Vandaag is het niet anders voor de profeet Amos van wie wij mochten horen in de eerste lezing. Amos is een van de profeten van het Noordelijke Koninkrijk. Na de dood van Salomo werden de twaalf stammen van Israël verdeeld in twee koninkrijken. Ik heb het altijd ingewikkeld gevonden, en dat is het misschien ook. In het zuiden het koninkrijk Juda, inclusief de kleine stam Benjamin. In het noorden, het koninkrijk Israël, geregeerd door koning Jerobeam I die de tien stammen onder zijn bestuur had. Dit politieke schisma, toen al, ging gepaard met een religieus schisma. Om te voorkomen dat de noordelijke stammen naar de Tempel in Jeruzalem zouden gaan, had de koning in Bethel een nieuw heiligdom opgericht, waarover gesproken wordt als “het koninklijke heiligdom, de Tempel van het Koninkrijk”. Deze situatie van een volk verdeeld in twee koninkrijken duurde tot de tijd van de ballingschap.
Ongeveer twee eeuwen na Salomo onder een van de opvolgers van Jerobeam II beleefde het Noordelijke Koninkrijk een tijd van grote welvaart. En Jahweh had zijn volk niet in de steek gelaten. Hij bleef profeten inspireren, zowel in het Noordelijke als het Zuidelijke Koninkrijk. Onder Jerobeam II was het Amos. Amos liet van zich horen en nam het op tegen de koning. Dat was zijn roeping, zijn plicht: het geweten uitdagen en wakker schudden. Amos verzette zich tegen de aanbidding van Jahweh in Bethel en predikte dat men naar Jeruzalem moest gaan om de Heer daar te aanbidden. U herinnert zich het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw in het Johannes evangelie. Waar wil God aanbeden worden? Amos verzette zich tegen de toenmalige koning Jerobeam II en het door hem ingestelde priesterschap. De priester Amazia stuurde een bericht naar Jerobeam: ‘Amos predikt rebellie tegen u in het koninkrijk Israël. Het land kan al zijn toespraken niet langer verdragen. Want dit is wat Amos zegt: `koning Jerobeam zal omkomen door het zwaard en Israël zal worden gedeporteerd, ver van zijn bodem.’ In feite voorzegde Amos de ballingschap. Hij leidde geen complot. Maar waarschuwde, en probeerde de mensen aan te moedigen op te gaan om Jahweh te aanbidden, niet in Bethel, maar in Jeruzalem. De priester Amazia beschouwde deze religieuze bekommernis als een politieke opstand tegen Jerobeam.
Hij zei tegen Amos: “Ga weg van hier met uw visioenen en vlucht naar het land Juda.” Amazia noemt de profeet een charlatan, een valse profeet. Amos was van Judese afkomst, hij hoefde dus alleen maar het noordelijke koninkrijk te verlaten en naar huis terug te keren. Amazias wil deze buitenlandse onruststoker niet. We houden niet van iemand die stoort: “Daar (in Juda) kun je je brood verdienen door je werk als profeet te doen. Maar hier, in Bethel, stop met profeteren; want nogmaals het is (hier) een koninklijk heiligdom, een tempel van het Koninkrijk.” Religie is politiek geworden.
In de eerste lezing klonk het antwoord van Amos aan Amazia. Amos spreekt over zijn roeping als profeet. Jahweh heeft hem geroepen. Hij was op geen enkele manier voorbereid op deze rol van geïnspireerde demonstrant, die andermans geweten moest wakker schudden. Hij had daarvoor geen enkele ambitie: ‘Ik ben van huis uit geen profeet; ik ben een herder en een snoeier van vijgenbomen. Maar Jahweh nam mij van achter de kudde en zei: ‘Ga, wees een profeet voor mijn volk Israël, voor de stammen van het Noorden. Zusters en broeders, Gods roeping kan het leven van een mens op zijn kop zetten, zijn lot veranderen en bepalen. Dit is een van de essentiële kenmerken van alle roepingsverhalen. In de Evangeliën ziet Jezus vissers aan de oevers van het Meer van Galilea. Jezus roept hen. Ze laten hun netten achter en volgen hem en Jezus stuurt ze op een missie. Hij ziet Levi bij een tol, als douaneambtenaar zou je kunnen zeggen; hij spreekt hem aan en Levi geeft zijn baan als tollenaar op. In de boeken Koningen ontmoet Elia Elisa terwijl hij het terrein van zijn familie aan het ploegen is. Elia gooit zijn profetenmantel op Elisa’s schouders. Die laat zijn land en zijn ossen in de steek en volgt zijn nieuwe meester. Dit is het algemene patroon van elk roepingsverhaal: ik was dit of dat, maar God riep mij en ik liet alles achter.
Dus nogmaals Amos. Jahweh haalde hem van achter zijn kudde en van onder zijn vijgenbomen vandaan. Het woord van Jahweh verplicht hem te profeteren, te protesteren, aan te wijzen wat verkeerd is, mensen te oordelen, zelfs priesters en koningen. Hoe verschillend roepingen ook zijn, het initiatief voor iedere roeping ligt bij altijd bij de Heer. Elke roeping is het antwoord op een roeping van God. En is ten dienste van de gemeenschap, van het algemene heil.
En in de tweede lezing hoorden wij van Paulus dat de Christenen, wij allemaal, onze roeping hebben, geroepen zijn, uitverkoren, begenadigd, proficiat, maar het is niet vrijblijvend, wij moeten er gehoor aan geven, wij moeten luisteren. Wie 11 juli het feest van Sint Benedictus heeft meegevierd heeft het gehoord, wij mogen meewerken aan het stand komen van de grotere eenheid tussen al Gods kinderen, wij mogen helpen dat het koninkrijk van God realiteit wordt in deze wereld, in ons leven.
Zusters en broeders, tot op de dag van vandaag roept God. In deze lezingen laat de kerk ons nadenken over onze roeping die van God komt. Wordt Gods stem gehoord? Zijn wij ons bewust van ons geroepen zijn? Luisteren wij? Volgen wij onze roeping? God zal nu toch niet minder roepen dan vroeger? Zijn wij niet allemaal geroepen? Zijn wij het luisteren verleerd? Je hoort dikwijls dat mensen het erover hebben hoe zij zich kunnen ontwikkelen, hun talenten kunnen ontplooien. En vooral hoe goed hun kinderen presteren. Dat is prachtig. Maar gaat het daarbij vooral om hen zelf? Willen zij nog hun plaats innemen in een groter geheel? Je hoort wel dat het kerkelijk leven momenteel draait op vrijwilligers. Maar, wordt gezegd, dat zijn grotendeels ouderen, 70+ers. Als die generatie voorbij is, dan houdt het op. Je krijgt de indruk dat vandaag het bewustzijn dat God roept is weggezakt, Zou God zich een beetje duidelijker moeten laten horen? Spreekt Hij niet duidelijk genoeg in de H. Schrift? Moeten wij het eerst weer voelen, met een nieuwe Nabukadnassar of wordt er op dit moment tenminste naar deze oproepen geluisterd. Laten we dus tot de Heer bidden, zodat Hij niet zwijgt, niet voorbijgaat aan ons, en dat wij het leven niet voorbij laten gaan zonder naar zijn stem te luisteren, zonder onze roeping waar te maken.
br. Gerard Mathijsen osb
Zondag 15 dhj B 2024