Zondag 16 dhj C Gen. 18, 1-10a; Kol. 1, 24-28; Lc. 10, 38-42
Het is nog vakantietijd, die biedt gelegenheid om andere dingen te doen, om dingen anders te doen, om even niets te doen. Om iets samen te doen, om eens heerlijk alleen te zijn. Ieder geeft een eigen invulling aan wat voor hem of haar vakantie is. Vakantie vieren de meeste mensen een of twee keer per jaar, mooi trouwens dat we het woord “vieren” gebruiken), maar elke week heeft een rustdag, een dag om op adem te komen. Zelfs Jezus doet dat. Terwijl zijn openbare optreden toch niet zo heel veel jaren in beslag heeft genomen, leren we uit de Evangelieverhalen dat Hij, zowel in Jeruzalem als op andere plaatsen, in Kapharnaum, en vandaag in Bethanië, adressen heeft waar Hij thuis is, waar vrienden wonen. In het huis van Martha, Maria en Lazarus is Hij een graag geziene gast.
Is Hij de enige gast? Hij trok naar Jeruzalem vergezeld van zijn leerlingen, maar de tekst zegt alleen dat Martha Hem in haar huis ontving. Jezus is aan het woord en Maria, de zus van Martha luistert naar Hem, terwijl de laatste druk is als gastvrouw. Zij zijn zo vertrouwd met Hem, dat Martha het zelfs niet nodig vindt mooi weer te spelen, maar er rond voor uitkomt dat ze het wel prettig zou vinden als haar zus ook een handje zou uitsteken. Vanzelfsprekend zal Jezus de bedrijvigheid van de gastvrouw zeer gewaardeerd hebben. Dat was weldadig niet alleen voor Hemzelf maar waarschijnlijk voor heel zijn gezelschap. Toch is Hij ook heel blij met de aandacht die Maria Hem schenkt. Haar luisterbereidheid noemt Hij zelfs het beste deel: Maria heeft het beste deel gekozen en het zal haar niet worden ontnomen. Een luisterend oor bieden is een groot geschenk. Kunnen luisteren, een ander aan het woord laten, en dat woord ook tot je toelaten, het is een kunst. In de kerk luisteren we naar de predikant. We volgen hem voor een stuk, maar hoe gemakkelijk blijven we ook steken bij een woord of een gedachte, en borduren voor ons zelf daarop door. Of we worden afgeleid en zitten binnen de kortste keren met onze gedachten heel ergens anders. Of we zitten nergens, maar soezen weg tot aan het Credo. Zo niet Maria: zij is een en al oor. Een en al aandacht. Wat een verkwikking voor Jezus als Hij het gevoel heeft dat er echt naar Hem wordt geluisterd. Dat het geen sensatielust is bij Maria, dat zij niet uit is op een wonder, op een genezing, maar dat zij aandacht heeft voor zijn geestelijke boodschap, voor de verkondiging van de liefde die de Vader de wereld toedraagt, voor de uitnodiging om te geloven dat God met zijn kinderen bezig is. Dat de Eeuwige ons in het alledaagse leven verschijnt. Dat wordt heel bijzonder geopenbaard in het verhaal dat we in de eerste lezing hoorden: het bezoek aan aartsvader Abraham. De Heer verschijnt daar op het heetst van de dag aan Abraham die voor zijn tent zit, terwijl Sara in die tent bezig is met het huishouden. Abraham zet heel zijn omgeving aan het werk om het zijn bezoekers naar de zin te maken. Ook dit is een verhaal van een ontmoeting, Abraham toont zijn menselijkheid in zijn gastvrijheid, in het respect voor de gast, in zijn verlangen het deze aan geen goede zorg te laten ontbreken. En de drie mannen, die met één stem tot hem spreken vervullen zijn hart met vrede, en schenken vruchtbaarheid aan de schoot van Sara, Abrahams vrouw.
Twee wondere gebeurtenissen, bijzondere verhalen. En daartussen geeft de liturgie ons een onderrichting van de apostel, waarmee wij die verhalen leren toepassen op onze eigen situatie, waarin zij licht geven in ons kleine leven. De apostel Paulus ontsluiert voor de christenen van Kolosse een geheim: “en dit geheim bestaat hierin: `Christus in u’, en ook `hoop op de eeuwige heerlijkheid.’” De inhoud van die buitengewone openbaringen wordt werkelijkheid in ieder leven, in het heel gewone, ook bij tegenslag en verdriet. “Ik verheug mij dat ik voor u mag lijden en in mijn lijdend lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de beproevingen van de Christus, ten bate van zijn Lichaam dat de Kerk is.” Al dat lijden is onze wereld, het zal niet vergeefs zijn. Zusters en broeders, misschien herkent u zich nog het meeste in de verwondering van Martha, die met al haar goedbedoelde zorgzaamheid ook nog een standje lijkt te krijgen. Maar wij weten uit het Vierde Evangelie dat Jezus veel houdt van Martha, zij wordt in haar toewijding gewaardeerd. Zou Jezus niet willen benadrukken dat Hij bovenal verlangt naar ons luisterend oor, naar ons hunkerend hart? Dat waardeerde Hij in Maria’s houding. Moge Hij die gelovige gretigheid ook vinden in ons bij de viering van deze eucharistie en in heel ons leven.
Br. Gerard Mathijsen osb