Preek Abt Thijs 31 januari 2021

Bdhj4 2021 Mc 1,21-28 (2018 var)

Wij stappen vandaag met de leerlingen van Jezus de synagoge van Kafarnaum binnen.  En van meet af is het er anders dan gewoonlijk. Jezus die vandaag de preek houdt, valt uit de toon bij de gebruikelijke schriftuitleggers. Vandaag geen verhaal om bij in slaap te vallen, geen boekenwijsheid, niet iemand die spreekt als de Schriftgeleerden, maar iemand die spreekt van binnenuit, met een gezag dat stoelt op innerlijke ervaring. Hier spreekt iemand die in zijn doop zijn naam heeft horen klinken als geliefde zoon van God, en die vanuit dit bewustzijn andere mensen tegemoet treedt en leven aanzegt. Want daartoe zijn wij allen geschapen en geroepen: om te leven als kinderen van God, niet geknecht of geketend, maar met de vrijheid die ons maakt tot lovende en dankende, tot liefhebbende en leven gevende mensen, kinderen van God.

En iedereen in de synagoge voelt het, de mensen worden er door geraakt en aangestoken. Zijn woorden zijn als vuur dat de harten sneller doet kloppen.

Woorden met gezag, dat blijkt al heel snel. Er is een man met een onreine geest in de synagoge en hij maakt stennis.

Liever dan ons het hoofd te breken over de vraag wat hem eigenlijk mankeerde en welke kwaal hij had, doen we er goed aan te kijken naar wat de onreine geest met hem deed. De man heeft geen eigen stem, de onreine geest spreekt voor hem. Hij heeft zelfs niet de macht over zijn lichaam, de onreine geest bezorgt hem stuiptrekkingen. En zo is deze mens van zijn adel en zijn menselijke waardigheid beroofd, hij is zichzelf niet.

Het beeld van deze bezetene is misschien heel extreem, maar wie onbevangen en eerlijk naar dit verhaal kijkt, ziet vermoedelijk ook in een spiegel. Want lijden wij niet allemaal op een of andere manier onder banden die ons gevangen houden, die ons verwonden en die onze ziel en soms ook ons lichaam manipuleren? Er is in elk van ons naast licht ook duister, denk maar aan ambities ten koste van anderen, aan haat, agressie, afgunst, hebzucht of verslaafdheid van welke soort ook. Die bepalen ons doen en laten vaak meer dan ons lief is. We hebben het afgelopen week zien gebeuren in ons eigen land. En bij de snelrechter hoorden we woorden als: Ík was mezelf niet’, ik herken me niet in dat gedrag.’

In de synagoge hoort de onreine geest Jezus en hij herkent de heilige Gods voordat iemand anders dat doet. Hij beseft dat Jezus’ aanwezigheid voor hem het einde betekent, en hij begint meteen van zich af te bijten vooraleer hij zich gewonnen geeft.

Klinkt dat vreemd in de oren of is het eigenlijk niet heel bekend en vertrouwd? Soms laten onze onreine geesten zich gelden op de meest heilige plaatsen en momenten van ons leven. Bezeten door die duistere krachten gedragen we ons destructief, in het gezin, in de communiteit of op de werkplek of waar dan ook.  De helpende hand, het vriendelijk woord, het stille wenken van het eigen geweten: worden ze door ons afgewezen, dan blijven we gevangen in onze eigen angst en agressie, niet in staat echt leven te geven of te ontvangen.

Ja, waar zijn bij ons de onreine geesten aan het werk? Wat houdt ons gevangen, wat maakt er tumult in ons hoofd en in ons hart? Wat is het dat ons berooft van onze menselijke waardigheid, van de vrijheid van de kinderen Gods?

Die onreine geesten zullen ons niet zonder slag of stoot verlaten, dat vergt een heel gevecht. En Jezus, zo zegt Marcus ons vandaag, wil voor ons vechten.

‘Wat heb ik met u te maken,’ schreeuwt de demon naar Jezus. En in zijn optreden toont Jezus dat er maar één antwoord op die vraag is: ‘Alles, ik heb alles met je te maken.’  Want waar leed en pijn is, waar mensen gevangen zitten in zichzelf, gekluisterd zijn en door verslaving van hun vrijheid beroofd, daar komt Jezus nabij, daar daalt hij af in de miserie en wil hij mensen oprichten, doen opstaan, vrij maken tot wat ze in waarheid mogen zijn: kinderen van God, geroepen tot vrijheid.

Hij wil voor ons en met ons strijden, maar durven wij daarin geloven? Durven wij geloven dat onze miserie, onze gebrokenheid en onze verslaving of diepe kwetsuren hem aan het hart gaan? Dat hij naast ons komt staan, ons aanvuurt en ons met een krachtig woord doet opstaan uit een bestaan dat de vrijheid van de kinderen Gods mist?

Jezus, Gods leven schenkende woord, hij die als de geliefde Zoon van de Vader, één en onverdeeld is, hij wil ons tot die onverdeeldheid leiden, omdat je kostbaar bent in Gods oog. Hij wil ons rechtop zien gaan, door geen demon van onszelf vervreemd, niet verslaafd of gevangen, maar als mensen die met eigen stem en met lijf en leden anderen vrij kunnen beminnen en dienen.

Hij vecht voor ons, hij vecht met ons, hij vecht in ons. Durven wij daarin geloven, of laten we het laatste woord aan de demon en hebben we de hoop opgegeven dat het anders zou kunnen, dat wijzelf een nieuw leven zouden kunnen beginnen, vrij van dwang, van slavernij, vrij van alles wat ons afhoudt om als ware kinderen Gods te leven?

Laten we aan de wanhoop en het ongeloof weerstaan, want hij nodigt ons aan zijn tafel om zijn leven met ons te delen, brood van eeuwig leven, spijs voor een bestaan dat nood heeft aan voedsel voor ziel en lichaam. Spijs die ons vervullen wil van zijn Geest van liefde en geloof, opdat wij worden herboren en herschapen tot mensen die mogen beminnen zoals hij het ons heeft voorgedaan. AMEN.

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden