Preek zondag 20 februari 2022

Het evangelie houdt ons vandaag de gulden regel voor: eigenlijk een wijsheid van algemeen geldende aard. Je hoeft er geen christen voor te zijn; behandel de ander zoals je zelf behandeld wil worden. Een gouden wet voor alle mensen in alle tijden. Als we ons allemaal lieten leiden door de Geest zou deze regel voldoende moeten zijn om de samenleving in vrede te doen zijn. Dierbare zusters en broeders, we weten dat de werkelijkheid anders is. Het evenwicht in de wereld wordt moeitevol in stand gehouden door wederzijdse bedreiging en afschrikking, door machtsvertoon en angst. Machtsverhoudingen beheersen de samenleving. En mensen verlangen naar macht omdat ze bang zijn voor elkaar. Zo kwam het Romeinse rijk tot stand, en vervolgens ieder politiek verband, koninkrijk, graafschap, stad, hun basis was steeds kapitaal en krijgsmacht, het leger dat zij op de been konden brengen. Wat waren zij waard in een gevecht, hoe groot was hun weerbaarheid? En dan: grenzen trekken, een muur om stad en burcht, tegenwoordig om een heel land.

Maar af en toe is er in de geschiedenis een schok. Dan gebeurt iets wat tegen alle gewoonten en wetmatigheden ingaat. Dan blijkt de kracht te liggen in weerloosheid, dan is vertrouwen tot meer in staat dan geweld.

Over zo’n moment hoorden wij in de eerste lezing. Koning Saul achtervolgt de jonge David, die voor hem op de vlucht is. David wordt vergezeld door een groepje ongeregeld dat zich evenwel naar hem schikt. Saul beschikt over een krachtige en geordende legermacht van geoefende soldaten. Het kan niet lang duren of David, dat gevaarlijke mannetje voor wie hij diep in zijn hart heel bang is, moet hem in handen vallen, en dan kan hij hem onschadelijk maken. Een geoefend leger van drieduizend tegen een kleine club: wat een overkill!

De dreiging voor David is groot, zijn kansen zijn klein. Maar David is niet bang, hij vertrouwt op zijn God. Met één gezel weet David in het duister van de nacht binnen te dringen in het legerkamp van Saul, en treft daar allen in een diepe slaap. Dit  is het moment dat hij Saul kan doden, zoals Judith Holophernes doodde om zo Israël te bevrijden.  Al eerder had hij zo’n buitenkans gehad, toen hij schuilde in een grot waar Saul binnenkwam om zijn behoeften te doen. Ook toen had hij hem gespaard, en weer ontziet hij de man die hem naar het leven staat. Hij toont zich meer dan een held. Zijn moed had hij al getoond in zijn strijd met de reus Goliat, nu toont hij zijn grootmoedigheid, zijn buitengewone grootheid van hart.

Niet iedereen is daartoe in staat, niet iedereen kan zo’n houding begrijpen.

Maar wat David durft, dat durft zijn grote zoon: Jezus waagt het, Hij komt op voor de wet van het Koninkrijk Gods tegenover onze menselijke regeltjes die paal en perk willen stellen aan wat van ons gevraagd mag worden, en Hij waagt het ons te confronteren met zijn houding van ongehoorde zachtmoedigheid en vergevensgezindheid, zijn meegaandheid en barmhartigheid. Geen “eigen volk eerst” maar “alles voor allen”. Zo zal het zijn in het Koninkrijk Gods. Hij verkondigt het en brengt het in praktijk. Tot het uiterste. Tot op het kruis, tot in de dood. De woorden van zijn veldrede – bij Matthaeus is het de bergrede – passen moeilijk in een handboek voor ethiek of moraaltheologie, zij overstijgen de menselijke maat, het is taal van het koninkrijk van God, een taal die meer van de mens vraagt dan waartoe wij ons in staat weten. Hij laat zien hoe God is, Hij toont zich een Zoon van de Vader.

Toch zijn er in de geschiedenis goddank mensen geweest die deze taal hebben verstaan en die ook in staat waren haar te spreken, en die daarmee grote verschuivingen teweeg  hebben gebracht in de samenleving: Mahatma Ghandi met zijn geweldloosheid, Martin Luther King in zijn strijd tegen de rassendiscriminatie, Nelson Mandela in Zuid Afrika. Mensen die al iets in zich droegen van de hemelse mens waarover Paulus spreekt: levenmakende Geest. Uitzonderlijk. En toch: die Geest heeft ieder van ons in het H. Doopsel ingestort gekregen. Hij woont diep in ons, en als wij in aanraking komen met zulke door de Geest, kunnen ook wij ons bewogen voelen. Alledaagse mensen komen dan in beweging en een heilig vuur kan hen tot grote dingen brengen.

In onze dagen heeft Paus Franciscus in de kerk een synodaal proces in gang gezet. Het hart daarvan is wezenlijk een luisteren naar die Geest, zijn stem op het spoor komen. Hem beluisteren in de ander, en wie weet, ook in je zelf. Zal dat geen kakofonie, want er zijn zoveel geluiden als er mensen zijn? Inderdaad, als we gevoelig willen worden voor wat de Geest in onze tijd spreekt, dan zullen wij het voor alles stil moeten maken in ons zelf. Zusters en broeders, als we vrucht-baar willen deelnemen aan dit synodaal proces dan is innerlijke stilte heel belangrijk. Alleen in de stilte zullen we de stem van de Geest kunnen horen, bij ons zelf, en bij de mensen met wie wij in contact komen.

Misschien zegt of denkt u: dat is nu een mooie manier om ons monddood te maken: als wij stil zijn dan zullen de gezagdragers ons hun wil gemakkelijk kunnen opleggen! Inderdaad, daarom is het heel belangrijk dat die gezagsdragers ons hierin het voorbeeld geven, en nederig  leren luisteren naar wat in de harten van de gelovigen leeft.

De weg van de stilte, van het luisteren, zelfs van de mystiek, sluit vrijmoedigheid en durf niet uit. Wij hebben daarin een geweldig voorbeeld, en – ik zou zeggen – een rolmodel in de persoon van de zalige Titus Brandsma. Hij wist te luisteren, hij wist te zwijgen, maar hij liet zich door geen dreigementen het zwijgen opleggen, maar hij kwam uit voor de waarheid, al kostte dit hem zijn leven. Een bescheiden karmeliet, een nederig en beminnelijk mens, een moedig martelaar, een groot vriend van Jezus, en een mens die het ware geluk mocht vinden en daarvan getuigen.

Br. Gerard Mathijsen

Volgend artikel Bekijk het overzicht
Gastenverblijf
Een plaats van gebed en ontmoeting, van rust en stilte, waar iedereen zich thuis mag voelen en op adem mag komen.
Meer informatie