Preek 6 november 2022

In de meeste kerken is woensdag j.l. Allerzielen gevierd, op een enkele plaats wordt die gedachtenis vandaag gehouden. Maar ook de lezingen van deze zondag, een van de laatste van het kerkelijk jaar, gaan over dood en leven, en vooral over leven na de dood.  Wie denkt niet na over het levenseinde: over wat ons straks te wachten staat, fantaseert over die toekomst, is er benauwd voor, of twijfelt of er wel een toekomst volgen zal dan wel of dit leven alles is? Het meest fascinerend en ook wel beangstigend is dat moment van de overgang, de grote sprong. In Jezus’ tijd waren de mensen door dat hiernamaals ook al geobsedeerd. De Sadduceeën die niet in een hiernamaals geloofden en Jezus een strik wilden spannen kwamen met een tamelijk absurd verhaal. Misschien hadden zij het boek Tobias voor ogen. Sara, de dochter van Raguël en Edna, met wie Tobias zou huwen, was tevoren immers al zeven maal uitgehuwelijkt, maar haar zeven bruidegoms waren allen in de eerste huwelijksnacht omgekomen. Dus de gespreks-partners van Jezus hadden een literair, zelfs een Schriftuurlijk voorbeeld.

En in de eerste lezing hoorden we over de zeven broers die voor de heidense koning getuigden van hun geloof in een eeuwige beloning. De Sadduceeën hadden daarbij hun twijfels. Wij weten niet zo heel veel over deze groepering in het Jodendom. Zij vormden een wat elitaire groep met liberale ideeën die open stonden voor het Hellenisme, en niet geloofden in wonderen en in de opstanding en ook niet in het bestaan van engelen. Maar zij hielden wel vast aan de boodschap van de bijbel. Zij geloofden in de God van Israel en in de uitverkiezing van het Joodse volk. Jezus verwijst dan ook naar Mozes en de openbaring die deze mocht ontvangen. God is een God van levenden niet van doden. God gaat met de mens een relatie aan, en die houdt stand in eeuwigheid. Het huwelijk is een aardse realiteit. Het hiernamaals is van geheel andere aard. Jezus verwees de Sadduceeën, die zich graag op Mozes beriepen, nu naar de tekst uit Exodus 3,6 waar God bij het doornbos zichzelf noemt: “de God van Abraham, de God van Izaak, de God van Jacob”. Deze aartsvaders waren toen al lang gestorven. Maar God bleef nog altijd hun God, en zij waren met Hem verbonden, “Hij is een God van levenden en niet van doden”. Hij is een God van relatie, die de mens vasthoudt over de dood heen. De priester Henri Nouwen schrijver van veel boeken over gelovig christelijk leven in deze tijd was in de laatste jaren voor zijn onverwachte overlijden gefascineerd door een groep circusartiesten, trapezewerkers, die halsbrekende toeren uithaalden in de nok van het circus. Wat hem vooral boeide was dat de belangrijkste man in hun groep de vanger bleek: op hem moesten de anderen feilloos kunnen vertrouwen, dan durfden zij hun toeren hoog boven de piste uit te voeren, want hij ving hen op. Dat was voor Henri Nouwen een beeld van God in het leven van Jezus: vertrouwend op de hemelse Vader leverde Jezus zich over aan de dood. Hij waagde de sprong.  En Jezus zelf wil dit zijn voor ieder van ons. Ieder mag aan het einde van dit aardse leven erop vertrouwen dat Hij klaar zal staan: Hij zal ons opvangen. In dit aardse leven zouden wij elkaar als geloofsgemeenschap ook moeten aanmoedigen en inspireren om zo hoopvol uit te zien naar de grote dag van onze uiteindelijke ontmoeting met de Heer. We zouden elkaar moeten aanmoedigen en steunen,  opgewekt in het vooruitzicht op de toekomstige heerlijkheid. Zo hebben de christenen in de jonge kerk hun geloof beleefd, en dat gaf hun gemeenschap groeikracht. Hun omgeving zag hun eensgezindheid en hun blijmoedigheid  en voelde zich daardoor aangetrokken door dat nieuwe geloof. Vooral de moed van de martelaren maakte indruk, en tegen de verdrukking in nam de kerk toe in aantal en in de achting van allen.

In zijn prediking heeft Jezus het met zoveel klem ingehamerd: “Wie gelooft in Hem die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven” (Joh. 5,24). Het eeuwig leven is dat wij de Vader kennen, en in zijn intimiteit leven (Joh 17,3). Juist daarom moeten we nu reeds met Hem leven in Christus: “Wie in Mij gelooft, zal leven… En ieder die leeft in geloof aan Mij zal in eeuwigheid niet sterven.” De overgang naar de eeuwigheid is niet het inslaan van een doodlopende weg, met Jezus bereiken we de laatste fase van de lange geschiedenis van Gods zelfopenbaring. Wij zijn uitgenodigd voor een ontmoeting in liefde waarvoor de Schrift het beeld gebruikt van een Bruidegom en bruid.  Die bruid, de mens, mag delen in het leven van de opgestane Heer. Die vereniging is voor haar een zaak van zijn of niet zijn, haar “overlevingskans”, haar eeuwig leven. Door ons leven over te geven aan de genadige God zullen wij in zijn eeuwige liefde vallen en het zal ons aan niets ontbreken. Bij ieder communie mogen wij zeggen: Heer Jezus, ik vertrouw op U.

Gerard Mathijsen osb

Tweeëndertigste zondag van de gewone tijd (C)

Volgend artikel Bekijk het overzicht
Gastenverblijf
Een plaats van gebed en ontmoeting, van rust en stilte, waar iedereen zich thuis mag voelen en op adem mag komen.
Meer informatie