20220625 H. Adelbert – Hoogfeest
Gisteren vierden wij het hoogfeest van het Heilig Hart. Dat wordt dit jaar omkranst door twee andere hoogfeesten. Ik weet niet hoe vaak dat voorkomt, maar het betekent dat Johannes de Doper en Adelbert het heilig Hartfeest omlijsten, of anders gezegd, dat het feest van het heilig Hart het middenpaneel vormt van een drieluik. Dit jaar althans. Een drieluik, wanneer wij zo naar deze driehoogfeesten kijken, wat zouden die drie panelen ons dan kunnen laten zien?
Bij een drieluik draait het altijd om het middenpaneel. Dat is dan ook vrijwel altijd groter in formaat dan de zijpanelen. Bij de feesten van deze dagen is dat zonneklaar. Maar waar menige BN’er op het hoofdpaneel zou willen staan, zien wij Johannes en Adelbert glunderen dat hun dat bespaard is gebleven. Hun leven was er op gericht om in navolging van Jezus een ander in het licht te stellen. Zij schuiven weg naar de zijkant om de blik te richten op de figuur in het midden, van hem willen zij leren hoe met een hart als dat van Jezus in het leven te staan. Van Johannes de Doper hebben wij het woord ‘hij moet groter worden en ik kleiner’. Dat spreekt boekdelen en van Adelbert hebben wij een levensbeschrijving die hem toont als iemand die niet op de voorgrond treedt, maar die mensen nabij is in eenvoud en bescheidenheid.
Nee, die twee willen op die zijpanelen ook niet geportretteerd worden als schenkers en belangrijke notabelen. Zij zijn er tegen wil en dank op gekomen. Van hen hoefde het niet, maar als ze daarmee zouden kunnen laten zien, wat Jezus in hun leven heeft betekend, dan willen ze het wel doen. ‘Niet aan ons Heer, niet aan ons, maar aan U de eer’. Dat zegt niet iedereen hen na, laat staan dat wij dan ook nog de daad bij het woord voegen. Onze samenleving en wijzelf incluis geven niet zelden blijk van een ander streven.
Twee zijpanelen, het ene met Johannes die van oudsher de patroon van de monniken is en het andere met de patroon van onze abdij. Twee monnikenvaders mogen wij zeggen, leerlingen van Jezus, de een als voorloper en de ander als navolger. Geraakt en geïnspireerd door dezelfde Heer. Maar als puntje bij paaltje komt twee heel verschillende personen.
Maar laten we nu eerst eens kijken naar het middenpaneel. Wat zien wij daar? De ouderen onder ons zijn nog vertrouwd met beelden of schilderijen en niet te vergeten prentjes waar Jezus wordt afgebeeld met een hart dat op de buitenkant van zijn kleding is geplaatst om toch vooral te laten zien hoezeer Jezus hart voor ons heeft. Artistiek behoren die afbeeldingen niet tot de mooiste kerkelijke kunst. Vraag is of het ook anders kan. Zou er bijvoorbeeld een herder op kunnen staan met het verloren schaap op zijn schouder, of misschien een beeltenis van de vader van de verloren zoon die stil de verte inkijkt, turend of hij hem terug ziet komen. Dat beeld zou niet alleen bij Jezus passen, die niets liever doet dan mensen thuisbrengen bij zichzelf en bij God, maar in dat beeld zien wij in Jezus ook de menselijke gestalte van de Vader. Die loopt al vanaf het begin van zijn geschiedenis met ons mensen in de hof en roept ‘Adam waar ben je?’ Het is de roep van een bezorgde vader die op zoek is naar zijn zoon die zichzelf in de nesten heeft gewerkt.
Jezus, als beeld en gelijkenis van de Vader die hart heeft voor ons en er alles voor geeft, zichzelf geeft, met hart en ziel en alle kracht. God als compassie, meelevend en meelijdend, opdat niemand verloren gaat maar allen leven vinden. Heel het verhaal van de Schrift wordt verteld in dat perspectief, ook de duistere kanten van Gods volk. Op de momenten waar men het spoor bijster was, bleef er die innerlijke hartenklop die trok en nodigde tot ommekeer en nieuw leven.
Kijk naar die herder op het middenpaneel en kijk naar die vader op de uitkijk en laat je er door raken zoals eens Johannes de Doper en Adelbert door die beeltenis en dat verhaal werden geraakt. Zij kwamen er niet meer van los, en zij verschijnen op de zijpanelen als mannen die hun leven helemaal in dienst hebben gesteld van dat hartsverlangen van de Heer. Johannes de Doper ging er voor naar de woestijn om die hartenklop van de Heer tot de zijne te maken en Adelbert begaf zich in de oefenschool van de dienst aan de Heer om vandaar de oversteek te maken naar onze streek.
Die twee zijpanelen lijken op elkaar, maar bij alle gelijkenis is er ook verschil. Johannes de Doper had in de woestijn de geschiedenis van Israël herkauwd en bemediteerd en hij besefte dat wij mensen het leven kunnen verspelen, de boot missen. Dat wilde hij kost wat kost voorkomen en zo werd hij een boetepredikant met woorden als een bijl aan de wortel. Dat is klare taal, maar als ze met compassie worden gezegd, kunnen zij wonderen doen. Zijn nederigheid maakte van hem een wegbereider: ‘hij moet groter worden en ik kleiner’.
En dan dat andere paneel, nog een keer. Daar staat of zit Adelbert, van wie in zijn levensbeschrijving wordt gezegd dat hij een zachtaardig en aangenaam karakter bezat dat iedereen tot navolging aanzette.’ [1] Ongetwijfeld heeft hij Johannes de Doper bewonderd om zijn ijver en hartstochtelijke inzet voor Gods volk. Hij heeft zich gespiegeld aan diens nederigheid, want ook Adelbert zocht niet de aandacht en de eer van mensen. ‘Hij moet groter worden, en ik kleiner’. Maar in zijn leven zocht hij met een andere pedagogiek mensen te winnen voor de grote mensenliefde van God. Adelbert zag bij de goede herder en de vader op de uitkijk bovenal de zorg en het meeleven en bleef niet stilstaan bij de fouten en misstappen van zijn kudde. Die mildheid toont zich ook op een ander manier. Johannes verliet alles, hij was een asceet van het zuiverste water zoals menige woestijnvader, Adelbert gunde het zichzelf zijn familie nog eens op te zoeken. Mildheid en maat, wij hebben, broeders, naast Benedictus nog een huispatroon die ons tot navolging wil aanzetten om de mensenliefde van God ónder ons en ín ons vrucht te laten dragen zoals die wonderlijke appel uit zijn levensverhaal. AMEN.
Abt Thijs Ketelaars
[1] Rupert van Mettlach: Leven van Adelbert, hfdst.4.