Preek 15 oktober 2023

Adhj28 2023 Jes 25,6-10a; Mt 22,1-14

 

Sinds mensenheugenis is er geweld in onze wereld. De eerste bladzijde is nog maar nauwelijks omgeslagen in het boek van ons geloof of er is al sprake van broedermoord. En dat terwijl we de pagina daarvoor hoorden zeggen dat het allemaal zeer goed was. Hoe dat met elkaar te rijmen? Wie zal het zeggen? Maar een ding reikt de Schrift ons daarmee wel aan: er gaat aan ons menselijk doen en laten iets vooraf. En misschien doen we er goed aan daar een ogenblik bij stil te staan. Dat almaar terugkerende geweld, het heeft volgens het boek van ons geloof niet het eerste en ook niet het laatste woord. De lange geschiedenis van Gods volk onderweg legt van dat geloof en die hoop getuigenis af. Wij zijn geschapen om te leven in het licht en samen aan te zitten aan het feestmaal van Gods Koninkrijk.

Ook in de lezingen van deze zondag horen wij die geluiden.  Het is trouwens een zegen dat we die in deze turbulente dagen niet zelf hoeven uit te zoeken. We krijgen nog voor we zelfs iets hebben gedaan of gezegd een woord van hoop en zegen aangereikt.

Zoals gezegd, er is al geweld vanaf het prille begin, maar het is niet het eerste en het laatste woord. Het eerste en het laatste woord is aan God die met de wereld iets anders voorheeft dan wat wij er veelal van maken. Had Hij het dan niet anders kunnen aanpakken? Misschien, wie zal het zeggen, maar we hebben het te doen met wat ons gegeven is en dat is zeer goed als we Hem mogen geloven en ernaar leven. En als je het daarmee waagt, dan is er ook in het duistere uur nog een licht.

In de eerste lezing hoorden wij het grootse visioen van de profeet Jesaja, een feestmaaltijd op de berg Sion waar alle volkeren welkom zijn. Een hemels visioen, dat al te vaak in nacht en nevel lijkt gehuld, maar waarvan het profetenwoord getuigt. De sceptici en tegenstanders van de profeet   hebben er mogelijk de draak mee gestoken of hem weersproken. Zij hebben met de vingers naar de alledaagse werkelijkheid gewezen die haaks stond op zijn verhaal. Maar Jesaja zag en leefde van iets anders. Geloven is leven van een droom, leven van vertrouwen. Dat betekent niet dat je de ogen sluit voor wat er allemaal gaande is, maar dat je het waagt met wat nog komen moet. Geen complottheorie of fakenews maar vertrouwen omdat er in je ziel een verborgen plek is waar een stem zich laat horen die weet heeft van een andere wereld dan die van dood en verderf. Wij zijn geschapen om te leven in het licht, om samen aan te zitten aan de tafel van het leven, een droom waar God zelf zijn woord voor heeft gegeven, ja, zijn eigen zoon.

En zo hoorden wij over een feestmaal op de berg Sion waarbij alle volkeren welkom zijn. Waar God zelf de dood vernietigt en alle tranen afwist. Het is te mooi om waar te zijn denk je misschien, maar zou je er niet alles voor willen geven? Maar hoe dan en wanneer? Is dat niet het geheim van een verliefde ziel, van iemand die leeft uit een ongeziene schat, een parel die ook in de nacht van het leven kleur blijft geven?

Jesaja spreekt van een groots feestmaal waar niemand wordt buitengesloten, waar plaats is voor iedereen, iedereen, iedereen, zoals Paus Franciscus dezer dagen almaar herhaalt. Van die droom, uit dat visioen leven profeten en zieners, mensen door Gods woord geraakt, door de Geest bewogen. Om wegen te wagen en te wijzen naar een land en een toekomst die nog verborgen zijn. Want geloven is een vorm van durven, een weg door water en woestijn, de pelgrimsweg in het hart.

In het evangelie van vandaag gaat het ook over een feestmaal, een bruiloftsmaal waarvoor de uitnodigingen zijn verstuurd. Niet zomaar een bruiloft, maar die van de koningszoon. Je zou verwachten dat ieder er als de kippen bij wil zijn, maar het pakt anders uit. Ondanks de herhaalde uitnodigingen laten de gasten het afweten. Ze hebben in hun eigen ogen geen tijd, er zijn belangrijker zaken te doen, zaken die niet kunnen wachten want anders loopt het mis. En het loopt hoog op en er vallen slachtoffers.  Het lijkt wel 2023. Waarmee zijn wij bezig en bouwt dat werkelijk menselijke gemeenschap op, waar ieder een plaats krijgt of is het drukte voor het eigen huis, voor de eigen groep of voor God weet wat dat geen bijdrage levert aan dat feestmaal van de zoon? Een zoon die ieder aan de tafel wil zien, want zijn niet allen Gods kinderen?

In de parabel loopt het slecht af met die weigeraars en daar herkennen wij de hand van de evangelist die hier mogelijk zinspeelt op de val van Jerusalem in het jaar 70. We dienen zo’n tekst met de nodige omzichtigheid te lezen. Menselijke geschiedenis is meer dan harde feiten, het is ook zoeken naar zin en betekenis. En ook daar moeten we het juiste oor voor hebben om te voorkomen ongelukken te begaan.

Maar het evangelie gaat verder en in plaats van de weigeraars wordt nu jan en alleman opgetrommeld op hoeken straten. Slechten en goeden.  Deze laatkomers zijn de eerste christenen die wel ja hebben gezegd op Jezus’ prediking. Maar we merken op dat het vanaf het eerste uur een mengeling is van goeden en slechten. De kerk is vanaf het begin een combinatie van heiligen en zondaars, want Jezus had oog en oor voor allen, de marginalen voorop. Iedereen was welkom, maar je moest er wel voor gekleed zijn. Nee, dat gaat niet over arme sloebers die geen draad aan het lijf hebben, het gaat om het kleed van de nieuwe mens. Dat kleed is heel dun en broos, het kleed van het verlangen, verlangen om van je leven iets te maken, hoe verkreukt het misschien ook is.

We zijn geroepen aan het feestmaal van het leven. Laat het niet aan dovenmansoren gezegd zijn en nemen wij allen mee die, hoe gekwetst of geschonden ook, uitzien naar het feest waar God ons thuisbrengt uit alle ballingschap en dood. Dat zal een droom zijn. Amen.

Abt Thijs Ketelaars

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden