20230608 Sacramentsdag
Wij vieren in onze abdijkerk nog steeds elke dag eucharistie. Dat is in deze tijd meer en meer een zeldzaamheid. Op veel plaatsen is er geen priester voorhanden. Sommigen zullen daar niet om treuren en misschien zelfs zeggen dat elke dag eucharistie te veel is en ook een soort slijtage tot gevolg heeft. Dreigt er mogelijk een sleur te ontstaan die ons niet bij de les houdt? Daarom zou ik vandaag een ogenblik willen stilstaan bij een van de gebeden die dagelijks in de eucharistie voorkomen. Misschien kan een gezamenlijke overweging ons helpen om de rijkdom en de diepte van dit geheim met nieuwe ogen en een verruimd hart te laten binnenkomen.
Het tweede Vaticaans concilie heeft niet alleen ervoor gezorgd dat de volkstaal in de liturgie werd ingevoerd, maar er is inhoudelijk ook het nodige veranderd in liturgische teksten. In de eucharistie is er bijvoorbeeld de keuze tussen diverse eucharistische gebeden. Maar er is meer veranderd en dan denk ik met name aan de oblatiegebeden. Die worden gebeden zodra de gaven naar het altaar zijn gebracht. Het zijn er twee, de ene bede gaat over het brood en de andere over de wijn. In het missaal wordt er bijgeschreven dat de priester ze in stilte of hardop kan bidden. Die rubriek lijkt een overblijfsel uit het oude missaal van voor Vaticanum Twee, want de gebeden die er toen stonden, waren in de ik vorm, maar de gebeden die er nu staan, hebben ‘wij’ als onderwerp. En zo horen wij nu elke dag bidden: ‘Gezegend zijt Gij, God, Heer van al wat leeft. Uit uw milde hand hebben wij het brood ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot brood van eeuwig leven. Gezegend zijt Gij God in alle eeuwen.’ En het tweede gebed kent een kleine variant, waar daar is het brood vervangen door de wijn en is er sprake van de vrucht van de wijnstok. Dat zijn wondermooie maar ook diepzinnige gebeden die het geheim van wat wij vieren in een paar woorden weten uit te drukken. En je zou wensen dat de critici van de vernieuwde liturgie ze met aandacht zouden lezen en overwegen.
Dat gebed zou zo door Jezus gebeden kunnen zijn, want het heeft de structuur en de opbouw van de klassieke Joodse gebeden. Sla er maar een Joods gebedenboek open en je ziet het ochtendgebed beginnen met “Gezegend, Gij, Heer onze God, Koning van de wereld.”.
Het eerste wat opvalt is dat het gebed niet begint met vragen, maar met het zegenen, het groot maken van God en dan volgt het motief voor dat prijzen, God is ‘Heer van al wat leeft’. Heel de schepping en al wat zij bevat, komt van Hem. Dat wordt vervolgens nader uitgewerkt met de zin: ‘uit uw milde hand hebben wij het brood ontvangen’. Die twee zinnen samen leveren niet alleen stof voor een scheppingstheologie, maar ook voor een ecologische spiritualiteit. De schepping van God dient gerespecteerd te worden en zorgzaam behandeld, want ze is niet ons eigendom en ze is bovendien werk van Gods hand. Dat kun je niet zomaar bij het afval zetten of als puur vergankelijk afdoen. Wat uit Gods hand komt, draagt het zegel van God, zijn liefde en creativiteit heeft hij erin gestoken. Het is een kostbaar cadeau. Wie dit gebed bidt, wordt een andere kijk op het leven en de schepping aangereikt dan wat in onze westerse mentaliteit heden ten dage gangbaar is. ‘Uit uw milde hand hebben wij het brood ontvangen’, dat laat ook mooi zien en proeven dat de materie ertoe doet. Wij mensen zijn niet enkel ziel en geest; zonder materie, zonder brood zouden wij er niet zijn. Die tastbare wereld doet ertoe. Wij kunnen niet zonder, en wij prijzen daarin ook de scheppende Heer van het leven. Maar het gebed gaat verder: ‘Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde, het werk van onze handen.’ Met die zin krijgen wij een drieslag in het oog. Eerst hoorden wij dat God de gever is van het brood. Maar het is ook vrucht van de aarde en als derde horen wij ‘werk van mensenhanden’. Die drie vormen als wij leven naar onze roeping een eenheid. Let daarbij ook op de volgorde. Die is niet zonder betekenis: God is eerst, het komt allemaal uit zijn hand, dan is er de aarde, waarop wij leven en die ons de levensvoorwaarde aanreikt en als laatste zijn wij aan de beurt, die God danken en de aarde bewerken zodat wij er de vrucht van mogen oogsten en het graan transformeren tot brood dat ons voedt.
Jezus zou het gebed zelf gebeden kunnen hebben. Het drukt precies zijn roeping en de onze uit, hoe om te gaan met het geheim van God en hoe om te gaan met de aarde en de menselijke arbeid en cultuur. Maar wij zijn nog niet aan het einde van het gebed. Er wordt nog een heel nieuw en wezenlijk element aan toegevoegd. De slotregel is een bede: ‘Maak ze voor ons tot brood van eeuwig leven’. Hier wordt gebeden om de transfiguratie door de Geest. Je zou ook kunnen zeggen om de transsubstantiatie van ons menselijk bestaan, dat wij hier aandragen in brood en wijn. Met deze oblatiegebeden blijven wij geen toeschouwers bij de eucharistie maar zijn wij deelnemers. Wij bidden dat ons bestaan wordt opgenomen in de dynamiek van dat van Jezus. Dat wij door de Geest worden overschaduwd en levende lidmaten worden van het ene lichaam van Christus. Geen toeschouwers maar medeleden.
Jezus zou het gebed zelf gebeden kunnen hebben. Ja, hij heeft het gebeden want in zijn zelfgave als brood en wijn voor het leven van de wereld is hij door de Geest de eersteling geworden van heel de schepping tot lof van de Vader.
Laten wij zo elke dag opnieuw eucharistie vieren, niet als een sleur, maar als een steeds nieuwe gave in dankzegging.
Voor U in deemoed, met U in geloof, in U in stilte. AMEN.
Abt Thijs Ketelaars