Cdhj26 20220925 Amos 6,1a,4-7; 1Tim. 6,11-16; Lc. 16,19-31
SAMEN AAN TAFEL
De predikant moet vandaag op herhaling, zo lijkt het toch. Vorige week begon het evangelie met de zin ’er was een rijk man’, en vandaag is het van hetzelfde laken een pak. Ook deze morgen begint het evangelie met de vermelding ‘er was een rijk man’. Gaat het dan weer over hetzelfde? Het zou kunnen, maar er lijkt toch ook sprake te zijn van verschil. En wie de moeite neemt het evangelie van Lucas er nog eens op na te slaan, zal misschien tot de ontdekking komen dat we – om in schilders termen te spreken- met een drieluik te maken hebben. Op de twee zijpanelen staan twee rijke figuren, die verder een heel eigen uitwerking krijgen, terwijl het middenpaneel ons voor de vraag stelt God of de mammon te dienen.
Het zijpaneel waar vorige week over gepreekt is, begon met de vermelding van een rijk man, maar daarna verschoof het beeld en ging alle aandacht uit naar een werknemer van de rijke. Hij had de opdracht diens geld en goed te beheren. Daar bleek het evenwel aan te schorten. Over de rijke man zelf werd nauwelijks gesproken, maar als wij vandaag het andere zijpaneel bekijken, dan zien wij dat de rijke man nu wel vol in beeld komt en dat zijn doen en laten onder de loep wordt genomen.
Op het ene tafereel staat, kort gezegd, het gedrag van een werknemer en op het ander dat van een werkgever. En in beide gevallen gaat het erom hoe zij met het hun toevertrouwde pand omgaan. De werknemer, gewoonlijk als rentmeester aangeduid, wist het toevertrouwde pand niet te beheren ten dienste van de grotere samenleving, ten dienste van de mensen onder wie hij verkeerde. Hij was alleen in de weer voor zichzelf. De baas bedriegen en de collega’s of ondergeschikten tekort doen, ja mogelijk zelfs afpersen, oplichten of op schulden zetten. Daarmee schoot hij schromelijk tekort in zijn roeping als mens. En dan gaat het eigenlijk niet om geld, maar om de inzet en de gave van je leven. Waar investeer jij in? Waarvoor kies jij? Die vraag geldt voor iemand met een grote , maar ook voor iemand met een mindere portemonnee, of zelfs een lege portemonnee. Anders gezegd, die verhalen gaan niet over economie of over geld, maar over de ziel van ons leven en dat is heel wat anders. Die is bovendien veel kostbaarder, want wie zijn ziel verliest of verspeelt, heeft zijn bestaan verdaan, hoezeer het aan de buitenkant anders mag lijken. Je hoeft niet rijk te zijn om compassie te hebben en zorg te dragen voor anderen. Wij, mensen, geschapen om elkaars hoeders te zijn op de weg van het leven.
Maar nu de rijke van vandaag. Hij staat op het andere paneel. Hij wordt in al zijn glorie neergezet. Hij is echt rijk, hij kan elke dag feesten en gaat gekleed in de beste merken. Maar er is daar iets merkwaardigs. In het bovenstuk van het tafereel komt geen levende ziel voor. Ja, alleen een bedelaar, maar die wordt door de rijke niet gezien. Wij horen niet van gasten aan zijn welvoorziene dis. Waren die er niet of waren ze er wel en dienden ze alleen als opluistering van zijn rijkdom, muurbloemen om mee te pronken? Er wordt in dat deel van het verhaal ook geen woord gesproken of gewisseld. Die rijke man zit rijk te zijn in een koninkrijk dat alleen van hem is. Hij is alleen op de wereld, opgesloten in zijn gouden bubbel. Wat voor zijn deur gebeurt, daarvoor heeft hij geen oog. Is dat het leven waartoe wij zijn geroepen? Zijn wij niet geschapen om samen op te trekken en samen aan tafel te gaan, samen te danken voor het leven dat ons gegeven is als de plek waar God onder ons wil wonen in ware vriendschap en zorg voor elkaar? Dat koninkrijk van God is dat niet een feestdis waar mensen van allerlei slag en uit alle windrichtingen aanzitten? De rijke had er geen boodschap aan. Is rijkdom dan misschien een zonde of iets dat niet mag volgens het evangelie? Nee. Zowel in het eerste als het tweede testament wordt rijkdom niet veroordeeld. Daar is niets mis mee zolang je maar beseft dat alles ons gegeven is om te delen, om voor elkaar zo goed als God te zijn. Om samen de feestdis aan te richten waar geen mensenkind tevergeefs aanklopt.
Kijken wij nu nog eens vanaf een afstand naar het hele schilderij, dan zien wij op het ene paneel een mens die zijn roeping als mens verzaakt door zijn naaste die bij hem in de straat woont of met wie hij op afstand zaken doet, niet naar eer en geweten te behandelen. Hij ziet ze wel, gaat er zelfs mee om, maar er is geen sprake van elkaar dragen en dienen. Op het andere paneel zien wij op afstand dat de rijke evenmin als de rentmeester zijn roeping vervult. Maar de zonde heeft hier een ander gezicht. In zijn leven is er sprake van de ander negeren, aan hem voorbijzien, met gesloten ogen door het leven gaan. Hij heeft genoeg aan zichzelf, en delen komt in zijn verhaal niet voor. En pas na zijn dood horen wij hoe hij met mensen is omgegaan. De arme stierf en werd door de engelen in Abrahams schoot gedragen. Ook de rijke stierf en werd begraven. En wat dan volgt is intriest. De rijke krijgt Lazarus die hij bij zijn leven geen blik waardig heeft gekeurd, nu in het oog en hij doet wat hij bij zijn leven vermoedelijk elke dag heeft gedaan. Niet mensen begroeten en aanzien, nee, hij commandeert. Hij beveelt wat Lazarus voor hem moet doen. Kan het anders? Hoe zou hij na zijn dood anders kunnen, als hij het bij zijn leven nooit anders heeft gedaan?
Twee panelen, twee taferelen waar wij als in een spiegel kijken, door Jezus aan ons aangereikt. Vanaf den beginne zijn wij geroepen om hulp voor elkaar te zijn, een tegenover. Iemand die jou aanziet en die jij aanziet om samen door het leven te gaan, om als broeders en zusters de tafel aan te richten waar plaats is voor al Gods kinderen. AMEN.
Abt Thijs Ketelaars