B40dgn4 2021 Joh 3,14-21 BB
We zijn vandaag halverwege onze opgang naar Pasen. Hing over het eerste deel van deze tocht naar Pasen de donkere schaduw van de coronapandemie, over de tweede helft zal het niet anders zijn, ook al gloort er stilaan licht. Maar voor menigeen duurt het duister te lang. Er is meer en meer verzet tegen die donkere nacht en er wordt koortsig gezocht naar uitwegen, legaal en illegaal. Hoe begrijpelijk ook, dan stelt zich toch de vraag of dat de beste manier is van reageren.
Vandaag ontmoeten we in het evangelie een man die ook in een donkere nacht verkeert. Zijn leven heeft een onverwachte draai genomen. Wat tot voor kort vanzelfsprekend was, is het niet meer. Zijn wereld is aan het wankelen gebracht, oude zekerheden zijn aan het schuiven.
Je kunt dan kost wat kost terug willen naar het oude en met de moed der wanhoop zoeken naar wegen om terug te keren naar het nieuw of oud normaal. Maar loop je daarmee niet voorbij aan de boodschap van de nacht waarin je verkeert? Zou de vraag niet eerder mogen zijn: ‘wat heeft die donkere nacht mij te zeggen? Welke boodschap steekt erin? Laat je die kans liggen, dan is die donkere nacht verloren tijd, maar pak je de kans op dan kan er iets nieuws geboren worden, dan kun jezelf misschien nieuwgeboren worden.
Nicodemus, wij hoorden vandaag een deel van zijn verhaal. Het is nacht wanneer hij Jezus opzoekt, maar het is ook nacht in zijn ziel. Als het niet al te gek klonk zou je kunnen zeggen dat hij bij de duivel te biecht gaat. Want die Jezus die hij opzoekt, is dat nu niet degene die de zekerheden van zijn bestaan overhoop haalt. Nicodemus meende te weten hoe het leven in elkaar stak en hoe God wel en niet handelde. Maar de verhalen die hij over Jezus hoort, zorgen voor scheuren in zijn wereld, ja in zijn verstaan van God. Wie is God nu, en waar blijft hij in de crisis? Ja, wat zegt die crisis tot mij en over mij?
En Nicodemus gaat het gesprek niet uit de weg, integendeel, hij gaat naar Jezus toe. En daar zitten die twee, Jezus en Nicodemus, in de nacht als twee samenzweerders. Nicodemus opende het gesprek voorzichtig met een aantal lovende opmerkingen aan het adres van Jezus. Die hebben wij niet gehoord, want wij zijn pardoes halverwege in het gesprek binnengevallen. Dat maakt het er overigens niet gemakkelijker op. Misschien een uitnodiging om vandaag zelf het hele verhaal eens te lezen.
Maar nog voor we aan de inhoud toekomen, krijgen we toch al een wijze les. Loop van de vragen en problemen niet weg en ontken ze niet. Daar los je niets mee op, maar ga in gesprek. Neem de tijd, word stil en probeer te horen wat God je zeggen wil in dat complexe en soms zwaar te dragen leven. Misschien vallen de schellen je van de ogen en ben je in staat de situatie in nieuw licht te zien, en doet de hoop je nieuwe wegen ontdekken. Voor jezelf en voor onze samenleving.
Nicodemus geeft zich bloot. Al zijn kennis en geleerdheid laat hem op dit moment in de steek en hij weet niet hoe verder. En Jezus probeert een brug te slaan. Hij begint met te verwijzen naar een episode uit de Schrift die Nicodemus zo vertrouwd is. Dat verhaal leest Jezus op een heel oorspronkelijke manier om nieuw licht te werpen op het pad van Nicodemus.
Dat oude verhaal gaat over de slang die dood en verderf zaait in het kamp van Israël. De slang, we kennen haar al vanaf de eerste bladzijde in de Schrift. De grote tegenspeler van God verschuilt zich achter dat dier dat steeds weer van kleur en vel verwisselt, maar ook altijd hetzelfde blijft. Het doet zich voor als de grote redder, maar zet ons daarmee juist op het verkeerde been. Bestaat daar een remedie tegen?
Mozes zet een slang op een paal en het bedrogen volk moet die slang recht in de ogen kijken. Om van het kwaad te worden bevrijd moeten ze het eerst recht in de ogen zien. Nieuw leven, toekomst, ze worden ons maar geschonken als we niet verdergaan op de oude voet, maar openstaan voor de waarheid, hoe confronterend ook.
Die confrontatie is een weg ter heling van Godswege. Hij heeft leven met ons voor, maar het is geen goedkope genade waarbij wij gewoon alles bij het oude kunnen laten. Ommekeer is daarbij een vereiste.
Dat verhaal was Nicodemus niet onbekend en hij heeft er zeker mee ingestemd toen Jezus het vertelde. Maar die laat het niet bij het oude en zegt dat de mensenzoon omhoog moet worden geheven zoals de slang en dat al wie naar hem opkijkt, gered zal worden. Hoe hebben we het nu? De slang is toch beeld van het dodelijk venijn maar de mensenzoon is toch geen gif.
Zeker niet, maar in die omhoog geheven Mensenzoon zien we niet alleen hoe de weerloze liefde van God het kruis niet schuwt, maar ontdekken wij ook wat ons gedrag aanricht wanneer haat, afwijzing, geweld en liefdeloosheid de dienst uitmaken. Dan eindigt Gods liefde op het kruis. Maar ook op dat moment van uiterste crisis biedt hij nog met uitgestrekte handen vergeving en nieuw leven aan.
Gods liefde verschijnt in de gestalte van de grootste nederigheid en weerloosheid. Dat maakt God kwetsbaar en onweerstaanbaar. Hij dwingt niet en legt niet op, maar Hij bemint en reikt de hand tot waar wij het niet meer verwachten. Niets kan ons scheiden van de liefde van Christus, die tot in onze donkerste momenten van ons leven niet van onze zijde wijkt.
Wij zijn halverwege de weg naar Pasen en de dood werpt zijn schaduwen over ons aller bestaan. Maar het Licht gloort voor wie de weerloze liefde van God niet weerstaat en in het voetspoor van de nederige Zoon de weg vervolgt, een weg van bekering tot belangeloze liefde opdat de aarde en allen die haar bewonen mogen bloeien en vrucht dragen als een Paashof. AMEN.