Preek Abt Thijs 6 januari 2021

Mt. 2,1-12  Epifanie  20210106

Op dit hoogfeest reikt het evangelie ons drie portretten aan die al naar gelang de plek van waaruit je ze bekijkt in een heel ander licht verschijnen. Drie portretten en ze worden allen al in de eerste regel van het evangelie gepresenteerd. Het kind Jezus in Betlehem in Juda, koning Herodes in Jerusalem, en wijzen uit het Oosten.

Vandaag op het hoogfeest van Epifanie, de openbaring van de Heer, plaatst de liturgie ze in een breed kader. De drie lezingen samen tonen ons de wijzen in het Licht van het grote verlangen dat in de Schrift zijn neerslag heeft gevonden.  Grenzen worden overschreden en mensen die voordien verstoken waren van de beloften, worden nu medeërfgenamen en mededeelgenoten. Dat is een doorbraak van de eerste orde, en we belijden dat wat in Christus handen en voeten heeft gekregen, – beminnen zonder onderscheid – in zijn lichaam de kerk wel in kiem gegeven is, maar dat lichaam heeft moeite om tot volle wasdom te komen en heeft niet zelden te lijden onder tegenwind en ziekte.

Gods liefde gaat uit naar alle mensen, de belofte aan Abraham gedaan dat hij vader van vele volken zou worden heeft in Jezus een gezicht gekregen als nooit tevoren. Hij, Abrahams grote zoon heeft het niet te min geacht af te dalen tot alleman, maak niet uit welke kleur, cultuur, afkomst en zo meer. Bij hem is er voor ieder plaats in de herberg, want zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn Zoon gegeven heeft om allen samen te brengen rond het feestmaal van het koninkrijk. Niemand is te min en deze zoon van Abraham voelt zich nergens te groot voor, integendeel, hij zoekt geen uitzonderingspositie, maar allen die hem door de Vader zijn gegeven, wil hij graag daar zien waar hijzelf is.

Wanneer we vanuit die optiek naar de portretten kijken, ontdekken we dat het kind met zijn weerloze gestalte niet alleen mensen ontwapent, maar zelf ook weerloos is geworden om naast anderen te staan en met hen de lange weg te gaan van vallen en opstaan. Delend in hun vragen en hun pijn, maar hen ook meenemend in een gratuite liefde die niemand afschrijft, want allen zijn het kinderen Gods.

Zien wij in dat licht de wijzen uit het Oosten, dan ontdekken we  mensen die niet tot het Gods volk behoren, en die het verhaal van Gods bevrijding nog nooit hebben gehoord of slechts uit de verte er kennis van hebben genomen.  Maar vandaag komen die van verre naar Jerusalem omdat ze een ster in de nacht hebben gezien, en ze zijn als eens Abraham op weg gegaan. Het zijn zoekers, door het Licht aan de hemel geraakt tot in hun ziel en van een verlangen vervuld dat ze misschien niet onder woorden kunnen brengen, maar dat hen drijft. Ze ondernemen een lange reis en hebben er alles voor over om te vinden waarvan de ster in de nacht hen doet dromen. Ze zoeken de koning van de joden en hopen in Jerusalem het antwoord te krijgen. Mensen onderweg, toen en nu, op zoek naar de vervulling van het verlangen dat in hun hart leeft. Ze hebben er een lange weg voor over en ze kloppen aan in Jerusalem. Matteüs vertelt dat ze op zoek zijn naar de koning van de joden. Ze zoeken die ze niet kennen, kan dat wel? Hoe kun je dan zoeken? Maar zoeken wij niet allen naar God die groter is dan ons hart en die wij niet kennen, maar die ons hart gewekt heeft, dat onrustig is tot het rust in Hem?

Ze zoeken, maar ze zijn al gevonden voor ze vertrokken zijn. Heel die zoektocht zouden ze niet begonnen zijn, als er die innerlijke hunkering niet was, als ze niet al waren aangeraakt door de adem van Gods Geest.

En dan is er het derde portret dat ons Herodes toont met op de achtergrond hogepriesters en schriftgeleerden. Bij hem kloppen de wijzen aan met de vraag naar de pasgeboren koning der joden. Zij hopen op de vervulling van hun verlangen, maar bij Herodes raakt die vraag een heel andere snaar. In het gesprek met de wijzen gebruikt hij het woord koning niet, maar spreekt hij enkel over ‘het kind’. Hij voelt het als een bedreiging, een aanslag op zijn eigen positie als koning. Hij meent iets te moeten verdedigen, de wereld is niet groter dan zijn kleine ik en daarvoor moet alles wijken. Reisden de wijzen achter een ster aan, Herodes gaat heimelijk zijn gang, in het donker. En gaandeweg zal zijn pad zich in het duister verliezen.

 

Epifanie, God die in menselijkheid verschijnt,  in een wereld die niet van de onze verschilt, ja  in onze wereld. Een wereld waar mensen in de nacht van het leven een ster zien en op weg gaan, maar ook een wereld waar mensen geen stap wensen te zetten, tenzij om hun eigen bastion te verdedigen, hun eigen positie, ten koste van alles en iedereen. Een wereld waar God zich aandient weerloos als een mensenkind, een belofte van alzo hoge, een weg door de zee, een ster in de nacht.

Drie portretten,  samen één compositie. Een wereld van licht en duister, van hoop en vrees. Gods wereld. Het kind ons gegeven zal de weg ten einde gaan. Nu ontkomt het nog aan Herodes, maar de wereld kent vele Herodesen – en wie weet huist hij soms ook in ons-  en tenslotte zal het kind niet aan de wrede hand ontkomen. Maar liefde is sterker dan de dood en allen die reizen achter die ster zullen delen in de erfenis in het Licht, of ze nu komen van verre of nabij, het kind zal hen leiden. AMEN.

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden