A40dgnt5 2020 Joh 11,1-45
Onze opgang naar Pasen verloopt dit jaar anders dan andere jaren. De crisis waarin onze wereld verkeert, zet het leven op zijn kop. Ons leven blijkt veel kwetsbaarder dan we met al ons technisch vernuft en onze regeldrift dachten. Wie nu nog denkt dat wij heer en meester over het leven zijn, is niet van deze tijd.
Maar eigenlijk is er niets nieuws onder de zon. We zijn dat misschien vergeten, maar de Schrift staat bol van dergelijke crisis verhalen, tot lering en vertroosting. Want dood is overal en dood is van alle tijden. En juist in de veertigdagentijd worden wij opgeroepen opnieuw het pad te verkennen dat ons van de dood naar het leven leidt.
Dood en leven, ze zijn prominent aanwezig in de lezingen van deze zondag. En die dood heeft veel gezichten. Die houdt niet op met het coronavirus. Ook dat merken we in deze dagen. We horen verhalen over verstikkende eenzaamheid, over dodelijke angst, over gemis aan warmte en intimiteit. En ga zo maar door, allemaal vormen van dood, afbraak van leven.
Ezechiël spreekt over het openen van de graven en het brengen naar nieuw land. Dat is taal, die op dit ogenblik heel invoelbaar is, want hoevelen voelen zich niet opgesloten, kunnen geen kant op. Ook dat is een vorm van dood. En wanneer daar geen Geest bij komt, wanneer daar geen nieuwe Geest gaat waaien, blijft alles in het land bij het oude en is en blijft er dood overal. Want echt leven is er maar wanneer mensen voor elkaar instaan op de adem van God.
En in de tweede lezing sprak Paulus ons over dood en leven. We zullen ooit sterven, aan ons aardse bestaan komt een einde. Dat hoort bij onze biologische natuur. Voor Paulus is dat geen vraag. Maar wanneer wij met Christus leven uit Gods Geest, dan mogen wij er op vertrouwen dat wie met hem sterft, in God zal worden opgenomen zoals Hij met Christus heeft gedaan. Leven met en in Christus, zonder ophef, maar in dagelijkse trouw, tot aan de laatste ademtocht, en tot op de laatste draad, je inzetten en geven voor anderen, wie het ook zijn mag. Liefde sterker dan de dood.
En dan het evangelie van vandaag. Weer een lang verhaal. Maar met de kortste zin uit de Schrift. En dat kleine zinnetje verdient onze aandacht. Het tekent ons hoe Jezus niet onverschillig blijft voor het verdriet van wie treuren en hoezeer hij zelf geraakt is door de dood. Bij het graf van Lazarus aangekomen, horen we de evangelist zeggen: ‘ Jezus weende’.
Wij doen er goed aan in deze dagen waarin zovelen treuren om de dood van wie hen lief waren, met hen te wenen. Hun smart tot in onze ziel te delen. Stil, zonder woorden of met een haperend gebed met een telefoontje of een brief. Wenen met de wenenden, Dat is wat Jezus heeft gedaan. En waar mensen dat doen gebeurt er meer dan wij kunnen bevroeden of verwoorden.
Zozeer heeft Christus al het onze gedeeld, dat hij onze last op zich heeft genomen, onze pijn, onze eenzaamheid, onze wanhoop en ons niet weten hoe en wat. Het is hem niet vreemd en daarin ligt troost verborgen, want die trouw van hem aan onze verlorenheid en onze pijn baant de weg naar nieuw leven. Wij kunnen daarin schuilen en kracht opdoen.
Maar keren we nog even terug naar het eerste deel van het evangelie. Bij eerste lezing loop je er misschien aan voorbij, maar er is hier geen sprake van één crisis situatie, nee, er is sprake van liefst twee crises. De situatie van de doodzieke Lazarus, maar ook die van Jezus zelf, die niet veel beter is dan die van zijn vriend. Er wordt ons verteld dat de Joden hem zo pas nog probeerden te stenigen en nu waagt hij zich toch weer in dat levensbedreigende gebied. En op het eind van het verhaal, dat wij vandaag helaas niet, wordt dat plan om Jezus te doden bevestigd.
Hij gaat zogezegd in het hol van de leeuw, omdat daar een vriend op sterven ligt, ja , al dood blijkt te zijn bij aankomst. Hij komt te laat, zo denken de zussen en zo denken wij. Maar is dat zo? Dat oponthoud van twee dagen vooraleer hij vertrok naar Bethanië, waar was dat goed voor? ‘Als gij hier waart geweest..’ Ook vandaag horen we die roep op tal van plaatsen waar tevergeefs gevochten wordt om levens te redden uit de muil van het virus. ‘Waar is God nu?’ Ja, waar valt er iets van God te bespeuren in deze nijpende nood?
Bij lezing en herlezing kan het ons niet ontgaan dat Jezus te laat kwam in Bethanië. Hij heeft Lazarus niet ván de dood gered. Nee, hij heeft hem door de dood héén gered. Dat is iets heel anders dan er nog tien of twintig jaar bij krijgen. Dit geloofsverhaal peilt veel dieper. Dat licht op, als we aan het begin van het verhaal niet alleen de dubbele crisis opmerken, maar ook de vermelding van de zalving door Maria. De geur van de dood wordt heel al verjaagd door de geur van parfum, liefde sterker dan de dood. Daarmee wordt heel dit gebeuren al geplaatst in het perspectief van Jezus’ eigen dood en opstanding.
Jezus’ woord bij het graf van Lazarus schenkt leven, maar het gaat ten koste van zijn eigen leven. Maar voor die stap schrikt hij niet terug, want daartoe is hij gekomen, om leven te geven in Gods naam. En de Vader wordt in die gave verheerlijkt zoals hij ook de zoon zal verheerlijken omwille van die liefde.
Wij zijn tot in de dood gekend. Jezus is niet teruggedeinsd, hij is de weg ten einde toe gegaan, tot in de dood. Omwille van het leven van ons mensen is hij gegaan waar geen weg meer is, waar enkel geloof en hoop resten. Hij heeft Ja gezegd.
Het zijn zware tijden. De dood is overal. Maar waar is Jezus nu? Is hij niet bij de wenenden in hun smart zoals hij ook is bij al degenen die strijden om levens te redden en mensen bij te staan. Kiezen wij dan ook voor dat pad, voor liefde sterker dan de dood. AMEN.