Preek vader Abt Thijs Zondag 5 juli 2020

Adhj14 2020 Mt 11,25-30

 

Een biddende Jezus kregen wij vandaag in het evangelie aangereikt. Voor monniken een kostbaar kleinood, want bidden hoort immers tot onze hoofdtaak en dan is het fijn als je het goede voorbeeld hebt van wie je het kunt afkijken. Want hoewel bidden de hartslag is van het monastieke bestaan, weten we als broeders allemaal uit kortere of langere ervaring dat daarmee nog niet gezegd is dat je een ware bidder bent of dat bidden de adem is van je bestaan.  Soms wordt die adem je ontnomen door zwaar tegenweer, of door een droge wind die je keel verschroeit.

Trouwens, bidden is niet voorbehouden aan monniken en de geschiedenis laat ons zien dat er  zogenaamde ‘gewone mensen ’ zijn, die in geest en waarheid bidden en aanbidden. Mensen, op wie je jaloers zou kunnen zijn als het gaat om de vertrouwelijke omgang met God.

Jezus in gebed vandaag. En in wat voor gebed. Lofprijzing en dankzegging. Ieder zou eens kunnen stilstaan bij de vraag: ‘en mijn gebed, waaruit bestaat dat?. Komt daarin ook dankzegging en lofprijzing voor of is het enkel klagen, en roepen?’ Of is het gebed misschien helemaal stil gevallen. Is God uit mijn leven verdwenen of is het de hectiek en de rampspoed van het leven, die mij het bidden hebben ontnomen? Vragen die een stille overweging verdienen, want wie weet wat we dan mogen leren over onszelf en Gods omgang met ieder van ons.

Maar vandaag een lovende en dankende Jezus. En dat is des te opmerkelijker omdat de  situatie waarin Jezus zich bevindt, nu niet bepaald aanleiding lijkt te geven tot zo’n hooggestemde dankzegging en lofprijzing. Het tegendeel is eerder het geval.

Laten we daar toch even bij stilstaan, want het werpt niet alleen een bijzonder licht op deze dankzegging, maar het zegt ook iets over de wijze waarop Jezus met het leven omgaat.

De kleine passage van vandaag maakt deel uit van de het grotere geheel van hoofdstuk 11 en 12 van Matteüs. Wij zien er hoe Jezus commentaar geeft op mensen en gebeurtenissen, hoe hij  genezingen verricht  en hoe hij op sabbath een wandeling met zijn leerlingen maakt.  Maar we zien ook hoe op dat alles wordt gereageerd. En daar wringt de schoen, want er is verzet en tegenkanting van bepaalde groepen uit de samenleving. In de passage die aan het gebed van vandaag voorafgaat spreekt Jezus een aantal steden toe en verwijt hij hun zelfzuchtig gedrag. Hij roept op om daar korte metten mee te maken, want anders voorziet hij in plaats van Gods Koninkrijk een desastreuze ondergang als het einde van het verhaal.

En dan zijn er nog de schriftgeleerden en farizeeën, de mannen die zich opwerpen als uitleggers van de wet en hoeders van het ware geloof. Zij keren zich meer en meer tegen Jezus. Wat verbeeldt hij zich wel, en ze vinden zijn optreden aanstoot gevend en meer dan dat.

Het blijft daarbij niet bij discussies, er wordt ook achter de schermen overlegd hoe ze Jezus uit de weg zouden kunnen ruimen.

Nee, Jezus inspanningen om jan en alleman, hoofd en leden te winnen voor de boodschap van Gods koninkrijk, vallen niet bij iedereen in goede aarde. Hele groepen en partijen willen er niet van weten. Bedreigingen en beschuldigingen zijn het gevolg.

In die situatie klinkt dan ineens dat lof en dankgebed tot de Vader. Blijf er eens een ogenblik bij stilstaan. Wat zouden wij in zo’n situatie doen. Loven en danken of misschien toch veel eerder klagen, roepen om hulp, om nog maar te zwijgen van vloeken en vervloeken. Of wanhopen, omdat alles te vergeefs lijkt. Jeremiëren zoals menige profeet, die in zwaar weer terecht kwam en zich door God en alleman verlaten voelde.

Niets van dat alles. Jezus dankt en looft zijn Vader. Hij weet zich bemind en dat geeft vleugels aan zijn gebed. Maar ziet hij dan de ernst van de situatie niet? Wel degelijk, maar hij ziet ook iets anders. Hij ziet  tegenstand, en die komt niet van de minsten, maar Jezus bespeurt ook dat er anderen zijn, die bij de groten niet zo meetellen en daar schiet zijn woord wél wortel.

Mensen zonder macht en gezag, en ze hebben niets om zich op te laten voorstaan. In de vertaling worden ze vandaag ‘kinderen’ genoemd, maar  onmondigen of gewone mensen is misschien beter. In tegenstelling tot de wijzen en verstandigen hebben ze niet gestudeerd en zijn niet theologisch geschoold in de uitleg van de wet, maar ze hebben een hart dat weet te luisteren, een oog en oor dat aandacht heeft voor wat in het leven op hen afkomt en wat dat van hun vraagt. Die mensen die volgens de geleerden de wet niet kennen, zíj verstaan wat de Vader hun te zeggen heeft in Jezus’ woorden en daden. Zij horen in Jezus’ woorden de roep van de Vader die mensen liefheeft en   nodigt tot navolging, tot zorg voor  al wat hij de Zoon in handen heeft gegeven, tot meeleven en meelijden met heel de schepping.

Je zou die marginale en onooglijke groep over het hoofd kunnen zien, want wie zijn dat nu en wat hebben ze in de melk te brokkelen. Maar pas op, reken je heimelijk dan toch ook niet op macht en getal zoals de machten van deze  wereld. Het evangelie telt anders,  Jezus zoekt mensen die niet bouwen op macht en getal, maar die stil en bescheiden oren hebben voor Gods barmhartigheid en die beseffen wat Hem lief is.

Wij leren vandaag van Jezus te danken en te loven te midden van een wereld waar heel andere machten de dienst lijken uit te maken. Maar wij danken voor de kleinen die de komst van het koninkrijk behartigen tegen de stroom in zoals de Zoon zelf heeft gedaan.  Kinderen heten ze in het evangelie. Dat klinkt bekend, als je bedenkt wie de afgelopen jaren het voortouw namen voor een nieuwe omgang met de schepping., waar de gevestigde machten niet of nauwelijks thuis gaven. En vergeet dan ook die gewone mensen niet, die de politici, ja ook die met een C in het vaandel, toeroepen dat deuren sluiten voor kinderen die om een veilige plek vragen, niet strookt met het evangelie en met de dienst waartoe wij als mens zijn geroepen. Daar wordt natuurlijk van alles tegenin gebracht, maar bedenk dan dat Jezus heel de Schrift samenvat in de kernachtige zin: ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet, dat is wet en profeten.’

Loven en danken wij met de Zoon de Vader om alle kleinen die dat woord hebben verstaan de eeuwen door tot heden toe, en laten we ons door hen gezeggen en ons voegen in die schare, tot dienst aan Gods koninkrijk, tot toekomst voor allen, dichtbij en veraf, tot lof van Gods naam. Voor Hem, in deemoed, met Hem, in geloof en in Hem, in stilte. AMEN.

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden