Preek 20 november 2022

20221120 Hoogfeest van Christus Koning, C jaar.

De liturgische kalender sluit vandaag het kerkelijk jaar af met het hoogfeest van Christus Koning. Wie in onze wereld om zich heen kijkt, ziet daar mogelijk weinig van dat koningschap. Is het er niet, of worden wij misschien op het verkeerde been gezet door die titel koning? Wat stellen wij ons voor, wanneer wij horen spreken over koning? Een titel en een ambt dat niet meer van deze tijd is of een kostbaar kleinood uit het verleden dat wij koesteren als vaste spil in een samenleving die almaar verandert, een positie die macht en aanzien verschaft, of je in staat stelt op kosten van anderen te reizen? Het zou allemaal kunnen, maar het heeft allemaal niet zoveel te maken met de koning die wij vandaag eren. In het evangelie van deze zondag treffen wij een Messias, een koning, die gestalte noch luister heeft, slachtoffer van religieus en politiek geweld. En dat moet koning heten?

En toch..

Lucas beschrijft ons het tafereel van de kruisiging. Wij horen hoe daar op Golgotha mensen van allerlei soort samendrommen en de vrije loop laten aan hun boosheid, hun woede, hun verwachtingen en ideeën omtrent deze koning en Messias. Er is sprake van heftige reacties, geroep, geschreeuw en gepraat. Maar laten wij eerst een ogenblik stilstaan bij het begin van onze evangelielezing. Daar ontmoeten wij een groep die geen commentaar geeft. Toen Jezus aan het kruis hing, zo hoorden wij, stond het volk toe te kijken. Waar anderen spottend commentaar leveren, staat het volk stil te schouwen naar het tafereel voor zijn ogen. Nu kennen wij allemaal het gezegde: wie zwijgt, stemt toe. Maar hier is, zo lijkt het, iets anders aan de hand. Geen stilzwijgende instemming met al dat geweld en gespot, maar eerder een zwijgend meeleven, een stil overwegen van wat zich hier voltrekt. Temidden van al dat brute geweld is er één groep die in zijn machteloosheid meeleeft met wat hier gebeurt. Het koningschap van Jezus, zusters en broeders, wordt in onze wereld niet zelden beleden en beleefd door mensen die geen stem hebben, die in het grote gebeuren van het menselijk reilen en zeilen maar een marginale plek hebben. Evenmin in tel als hun koning zelf.

 

Maar kijken wij nu naar al diegene die luidop commentaar leveren. Het zijn niet de minsten. Lukas voert drie groepen op: de overheden, de soldaten en een van de misdadigers. Hun reactie kent bij alle verschil een gemeenschappelijke trek. De overheidspersonen beginnen met “anderen heeft hij gered”, dat hebben ze immers gezien, maar dan volgt “laat hij nu zichzelf redden”. De soldaten verwachten van een koning alleen dat hij zichzelf redt, en daarmee basta. En een van de misdadigers heeft het over het redden van zichzelf en het redden van zijn kornuiten, waarvan hij er een is.

“Zichzelf redden”, dat is wat er door elk van die drie groepen van de koning wordt verwacht. Heldere taal, heldere insteek, maar dat is nu precies waar het Jezus niet om te doen is. Heel zijn leven is er op gericht geweest anderen te redden, anderen leven te geven. Zichzelf heeft hij niet geteld. Niet omdat hij een hekel had aan zichzelf, maar omdat het geheim van zijn leven een heel andere dynamiek kende dan wat onder ons mensen veelal gangbaar is.

 

Dat commentaar is vermoedelijk niet vreemd. Voor jezelf opkomen, je zelf niet te kort doen, jezelf niet vergeten, het zijn woorden die wij dagelijks op allerlei manieren tegenkomen. Ze zijn ons niet alleen vertrouwd, maar in de schuilhoeken van ons hart bepalen zij wellicht ook ons doen en laten. Ons leven heeft nog niet het koninklijk postuur van Jezus, van die koning die alle eigenbelang vreemd is. Hij eist niets op, hij poogt niets binnen te halen. Hij geeft alleen maar, ja hij geeft nog waar hem alles wordt ontnomen, daar vergeeft hij, omdat zijn leven put uit een bron van leven, die enkel uitstroomt.

 

Wij kunnen het geheim van dit koningschap maar op het spoor komen, wanneer wij ontdekken hoezeer het in de Vader zijn oorsprong en zijn grond heeft. Vanuit die relatie heeft Jezus geleefd, van daaruit heeft hij zich gegeven. En aan die liefde is alle eigenmachtigheid en baatzucht vreemd.

 

Wij zijn vandaag getuigen van een koningschap dat niet van deze wereld is. In onze wereld gaat het er gewoonlijk anders aan toe. Het evangelie van vandaag toont het ons op een schrijnende manier. Dat koningschap wordt afgewezen en bespot, maar ook daar laat Gods liefde zich niet weerhouden. Als het om zijn liefde voor de mens gaat, gaat hij tot het uiterste.

 

Beminnen,broeders en zusters, Jezus heeft het gedaan met de maat van God zelf. Hij is ervoor afgedaald tot waar er geen teken van wederliefde meer was. Maar hij heeft het niet kunnen laten, omdat hij ons mensen niet aan die verlorenheid prijs wilde geven. Vandaag zien wij in het evangelie het dieptepunt van Gods afdaling om mensen mee te nemen naar omhoog, weg uit de diepte van dood en verderf, van haat en verguizing. Weg uit het graf om te leven als kinderen van het licht, broeders en zusters van de Nieuwe Adam.

 

In de eerste lezing was er sprake van de zalving van koning David te Hebron. Dat tafereel maakt  ons deelgenoot van een geheim dat in Jezus zijn voltooiing vindt. De vertegenwoordigers van de stammen beginnen hun gesprek met David met de opmerking: “Hier zijn wij, uw eigen vlees en bloed”. Daarmee wordt te verstaan gegeven dat een koning niet boven zijn volk staat, ook hij is een mens van vlees en bloed. Maar er is meer, “uw eigen vlees en bloed”, zijn het ook niet de woorden die Adam sprak toen Eva hem als bruid werd toevertrouwd?  Dit geheim is groot. Koning in Israël, Koning naar Gods hart, je bent het niet voor jezelf, je krijgt een volk toevertrouwd als bruid. En alles zal Jezus voor haar geven, ook als ze ontrouw wordt, vreemd gaat. Hij laat niet los en schaamt zich niet zijn volk te beminnen bij nacht en ontij.

Éen is er die het heeft begrepen. Wij noemen hem gewoonlijk de goede moordenaar. Ook hij is door een hel gegaan, maar hij terecht, zoals hijzelf zegt. Alle eigenwaan legt hij af, om zich alleen nog vast te klampen aan die ene Naam, in wie hij de liefde in al haar naaktheid en kwetsbaarheid herkent. Naam die boven alle namen is, in wie onze redding en behoud is. Jezus, God redt, die naam ligt hem op de lippen als zijn laatste ademtocht. En waar hij het niet of nauwelijks meer durfde hopen of verwachten, daar neemt Jezus hem mee als een bruid: Heden zult gij met mij zijn in het paradijs. Zo moge het ons allen vergaan. AMEN

Abt Thijs Ketelaars

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden