Witte Donderdag avondmaalsmis

Wij vieren vandaag eucharistie zoals wij dat iedere dag doen. Wij zijn daarin bevoorrecht. Velen blijven ervan verstoken vanwege de beperkingen door het virus, anderen door het feit dat er geen priester beschikbaar is. En wij, wij doen als altijd, we verkeren in de gelukkige omstandigheid dat we al die beperkingen niet kennen. Maar dat zit toch ook een keerzijde aan. Sluipt er door die dagelijkse gang van zaken niet een risico van gewenning en sleur binnen in onze beleving? Het zou zo maar kunnen en daarom is de viering van deze avond van bijzonder belang.

Wij vieren op een ander uur en in een andere samenhang. Hopelijk worden wij daar innerlijk door gewekt om met nieuwe ogen en een gescherpt gehoor erbij te zijn, zodat we volheid van dit geheim met nieuw elan leren verstaan en beleven.

Nu moeten we het ook dit jaar helaas zonder voetwassing stellen. Het virus laat dat bijzondere moment niet toe. We hebben wel het verhaal gehoord in het evangelie van Johannes, maar het blijft daarmee een beetje bij zwemmen op het droge.

We vieren eucharistie. We zitten aan tafel bij de Heer, die ons het brood en de beker reikt en we horen het verhaal over de voetwassing. De scene van de voetwassing legt als het ware uit wat er aan tafel gebeurt. Zo wordt ons getoond dat wat aan tafel plaats vindt geen binnenkerkelijk ritueel is, maar het teken van wat in het alledaags bestaan gebeurt en gebeuren moet.

Dat banale gebaar van het wassen van de voeten is bij Johannes gevat in een moment van opperste concentratie en innerlijke toewijding. Jezus verricht het werk van de laagst geplaatste slaaf, maar hij doet het zelfbewust en met vrije overgave. Het is niet omdat het moet en hij nu eenmaal die taak als slaaf krijgt toebedeeld. Nee, hij kiest er zelf vrij voor. Hij vernedert zich zoals Paulus het in de Fillipenzenbrief zal schrijven, maar hij doet dat niet uit zelfverachting of gespeelde dienstbaarheid. Nee, hij doet het omdat hij als beeld en gelijkenis van God, zich niet boven ons wil stellen, maar met en onder ons de weg wil gaan. Niet om te vernederen, maar om te tonen hoe met elkaar om te gaan.

Er steekt in dat tafereel een soevereiniteit als je kijkt naar de houding van Jezus. Hij kiest vrij en laat zich door niemand gezeggen wat wel en niet past. En tegelijk legt hij alle status af, doet een schort voor en knielt voor zijn leerlingen om ze de voeten te wassen, slavenwerk.  In die paradox van hoogheid en laagheid zien we hoe God ons rakelings nabij komt in onze aardse staat en hoe hij ons tegelijk ontgaat.

De reactie van Petrus is dan ook zo gek nog niet. We hebben misschien wel commentaar op hem, maar als puntje bij paaltje komt, kunnen wíj dan wel een God accepteren die zich zo vernedert? Zit de verleiding van een machtige en sterke God  ons niet allen in de genen?

“Velen hebben op de nederige Christus neergekeken en zijn niet doorgedrongen tot de hoogheid van Christus’ zegt Augustinus in een van zijn preken aan zijn toehoorders.[1]

God op de minste plaats, bij de nederigste klus, om te laten voelen dat je niks hoeft op te houden en je niet beter hoeft voor te doen dan je bent. Met al je gebreken en onhebbelijkheden, want zo worden we door hem bemind.

Dat is in onze ogen niet van deze wereld en daarin hebben we gelijk. Wij willen volmaakte mensen en medebroeders waar niets aan mankeert. Die echt beminnenswaard zijn. Maar dan reken je buiten de waard. Jezus bemint wat wij in onszelf en in anderen niet beminnenswaard vinden. En daarin toont hij zich niet alleen goddelijk, maar ook nederig als geen ander. En door die liefde worden we verlost en bevrijd. Want een mens kan toch maar opbloeien en groeien als hij zich bemind weet.  God bemint, Jezus aanvaardt ons voordat wij daartoe in staat zijn.

Van die liefde is de voetwassing om zo te zeggen het wereldse teken. Overal waar in de wereld zo om niet wordt bemind, gesloofd, gesjouwd en gediend, is de nederige Christus aan het werk ongeacht huidskleur, status, nationaliteit of religie. Bij die verschillen maakt God geen halt.

Johannes de evangelist vertelt ons het verhaal van de voetwassing waar de andere evangelisten verhalen hoe Jezus op de laatste avond van zijn leven maaltijd met hen heeft gehouden en hun brood en beker heeft gereikt. Mijn leven gegeven voor u, zo waren zijn woorden bij die gelegenheid.

Waren het bij Johannes de voeten, nu is het hand en mond die in het ritueel betrokken zijn. Christen zijn is geen louter geestelijke bezigheid, het is een heel lijfelijk gebeuren waarin zich diepe innerlijke betrokkenheid uitdrukt. Het lichaam is hier het verlengstuk van ziel en geest.

En beide scenes, zowel de voetwassing als het reiken van brood en beker spelen zich af aan en rond een tafel. Het is bovenal een groepsgebeuren en geen achterafje van Jezus met deze of gene alleen. Nee, aan tafel vindt het plaats, want hij wil dat ieder het ziet en proeft en dat allen leren samen te doen wat hij ons voordoet. En wat hij doet is zo alledaags, moeders doen het vermoedelijk alle dagen in hun gezin. Maar laten we ons er niet op verkijken. Het alledaagse, als het met hart en ziel en met de overgave van zichzelf gedaan wordt, is het meest verhevene en het kostbaarste, het is het geheim waarvan wij leven: liefde sterker dan de dood, een leven gegeven zonder berekening en zonder waarom. Hij doet het en wij mogen het doen, wij worden er toe geroepen, omdat het leven in Gods licht geen waarom kent, maar enkel dankbaarheid.

Moge deze avond ons dan bevrijden van alle sleur en ons opnieuw met brandend hart het geheim doen vieren dat bron van leven is en begin van ware gemeenschap. AMEN .

Vader Abt /01-04-21

[1] Sermo 196A

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden