Preek 25 juni 2021 Sint Adelbert

Wij hebben zojuist het slot van het dertiende hoofdstuk uit het evangelie van Marcus gehoord. Dat waren maar een paar regels. Maar de bescheiden Adelbert is met weinig tevreden. Dat is des te opvallender omdat die zinnen uit het langste hoofdstuk van Marcus komen. Maar traditiegetrouw worden die laatste verzen op het feest van Adelbert gelezen. Dat lange hoofdstuk begint met te vertellen dat de leerlingen zich vergapen aan de uiterlijke pracht van de tempel. Maar Jezus corrigeert die uitroep. Hij gebruikt daarbij een woord dat viermaal in het hoofdstuk voorkomt: ‘Zie’, of ‘ziet toe’. Kijk nog maar eens goed, zegt hij, en weet dat er geen steen op de andere zal blijven van alles waar jullie nu zo van onder de indruk zijn.

Die reactie van Jezus roept dan bij de leerlingen de vraag op: wanneer zal dat geschieden en hoe zullen we het herkennen dat het te gebeuren staat. Dat is een vraag die al evenzeer betrekking heeft op de buitenkant en tegelijk ook een vraag die hen zelf buiten schot laat. En ook daarop reageert Jezus opnieuw met ‘zie toe’, loop niet elke profeet of elk gerucht achterna, en dan laat hij in het ongewisse waar en wanneer het zal gebeuren. Dat is allemaal buitenkant.

Maar dan volgt opnieuw een ‘zie toe’, en volgt er een lang verhaal dat hoewel er heel wat buitenkant aan te pas komt, in feite over de binnenkant gaat, over de binnenkant van de leerlingen, hoe ze zich moeten gedragen, waarop ze moeten vertrouwen vooral, en over het geven van getuigenis voor de Christus.

En dan op het eind begint de passage die wij hebben horen voorlezen nogmaals met ‘ziet toe’, dat als een climax gevolgd wordt door een ‘blijft waakzaam’. En dat komt nog eens terug aan het slot: ‘wat ik u zeg, zeg ik allen: ‘waakt’.

Waakzaam zijn, zien met de ogen van het hart, je niet vergapen aan de buitenkant, die al te vaak alleen maar decorum is en een binnenkant verbergt, die geen leven geeft, onvruchtbaar, dood of dodelijk is.

Het lijkt erop dat de leerlingen die Jezus al zo lang hebben gevolgd die omslag nog niet hebben gemaakt. Zij kijken en reageren nog als mensen die de oude mens nog niet hebben afgelegd, die nog kijken met ogen die de schone schijn niet kunnen onderscheiden van waarheid en innerlijke schoonheid.

Heel dat hoofdstuk waarin Jezus zijn leerlingen aanspoort tot een ander houding, tot een andere kijk, wordt dan ook nog omgeven door twee kleine perikopen waarin telkens een vrouw in het licht wordt gesteld.     Er aan voorafgaand gaat de arme weduwe die heel haar bezit, nauwelijks meer dan een cent, in de offerkist werpt. En na de lange toespraak volgt het verhaal van de vrouw die Jezus zalft met kostbare balsem. Bij de weduwe maakt Jezus zijn leerlingen erop attent dat ze zich niet moeten verkijken op dat bedrag. Die vrouw geeft met dat bedrag van niks een schat en aan de andere kant van het verhaal gaat het niet over een klein bedrag, maar over een kostbare parfum die de vrouw over Jezus hoofd uitgiet. Dat levert gemor op bij de leerlingen. Zij vinden het verkwisting. Wanneer de ogen van het hart niet gezuiverd zijn, dan stelt het de ene keer niets voor en is het de andere keer overdaad. Hun zijn de schellen nog niet van de ogen gevallen zoals Paulus bij zijn bekering de schellen van de ogen vielen en hij ontdekte dat deze gekruisigde Jezus de Messias was, evenbeeld van de Vader, Licht uit Licht, Liefde sterker dan de dood.

Wij worden op het feest van Adelbert opgeroepen tot waakzaamheid en daarmee worden wij aangesproken op het hart van onze roeping als christen en als monnik. Met welke blik kijken wij naar de werkelijkheid, naar de wereld om ons heen?  Kijken we uit naar een machtige kerk, naar een liturgie met veel pompa en uiterlijk vertoon, naar de glitter van de wereld van entertainment en de macht van rijkdom en getal, of hebben we oog voor de toewijding en overgave van de weduwe, van de arme en kleine mens die zich geeft zonder poespas en opsmuk; voor de gave ook van een liefde die zich roekeloos geeft, verkwistend en zonder berekening, voor een genegenheid en vriendschap die zich geeft aan simpele mensen zoals Adelbert in deze uithoek heeft gedaan ?

Onze vaders in het monastieke leven hebben zich vanaf het prille begin in Egypte toegelegd op de zuiverheid van hart. Zij hebben de uitnodiging tot waakzaamheid ter harte genomen en zich op de weg van de bekering met lijf en leden, met hart en ziel gewijd aan het verwerven van de blik die vrij is van afgunst en begeerte, van het graaien en grijpen, van de ijdele eer. Zij waren in de navolging van Jezus op zoek naar de nieuwe mens, die zichzelf niet telt, maar heel de schepping beziet en bemint met de blik van Gods ontferming.

Die weg draagt de naam van afsterven, versterven, en onthechting, niet als een vlucht van de wereld of een afkeer van het geschapene, maar als een vlucht vooruit, een bevrijd worden van wat alles wat geen leven geeft en is. Onze monastieke vaders zochten in het zienlijke het onzienlijke zoals Jezus in de onzienlijkheid van de weduwe die haar laatste penning gaf, Gods liefde aan het licht zag komen. En die de parfum wist te waarderen die zijn naderende dood in een geurige gave veranderde.

Laten we dit feest van Adelbert vieren met een dankbaar hart, nu wij uitgenodigd worden het geheim van onze roeping met nieuw elan te beleven opdat wij worden herschapen en heel Gods schepping leren zien en beminnen met de ogen en de overgave van Jezus, onze Heer. AMEN.

Mc 13,33-36

Abt Thijs Ketelaars

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden