Dhj10 2024 Mc 3,20-35
Vermoedelijk heeft u bij het luisteren naar het evangelie opgemerkt hoe het verhaal begint met de familie van Jezus die hem komt ophalen, en hoe er op het eind opnieuw sprake is van de familie die hem wil spreken. En tussen die twee episodes is er een discussie met de Schriftgeleerden. We hebben dus van doen met een soort drieluik. We zijn vermoedelijk meer vertrouwd met drieluiken in de schilderkunst. In veel oude kerken tref je ze aan. Het middenstuk van zo’n schilderij is het belangrijkste en is dan ook altijd groter dan de zijpanelen.
De drie panelen van vandaag vertellen ons over de relatie van familie en Schriftgeleerden met Jezus. En die relatie blijkt van een andere kleur dan die wij vaak op devote en vrome afbeeldingen aantreffen. Marcus laat daar geen twijfel over bestaan. Maar de vertaling van vandaag moffelt dat schurende in de relatie weg, vermoedelijk om geen aanstoot te geven aan vrome oren. Maar waarom zo bang? Wil mij dus vergeven als ik vandaag de tekst hier en daar op de voet volg, want details maken soms het verschil.
“Jezus ging naar huis”, zo hoorden wij. Maar welk huis is dat? In elk geval niet het huis van zijn familie of van zijn moeder, want die komen dadelijk pas opdagen. Heeft hij mogelijk een eigen huis of is hij ergens een huis binnengelopen? Is hij mogelijk bij ons binnengelopen? Daar is het een drukte van jewelste, iedereen weet hem er te vinden. Er is zelfs zoveel volk, dat ze, zo staat er, “ zelfs geen gelegenheid hadden om te eten”. Maar let op het detail, bij eten zou je kunnen denken aan een uitgebreide maaltijd, maar letterlijk staat er ‘zodat ze zelfs geen brood konden eten”. Er was dus zelfs geen tijd voor een snel tussendoortje. Er komt zoveel volk op hem af dat hij misschien wel de regie van een geordend bestaan kwijt raakt. Jezus zit daar niet mee, zo lijkt het. Zijn gedrevenheid en zijn passie nemen dat op de koop toe. Gods roep en de Geest is de drive voor zijn inzet en verkondiging van het evangelie. Hij staat ergens voor, hij gaat ergens voor.
Maar zodra zijn familie van de situatie lucht krijgt, “ trekken zij eropuit om hem mee te nemen”, zo hoorden wij voorlezen. Dat klinkt nogal onschuldig, maar Marcus gebruikt daar een woord dat klip en klaar aangeeft dat ze hem met sterke hand willen meenemen. De Naardense bijbel spreekt over ‘overmeesteren’. En dat doen ze omdat hij volgens hen ‘niet meer bij zijn verstand was’. Wat zeggen die paar zinnen ons over zijn familie? Hadden ze geen besef van wat hem bezielde en bewoog? Waren ze boos, schaamden zij zich voor zijn gedrag en zijn manier van doen? Wilden ze hem misschien met hun optreden tegen zichzelf beschermen? Je zult maar zo’n kind of broer hebben. Ons mag het te denken geven over onze kijk op Jezus. Kennen wij hem echt en wat doet dat met ons? Wat is onze reactie?
Dat is dan het linker zijpaneel van ons schilderij. Nu naar het middenpaneel, dat is veel groter en nog dramatischer. Waren Jezus’ bloedverwanten met hem begaan, nu komen er heren uit Jeruzalem, Schriftgeleerden, de mannen van de wet, en die hebben hun mening klaar. De familie maakt zich zorgen en willen hem ontvoeren, maar de Schriftgeleerden maken zich helemaal geen zorgen, en willen hem niet ontvoeren, maar uitschakelen. En ze doen dat op een voor ons heel herkenbare manier, namelijk iemand zwart maken, hem demoniseren. Zij zeggen dat hij door de duivel bezeten is, terwijl Jezus juist mensen tot leven wekt. Dat is geen duivelswerk, integendeel dat is doen waartoe hij en wij geschapen zijn. Maar voor de Schriftgeleerden blijkt het een inbreuk op hun gezag en macht te zijn. En zo grijpen ze naar het duistere wapen waarbij zij Jezus’ activiteit en zijn innerlijk gezag als duivelswerk betichten. Ze draaien daarmee alles om en noemen het goede van Jezus kwaad. En ze doen dat willens en wetens. Het lijkt in menig opzicht op de wereld van vandaag. Jezus lijdt nog steeds onder demonisering samen met en in allen die om hun inzet voor het leven worden betiteld als vijanden van het volk of erger.
Maar Jezus blijft trouw aan zijn innerlijke weg en dient de Schriftgeleerden van repliek. Als hij een pact met de duivel zou hebben gesloten, dan zou hij dus de duivel met de duivel bestrijden en dat is natuurlijk onzinnig.
En dan volgt die moeilijke passage over de zonde tegen de heilige Geest. Maar misschien begrijpen wij dat woord van Jezus nu toch een beetje. Deze mannen weigeren weloverwogen in Jezus’ optreden het werk van de Geest te zien, Gods barmhartige omzien naar zijn volk. Waar de werkelijkheid zo welbewust wordt verdraaid en ontkend, is sprake van een zonde tegen de heilige Geest. Dat is onvergeeflijk gedrag, daar sluiten de Schriftgeleerden zichzelf buiten de gemeenschap van Gods leven.
Nog een enkel woord over het rechter zijpaneel. Daar ontmoeten we opnieuw de familie van Jezus. Was Jezus aan het begin van het verhaal door een veelheid van mensen omgeven, hier is de kring niet kleiner. En als er dan door de bloedverwanten een poging wordt gedaan Jezus te spreken te krijgen, wijst Jezus naar de kring om hem heen. Geestverwantschap gaat voor hem boven bloedverwantschap. Die laatste hebben niet altijd oog en oor voor je roeping, zij verstaan je soms niet of wijzen je af. Voor Jezus telt de gemeenschap die samen met hem de wil van de Vader in het leven van alledag poogt te onderscheiden en te volbrengen. Horen zijn verwanten daar nog niet bij? Hebben ze nog een weg te gaan? En zo komen wij op het eind terug bij het begin: Wie is Jezus voor ons, kennen wij hem echt? Herkennen wij ons misschien in de Schriftgeleerden, of in het gedrag van zijn bloedverwanten of dat van zijn geestverwanten? Vragen voor ieder van ons.
Moge de Geest ons helpen onderscheiden en ons innerlijk sterken om met Jezus tegen alle tegenweer in de weg van heling en heil te gaan. Elke dag weer, tot opbouw van een gemeenschap van vrede en barnhartigheid. God ter eer en de aarde tot zegen. AMEN.
Abt Thijs Ketelaars