Preek 19 november 2023

Zondag 33 dhj A Mt. 25, 14-30

Dierbare zusters en broeders,

Vandaag luisterden we naar de bekende parabel over de talenten zoals Mattheus ons die heeft overgeleverd. Talent is in onze taal iets immaterieels, een bijzondere begaafdheid die je hebt: voor muziek, voor rekenen, voor sport. In de oudheid was het de hoogste geldeenheid: een talent stond voor ongeveer 30 kg edel metaal, zilver of goud,  een dagloner moest daar 20 jaar voor werken. Een leven lang!  Als je zo’n kapitaal in de grond begraaft verknoei je de kans van je leven. Maar Jezus gaat het natuurlijk niet om geld.

De hoofdrol in de parabel is toch wel voor de landeigenaar. Een rijk, zeer vermogend man. Als deze naar het buitenland gaat vertrouwt hij het beheer van een deel van zijn bezit toe aan zijn dienaren. We mogen aannemen dat hij zijn pappenheimers kent, hij weet wat zij waard zijn, wat zij aankunnen. Daarom geeft hij ze niet allemaal evenveel verantwoordelijkheid, de een vertrouwt hij meer toe dan de ander, naar gelang hij schat wat ieder aankan. En als hij terugkomt vraagt hij rekenschap. In de eerste heeft hij zich niet vergist. Die heeft de gegeven mogelijkheden goed gebruikt, en het kapitaal weten te verdubbelen. Ook de tweede heeft hard gewerkt en kan mooie cijfers tonen.  De eigenaar toont zich tevreden en nodigt hen uit binnen te gaan “in de vreugde van de Heer”. Die uitnodiging verwijst wel naar de hemelse heerlijkheid en maakt meteen duidelijk dat de eigenaar niemand anders kan zijn dan de Heer van hemel en aarde. Maar hoe dit ook zij, welke identiteit de eigenaar ook heeft, wat van belang is in de parabel: het gaat om het vertrouwen, over en weer, om de relatie.

En daaraan schort het bij de dienaar die één talent werd toebedacht. Die heeft een negatieve kijk op de eigenaar. Hij is van oordeel dat deze hard is en inhalig. Daarom durft hij niet in te gaan op de uitdaging, zich niet te engageren, maar heeft hij in de grond gestopt wat hem werd toevertrouwd. Hij heeft het `momentum’ niet onderkend, de kans verspeeld om iets te doen met wat hij kreeg, om zijn trouw te bewijzen. Hij heeft zich laten leiden door angst, en staat daardoor nu met lege handen.

Angst, wantrouwen scheppen afstand, maken de ander tot bedreiging, tot vijand. Helaas, zusters en broeders, zijn dat in onze samenleving gevoelens die het leven domineren en ontwrichten. De wereldpolitiek biedt een tragisch schouwspel van machtsblokken die uit angst voor de ander al hun middelen gebruiken, niet om met hun talenten te woekeren en de opbrengst te vergroten, maar om zich te wapenen en de vijand te vernietigen. Met de energie en het kapitaal dat wordt aangewend aan oorlog en verdediging zou gemakkelijk alle armoede uit de wereld geholpen kunnen worden, zouden woningen kunnen worden gebouwd en de mensen in vrede leven. Uit angst en wantrouwen wordt oorlog gevoerd, worden mensenlevens geofferd en ontstaan uitzichtloze situaties, problemen die onoplosbaar zijn en worden doorgegeven aan volgende generaties, als die er nog komen. De talenten die de mensheid overvloedig zijn toevertrouwd, worden schandalig beheerd. Werden ze maar in de grond gestopt! Ze worden misbruikt om vernietigingen aan te richten  en te doden

De man met het ene talent is een mens die de zin van het leven mist. Die de eigenaar niet vertrouwt, die blind is voor diens intentie, diens uitdaging. Hij had geen grote winst hoeven te maken. Als hij pech had gehad en verlies geleden, zou de eigenaar het hem wel vergeven hebben, als hij maar zijn best had gedaan. Als hij maar geprobeerd had er iets van te maken. Wat jammer dat hij zich bang toonde, en geen vertrouwen had.

Zusters en broeders is dat niet de les die wij uit deze parabel zouden moeten trekken: laten wij niet bang zijn voor God. Maar laten wij ook niet blind zijn voor zijn bestaan.

U weet vooral in de 19e eeuw werd gezegd: de kerk houdt de mensen gelovig en dom, en dan kan de elite hen arm houden. Tegenwoordig is het alsof de leidende klasse de mensen dom houdt door hen het geloof af te nemen, en daarmee alle zicht op de grotere werkelijkheid van ons leven, begraaft zij de hoop, en doodt het uitzicht op de zin van het bestaan.  Hoe dikwijls hoor je niet dat mensen het leven zinloos vinden? Als wij Jezus geloven heeft ons aardse leven eeuwigheidswaarde.

Het leven dat ons gegeven is, is de tijd  waarin we ons ofwel goede en trouwe dienaren kunnen tonen ofwel slechte en luie. De Heer geeft ons geen blauwdruk voor elk uur van elke dag, evenmin als aan de dienaren in de gelijkenis werd verteld wat ze met hun talenten moesten doen. Maar de Heer verwacht ijver in het gebruik van de gaven die we hebben ontvangen. Het is aan ons om uit te zoeken wat het beste is met wat we hebben ontvangen. Er wordt niet van ons verwacht dat we dezelfde vruchten voortbrengen als onze naaste; wat wel van ons wordt verwacht is dat we vruchten voortbrengen voor het koninkrijk. God verwacht van ons dat we ondernemend zijn voor het koninkrijk. Het heeft geen zin tijd te verspillen aan het uitzoeken wanneer de wederkomst van Jezus zal zijn, zoals  Paulus zegt aan de Tessalonicenzen in de tweede lezing (1 Thess 5:1-6). Maar niet weten wanneer Jezus terugkomt is geen excuus om niets te doen, schrijft de apostel: “Laten we niet slapen zoals de rest, maar laten we alert en nuchter blijven.” Het is nu een opwindende tijd. God heeft ons talenten gegeven. Hij vertrouwt erop dat we ze gebruiken. Wij mogen uitzoeken en beslissen hoe we onze talenten het beste kunnen gebruiken voor het koninkrijk. De gelijkenis wil ons ook laten weten dat wat we van God hebben gekregen niet iets kleins is, maar gigantisch. De meester had de dienaren een enorme som geld toevertrouwt. Wat God ons toevertrouwt is even kolossaal en onbetaalbaar. We hebben zoveel van God ontvangen dat we als vanzelfsprekend beschouwen.

Die ene dienaar die dat niet besefte was geen crimineel of een booswicht . Hij was nalatig, bang  en ongelovig. Hij had precies gekregen wat hij aankon, maar deed er niets mee. Hij deed zich kennen als het tegenbeeld van de waardige vrouw over wie wij hoorden in de eerste lezing uit Spreuken 31, de vrouw die meer waard is dan parels. Ze is als de eerste twee dienaren in de gelijkenis – goed en trouw. De lezing geeft een opsomming van haar goede werken, en wat we hoorden is slechts een uittreksel van een veel langere passage waarin nog meer van haar goede werken worden opgesomd. Ze lijkt op een dienares die tien talenten ontving en er nog eens tien talenten bij deed. Het is haar ijver naar vermogen die ervoor heeft gezorgd dat ze vandaag samen met de gelijkenis van de talenten wordt gelezen.

Ik las de uitleg van deze parabel door paus Benedictus XVI. Volgens hem verwijzen de talenten niet alleen naar onze natuurlijke vaardigheden en kwaliteiten, maar naar de geestelijke rijkdom die Jezus ons geeft. Paus Benedictus ziet in deze talenten het Woord van God dat ons geschonken is, het sacrament van het doopsel waardoor wij kinderen zijn van God, de gave van het gebed waardoor wij met God kunnen communiceren, de sacramenten van verzoening en vooral van de Eucharistie, waarin het Koninkrijk dat God zelf is, aanwezig is in ons midden. De derde dienaar begroef zijn schat omdat hij een verkeerde houding tegenover God had; hij beschreef God als een harde leermeester. Als je naar zijn beschrijving van God luistert, zou je denken dat God was als een Farao die de joden stenen liet maken zonder hen stro te leveren. Paus Benedictus ziet in het begraven van het talent dat mensen na het ontvangen van doopsel, eucharistie en vormsel deze gaven vervolgens begraven onder een deken van vooroordelen, en een vals beeld van God dat hen verlamt.

Het werk dat God van ons verlangt, zusters en broeders is dat wij geloven, en leven vanuit dat geloof Mogen wij in een samenleving die bol staat van spanningen en tegenstellingen, van angst en argwaan, van wanhoop en strijd, vasthouden aan het geloof in een God, Schepper van hemel en aarde, een God die onze Vader wil zijn, en ons allen uitnodigt tot de vreugde van zijn rijk.

br. Gerard Mathijsen osb

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden