Deze vierde zondag na Pasen is de zondag van de Goede Herder. In het oude Rome werd de Eucharistie dan gevierd in de Basiliek van de Heilige Martelaren Cosmas en Damianus. De absis van die basiliek is versierd met een majestueus mozaïek dat ook nu nog de aandacht trekt van wie de kerk binnengaat. Het toont twaalf lammeren die opstijgen naar het goddelijke Lam in het midden. Dit mozaïek kan de keuze hebben geïnspireerd voor de lezingen van deze zondag. De tweede lezing spreekt van schapen die ooit verstrooid waren, maar zijn teruggekeerd naar het geslachte Lam, dat hun herder is geworden. En het evangelie toont ons de Goede Herder: Jezus die zijn schapen verzamelt, ze weidt en hoedt, zodat ze leven in overvloed hebben.
In onze dagen kunnen we, ook hier in dit duingebied wel eens verrast worden door een grote kudde schapen die door een herder worden geleid. In de tijd van Jezus was dat in zijn land een alledaags beeld. De herders maakten deel uit van het dorpsleven, hun uittrekken in de ochtend en terugkeer tegen de avond bepaalden het ritme van de dag.
Wat toen iedereen als beeld helder voor ogen stond, vraagt voor ons enige uitleg
‘s Nachts werden de schapen in een kooi gehouden, omgeven door een lage muur en onder bescherming van een wachter. Verschillende kuddes waren gewoonlijk samengebracht in dezelfde kooi. Wanneer een herder ’s morgens de schaapskooi binnenging, riep hij zijn schapen. Die eigen schapen kenden zijn stem, elke herder had zijn eigen roep die hem herkenbaar maakte voor zijn schapen. Zijn eigen schapen herkennen zijn manier van roepen. De andere schapen volgden hen niet en bleven staan.
Bij de smalle poort gingen de schapen één voor één erdoor, zodat de herder zijn schapen kon tellen, en hij er geen vergat. Als alle schapen door de smalle poort naar buiten waren gegaan, nam de herder de leiding van zijn kudde en leidde hen naar de weiden. Zij volgden elkaar omdat zij zijn stem kenden. Zij zouden nooit iemand volgen die niet door de poort binnenkwam, maar langs een andere weg. Dieven en rovers. De schapen zouden zulke vreemden niet volgen, maar voor hen vluchten, ze luisterden niet naar de stem van vreemden. Ze luisterden alleen naar de stem van hun eigen herder; doof voor elke andere roep.
Degene die door de deur binnenkomt is de ware herder. De poortwachter, de bewaarder van de schaapskooi, herkent hem en laat hem binnen
Jezus gebruikt dat beeld van de herder om de Farizeeën zijn zienswijze bekend te maken.
De goede herder is natuurlijk Jezus zelf; hij komt binnen door de deur, op de juiste wijze.
In deze parabel zijn de Farizeeën de vreemdelingen, dieven en rovers. Zij komen om te stelen, te slachten en te vernietigen. De Farizeeën begrepen de betekenis van de gelijkenis niet meteen. Daarom herneemt Jezus en zegt duidelijk tegen hen: “Waarlijk, waarlijk, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. Allen die voor mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers”. Nu dan, in het tweede deel van de gelijkenis vereenzelvigt Jezus zich niet met de herder, maar met de deur van de schaapskooi, de deur waardoor de schapen de kooi binnenkomen. Door Jezus komt men de Kerk binnen, de gemeenschap van mensen die Hij samenbrengt om ze naar zijn Vader te leiden. Er is geen andere deur dan deze. Anderen zijn vóór hem gekomen, of beter: in zijn plaats, als de poort waardoor men naar het heil, naar de weiden des levens zou gaan. Maar voor hen moeten de schapen van Jezus zich hoeden, dat zijn dieven en bandieten. De Farizeeën willen Jezus’ schapen stelen. Alleen wie door de poort gaat van Jezus’ woorden wordt gered. De kudde die de Schriftgeleerden en Farizeeën volgt, loopt verloren. “Als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de Schriftgeleerden en Farizeeën, zult u het Koninkrijk niet binnengaan”. We moeten de stem van de ware herder, de goede herder, volgen. De schapen die echt bij hem horen, luisteren niet eens naar een ander, ze kennen de stem niet van vreemdelingen, die komen om te vernietigen. Van wie verstrooiing zoeken, verdeeldheid en verstoring van de gemeenschap.
De gelijkenis van de goede herder nodigt ons uit te luisteren naar de stem van Jezus en door hem de kudde binnen te gaan. Wij moeten luisteren naar hen die de taal van Jezus spreken, om binnen te gaan door de enige deur van de kerkelijke kudde die Jezus is, de enige deur die naar het leven leidt. Deze deur is niet ruim, maar de nederigen en de kleinen gaan erdoor. Door deze deur, door Jezus, gaan wij het Koninkrijk binnen waar het heil is, de enige Kerk die Hij heeft gesticht. Laat ons door deze deur gaan; zij leidt naar het leven.
Zusters en broeders, onze kerkgemeenschap heeft nood aan goede herders, aan mensen die zich in dienst stellen van de kudde van de Heer, die zijn stem willen zijn, zijn geluid laten horen, die in de voetsporen van Jezus de weg wijzen naar de Vader. Zij moeten ruiken naar hun schapen, om met paus Franciscus te spreken, maar zij moetn spreken met de stem van hun Meester. Zulke herders zijn een gave Gods. Om hen te krijgen dienen wij erom te vragen. Gebed voor goede roepingen is echt nodig, is een prioriteit. Vroeger was het beroep van herder typisch iets voor mannen. Het was ruw en zwaar, je moest het opnemen tegen wilde dieren en tegen rovers, het was hard en herders waren rauw volk. Tegenwoordig zie je ook wel vrouwelijke herders bij een kudde. Op de Veluwe of in het duingebied kan dat, elders in de wereld zal het ongetwijfeld anders zijn. Zo is het ook in de kerk. In sommige streken zijn vrouwelijke pastores heel gewoon, in andere is het nog inacceptabel, en een wereldkerk moet daar rekening mee houden.
Een goede roeping is een genade, niet alleen voor de persoon die de roeping ontvangt maar voor de hele gemeenschap. In de abdij zijn wij ook dankbaar voor nieuwe roepingen, en wij bidden ervoor. Enkele jaren geleden klopte een volwassen man aan bij de poort van de abdij, Eric de Jong uit Amsterdam, die zich bij ons wilde voegen. Wat waren wij blij met hem, en wat paste hij goed bij onze gemeenschap. Hij was altijd kerngezond geweest en had nog nooit een arts hoeven te bezoeken. Maar nog tijdens zijn noviciaat openbaarde zich een levensbedreigende ziekte en ondanks medisch ingrijpen en chemokuren werd zijn gezondheid aangetast. Naar ons gevoel is hij ons veel te vroeg ontvallen. Maar hij heeft zijn roeping waargemaakt door gelovig en vertrouwvol de weg te gaan in het spoor van Jezus, vol vertrouwen door de nauwe poort. Hij heeft ons een prachtig getuigenis nagelaten van overgave, en tot het laatste had hij oog voor zijn omgeving, voor allen met wie hij zich verbonden wist. Zo was hij, ondanks zijn korte verblijf in ons midden, voor ons een herder die de weg wees. Mogen ook wij zo herder zijn voor elkaar, door onze weg te gaan in het spoor van de Heer, en zo elkaar nabij te zijn, de weg te tonen en voor te gaan door die nauwe poort, die nauw is niet om het ons moeilijk te maken, maar omdat de Heer, onze herder, ons een voor een nabij wil zijn, om ons toe te voegen aan zijn gemeenschap. Zo trekken wij verder, ieder naar eigen roeping, en bidden wij om mensen voor vandaag en morgen, die de gave hebben de gemeenschap op koers te houden en zorg te bieden, in naam van de Heer, in de kracht van zijn Geest.
br. Gerard Mathijsen osb