Preek 22 januari 2023

Zondag 3 A dhj

In de driejaarlijkse cyclus van de zondags- evangelieën  laat de liturgie ons in dit A-jaar voornamelijk luisteren naar het eerste evangelie, volgens Matheüs. De eerste drie hoofdstukken over de kinderjaren van Jezus en de prediking van Johannes de Doper hoorden wij in de Kersttijd. We gaan daarom nu onmiddellijk over naar het openbare leven van Jezus en lezen op deze zondag het relaas van de intrede van Jezus in zijn openbare leven.

Na zijn doop door Johannes in de Jordaan en zijn verblijf in de woestijn, had Jezus, volgens het evangelie van Johannes, enige tijd (vrij kort ongetwijfeld) doorgebracht naast Johannes in Judea (Joh.3/22) , waarbij hij evenals Johannes de nabijheid van het Koninkrijk verkondigde. Na de arrestatie van Johannes, keerde Jezus terug naar Nazareth. Daar, in de synagoge van zijn vaderstad heeft zichzelf doen kennen als degene die door God werd gezonden om het goede nieuws aan de armen te brengen (Lc.4/14-22). Daarmee presenteerde hij zichzelf als de Messias. Nadat hij Nazareth had verlaten, was Jezus naar Kafarnaüm gegaan, en deze stad werd het centrum van zijn openbare activiteiten. Had het niet meer voor de hand gelegen als Jezus in Jeruzalem was begonnen? Daar was het centrale heiligdom van de Joden, daar woonden de religieuze leiders en daar was ook het centrum van de macht. Uiteindelijk zal Jezus zich ook daar openbaren, voor ieder zichtbaar aan het kruis. Zichtbaar voor aller ogen, maar verstaanbaar alleen voor wie zich heeft laten raken in het hart, voor wie zich opent voor het geloof.  Want Gods wegen zijn niet onze wegen. Wij mensen trachten te overtuigen door onze boodschap te verfraaien en spectaculair te presenteren, God heeft zich voor onze zintuigen al uitgesproken in zijn wondere schepping, maar zijn diepste mysteries openbaart Hij enkel aan wie er voor open staat met een gelovig hart. Jezus zal het goede nieuws, niet als een wereldsensatie van de daken schreeuwen, maar zijn evangelie verkondigen, verborgen voor de grote wereld, in de rafelranden van de samenleving, in het godvergeten achterafgebied van het land.

Kafarnaüm lag op de grens van de voormalige gebieden van de stammen Zebulon en Naftali. En deze situatie van dat stadje Kafarnaüm brengt Mattheüs ertoe onmiddellijk te verwijzen naar de tekst uit het boek Jesaja, die wij hoorden als eerste lezing deze zondag. Deze tekst kondigt voor het land van Zabulon en het land van Naftali de messiaanse bevrijding aan, voorspeld voor de toekomst, en ziet deze nu gerealiseerd. Lange tijd bezet door de Assyriërs en daarna door de Babyloniërs, kende de regio alleen tegenslag, duisternis, schaduwen, het juk van onderdrukking, de stok en de zweep van de opzichters. Een grote handelsroute doorkruiste deze regio, liep van de Middellandse Zee via Gallilea naar Transjordanië; deze situatie maakte het grondgebied van Zebulon en Naftali tot een kruispunt van volkeren en heidenen: het Galilea van de heidenen.

Maar nu ziet Jesaja boven deze onderdrukten, gezeten in duisternis en schaduwen, – we hoorden het in de eerste lezing vandaag-, een groot licht opkomen en dit Gallilea van de heidenen wordt bedekt met glorie. Aan de onderdrukten schenkt God blijdschap en vreugde: zij verheugen zich zoals zij die de oogst binnenhalen zich verheugen, en jubelen als zij die de buit verdelen na de strijd. Het is zo’n overwinning, zoals Gideon met zijn kleine groep behaalde over de Midianieten. Bevrijding van het juk van de onderdrukker, de staf en de zweep van de slavendrijvers, niet door menselijke overmacht maar door de macht van God.

Deze tekst uit Jesaja ziet Matteüs in het evangelie van deze zondag gerealiseerd als  Jezus een aanvang maakt met zijn openbare optreden. Jezus verlaat Judea en de Jordaanvallei en brengt zijn boodschap van bekering aan de Galileeërs. Gezien vanuit Jeruzalem zou Galilea kunnen worden beschouwd als een land van schaduwen en duisternis. Zelfs in de tijd van Jezus had Galilea op sommige plaatsen een gemengde bevolking van heidenen. En trouwens, in het noorden en oosten was Galilea nog omringd door heidendom. Dit is de reden waarom Matteüs niet aarzelt om de profetie van Jesaja als gerealiseerd door de prediking van Jezus te beschouwen: voor de mensen die in duisternis zitten, voor hen die in het land van schaduw en dood leven, schijnt een licht.

Vervolgens vat Mattheüs in enkele woorden de boodschap van Jezus samen: “Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is hier”. Het Koninkrijk der Hemelen komt present in wie zich bekeren. We gaan het Koninkrijk van licht binnen door inkeer en rouwmoedigheid, bekering. Voor degenen die naar deze oproep willen luisteren, gaat er licht op, een licht dat bevrijdt van de duisternis en schaduwen van de dood van onze ziel.

En daar, in dat achterland vanhet Joodse volk, kiest Jezus zijn eerste helpers. Zij zijn niet geschoold zoals later Saulus/Paulus die aan de voeten van grote rabbijnen had gezeten. Simpele vissers zijn het die hij aantreft aan het meer van Galilea, maar die bereid zijn hem spontaan te volgen, en daarvoor heel hun hebben en houden in de steek laten.

Wat zegt dit ons als christenen in de 21e eeuw die leven in een stormachtige tijd. Wij leven in een maatschappij waarin de menselijke kennis geweldige voortgang heeft geboekt, waarin technisch zoveel mogelijk is, maar waarin de mensen zo verdeeld zijn dat de techniek vooral in dienst lijkt te staan van de destructie.

De machtigen van de aarde kunnen elkaar de vernieling in helpen, maar zij slagen er niet in met elkaar tot overeenstemming te komen, elkaar te verstaan, er te zijn voor elkaar.

Als wij vandaag luisteren naar wat de schriftlezingen van deze viering ons verkondigen dan hoor ik daarin allereerst goed nieuws, een blijde boodschap dat Gods licht aanbreekt in onze donkere wereld, en tussen de profetie van Jesaja en de vervulling

van Jezus de oproep van Paulus tot onderlinge eensgezindheid. De theologen zullen nog een lange weg moeten afleggen om alle dogmatische verschillen die in de loop der eeuwen zijn gegroeid tot overeenstemming te brengen, maar intussen kunnen wij ons realiseren dat we allen zijn gedoopt in een gemeenschappelijke doop, bekeerd tot het evangelie en door de Heer tot gemeenschap geroepen. Wat belet ons om al een te zijn in gezindheid, in gevoelen, in gebed? Bidden wij in deze week van gebed om de eenheid dat die gezindheid in ons groeien mag, en dat wij daardoor zelf mensen mogen zijn, vervuld van de Geest van Jezus, bezield van zijn vuur, getuigen van Gods liefde, verbonden met elkaar.

br. Gerard Mathijsen osb

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden