Preek 2 oktober 2022
Dierbaren,
De profeet Habakuk komt in de liturgische lezingen maar één keer in de drie jaar voor. Bekend is het citaat dat de apostel Paulus zelfs twee maal aanhaalt:“De rechtvaardige leeft door het geloof”. En misschien herinnert u zich Habacuc ook uit een apokrief gedeelte van het boek Daniel. Als deze in de leeuwenkuil is gegooid, wordt hem voedsel gebracht door Habacuc die daartoe door een engel bij de haren is gegrepen en zomaar even van Judea naar Babel gedragen. Positieve, troostrijke herinneringen. Maar vandaag horen wij een klacht van Habakuc: ‘Hoelang moet ik nog roepen, Heer, terwijl Gij maar niet luistert? Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen, terwijl Gij maar geen uitkomst brengt? Waarom laat Gij mij onrecht lijden en ziet Gij die ellende maar aan? Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen?
Habakuc leefde in de tijd dat de Babyloniërs Jeruzalem innamen, de tempel verwoestten en de inwoners als slaven in Babylonische ballingschap voerden. Waarom liet God dat allemaal gebeuren?
Hoe herkenbaar zijn deze vragen! Het zijn precies de vragen van de mensen nu. Hoelang nog en waarom? Het zijn vragen die wij altijd weer horen en zelf dikwijls stellen. Hoelang gaat die miserie nog duren, en waarom grijpt God niet in? Waarom grijpt Hij niet in tegen terrorisme, oorlogen, onrecht? Waar is Hij bij de miljoenen vluchtelingen? Waarom treedt Hij niet op tegen misdadigers, schurken, corrupte politici, bedriegers, mensen die zich onbehoorlijk verrijken, die anderen uitbuiten? Waarom maakt Hij zich niet bekend, zodat iedereen niet anders kan dan in Hem geloven, en dus moét meebouwen aan zijn Koninkrijk van liefde en vrede?
Het antwoord dat Habakuk krijgt, brengt hem en niet veel verder, en ons evenmin. ‘Bezwijken zal hij die in zijn hart niet deugt, en de rechtvaardige blijft leven door zijn trouw’, zegt God. Dat is geen antwoord op ‘hoelang nog’ en ‘waarom’, en het roeit zeker de oorzaak van die vragen niet uit. Het geloof van Habakuk en ook dat van ons blijft dus zwaar op de proef gesteld.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de apostelen in het evangelie aan Jezus vragen: ‘Geef ons meer geloof.’ Dat zouden ook wij kunnen vragen, want ook ons geloof is vaak verre van sterk. Jezus geeft een heel duidelijk antwoord op hun, en ook onze vraag: ‘Als gij een geloof hadt als een mosterd-zaadje, zoudt gij tot die moerbeiboom zeggen: ‘Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee’, en hij zou u gehoorzamen.’ Nou, dat is ook moeilijk te geloven! Het wordt er niet eenvoudiger op. Gelukkig vertelt Jezus ook een parabel. Met zijn parabel zet Jezus zijn gehoor en ons meestal op de goede weg, wijst Hij de richting aan waarin wij moeten zoeken.
Het mysterie van het leven te doorgronden is niemand van ons gegeven. Gisteren hoorden wij het in het boek Job dat helemaal over dit thema gaat. Wij moeten ermee leven. Wij dienen het te aanvaarden. Wat echt belangrijk is in ons leven, de opdracht waarvoor wij staan, is dat wij eenvoudig onze plicht doen. Jezus spreekt in de cultuur van zijn tijd, en gebruikt de beelden van die tijd. Verhoudingen tussen bazen en medewerkers liggen vandaag doorgaans anders. Als Hij toen volgens onze hedendaagse normen en waarden had gesproken, was Hij door niemand begrepen. Maar nu moeten wij zijn beelden naar gegroeide inzichten vertalen. Nu gaat het er in de samenleving meestal niet meer zo aan toe. Dat wil niet zeggen dat alle verhoudingen rechtvaardiger zijn geworden. Misschien zijn de tegenstellingen zelfs scherper geworden, en zijn in veel situaties machthebbers en ondergeschikten verder uit elkaar gegroeid. Maar dat voelen wij als ongewenst en heilloos. En de sociale leer van de kerk is duidelijk . In haar visie zijn mensen voor elkaar verantwoordelijk, en dienen zij de rechten van de ander te respecteren. De mensen aan de top behoren bij uitstek dienstbaar te zijn. Dat is hun plicht. Ze moeten opkomen voor de zwakken en de behoeftigen. En in de onderlinge verhoudingen moet geen kadaverdiscipline heersen. Als het goed is groeide bij iedereen, aan de top en aan de basis, het bewustzijn van ieders eigen verantwoordelijk-heid. En wij zullen geoordeeld worden naar de wijze waarop ieder zich van zijn taak gekweten heeft. “Wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.” Als wij dat kunnen zeggen dan zal het goed komen met onze levensboom. Dan kan hij nog zo’n onbeduidend zaadje lijken, verloren gegaan in het zoute water van de ontstuimige wereldzee, hij zal blijken te zijn gegroeid tot een prachtige boom waarin de vogels komen nestelen. Al voelen mensen zich net zoals Daniel voor de leeuwen gegooid, God zal hen redden; hun leven zal niet vergeefs zijn maar vrucht dragen. Welk leven heeft meer vrucht gedragen voor het Evangelie dan dat van Paulus die allerlei gevaren en gevangenschap heeft moeten doorstaan, en stand wist te houden en zo zijn deel in het lijdenheeft gedragen voor het evangelie voor Jezus?. Waarvoor is dat lijden nodig? Had het niet anders gekund? Daarop heeft niemand het antwoord, maar ons geloof houdt ons voor dat Gods genade in die omstandigheden haar werk kan doen, en roept ons op om stand te houden en te vertrouwen. Mogen het gebed en het deelnemen aan de eucharistie ons daartoe sterken.
Br. Gerard Mathijsen osb
Zondag 27 C ,Lc. 17, 5-10