Adhj15 2020 Jes. 55,10-11; Rom. 8,18-23; Mt 13,1-23
Het aanbod aan boeken en tijdschriften voor tuinliefhebbers is de laatste jaren almaar gestegen. Tuinieren zit de mens blijkbaar in het bloed, al zijn er ook die tegenwoordig onbekend zijn met dat allereerste beroep in de hof van Eden. Of was het daar geen beroep, maar louter liefhebberij zonder gezwoeg en gezweet, voordat van de boom gegeten werd?
Hoe dan ook, vandaag hoorden we niet alleen bij de profeet, maar ook in het evangelie spreken over de arbeid van zaaien en oogsten.
Een zaaier ging uit om te zaaien. Het is een vertrouwd beeld in de Schrift. Al op de eerste bladzijde van de Schrift horen wij spreken over allerlei zaaddragend gewas dat God schiep, en in hoofdstuk 2 van het boek Genesis is het de Heer zelf die een hof aanlegt met allerlei bomen en gewassen. God zelf is de heer en beheerder van de zaden. Wie zich daar rekenschap van geeft, zou de vraag kunnen stellen of patenten en rechten op zaden niet uit den boze zijn, want als de Heer van het leven er de eigenaar van is, wie zijn wij dan om ons dat toe te eigenen? Maar dat terzijde.
God als de grote en genereuze zaaier, daar begint de Schrift mee. Geen krenterige figuur, die elk zaadje telt, maar een die het zaad met brede gebaren uitstrooit alsof het niks kost. Een zaaier die er naar verlangt dat al dat zaad in heel zijn verscheidenheid een bloeiende akker oplevert en een boomgaard vol zalige vruchten. Zoals de Heer het zelf in de lezing uit Jesaja herhaalt: ‘het woord dat uitgaat uit mijn mond, het keert niet vruchteloos terug’.[1] Nee, het drenkt en bevrucht, Gods woord schept en doet uitspruiten, het wil bloei en groei geven aan ons bestaan.
Een zaaier ging uit om te zaaien. God zelf is de grote zaaier en het woord dat hij zaait is dat niet de Christus? Jezus, het woord van God, dat als een zaad in de akker valt, of als een mosterdzaadje, hoe onooglijk ook, tot een boom wordt waarin de vogels kunnen nestelen. Zaad dat vrucht draagt, brood dat ons voedt op onze levensreis.
Een zaaier ging uit om te zaaien. God zelf strooit het met brede gebaren. Zijn woord dat leven wekken wil, dat de aarde bevrucht en goede vruchten voortbrengt, hij schroomt niet het overal uit te strooien. Aan hem zal het niet liggen, wanneer er geen oogst valt binnen te halen. God is geen bekrompen rekenmeester en Jezus, evenbeeld van God, evenmin. Hij strooit zijn woord, zijn uitnodiging voor het koninkrijk tussen jan en alleman, tussen alle kleuren en leeftijden, tussen alle rassen en culturen.
Dit evangelie is er een van Gods overvloed, van zijn verkwistende en gulle hand. Die hoopt en bidt dat het gedijen zal.
En zo komen wij bij de aarde waarin het zaad, het woord van zijn ontferming wordt gezaaid. Jezus merkt in zijn parabel op, dat die aarde niet overal de kenmerken heeft van een goed verzorgde tuin, waar de aarde klaar ligt om het zaad te ontvangen. Nu hoeven we niet te gaan wegstrepen tot welk terrein wij behoren, rotsig, langs de weg, tussen de distels of goede aarde. Wij weten vermoedelijk allemaal dat de tuin van ons bestaan er niet altijd op dezelfde manier bijligt.
Een tuin is een levend geheel, en als hij niet goed wordt onderhouden, verandert hij in een mum van tijd in een plek die volgens bijbels taalgebruik hooguit doornen en distels laat zien. Wij zouden misschien zeggen, een plek met enkel brandnetels en zevenblad.
Het zaad van God blijft ook daar gezaaid, maar het verstikt tussen het andere gewas, of komt terecht op een aardbodem die niet gereed is. Er is nood aan een tuinman die doet wat gedaan moet worden, die zorg en aandacht heeft voor deze plek om het zaad tot wasdom te laten komen.
De akker van ons leven, hoe staat hij ervoor? Kan het leven er gedijen, kan het zaad er wortel schieten zoals de Heer het zo graag zou zien.
Voor velen staat de vakantie voor de deur, en wij broeders hebben volgens onze wapenspreuk ‘Deo vacare’, heel ons leven lang vrije tijd voor God. Die tijd leent zich bij uitstek om eens te kijken hoe onze eigen akker er bij ligt. Krijgt hij voldoende zorg of houden we ons met andere zaken of bijzaken bezig? Geloven we misschien niet dat onze akker de moeite waard is, omdat hij vol stenen ligt? Maar elke tuinliefhebber weet dat met toeleg en volharding zelfs een overwoekerde en onvruchtbare bodem veranderen kan in vruchtbaar land, in het beloofde land.
Waar dan te beginnen, want zeg niet dat het onbegonnen werk is. Ook jouw aarde is kostbaar in Gods oog, een plek vol belofte, maar misschien zie je het niet.
Misschien eerst maar een tijdje niks doen en alleen maar kijken, je akker in stilte observeren. Wat zie je? Is het allemaal kommer en kwel, of ontluiken er ook her en der zaadjes, maar krijgen ze niet de nodige ruimte, de voeding of verzorging? Observeren ,kijken, niet even, maar een tijd lang, en dan stap voor stap, met onderscheiding, dag aan dag, stenen rapen, onkruid wieden op je levensakker, ruimte maken dat het levenschenkende zaad van tederheid, van ontferming, van goedheid en geduld alle kansen krijgt om op te groeien en vrucht te dragen dertig, zestig, honderdvoud.
Het zou zonde zijn als we dat werk niet ter hand nemen. Ga aan de slag, met geduld en je zult verrast staan van je innerlijke tuin. AMEN.
[1] Jes. 55,11