Bdhj33 2021 Mc. 13,24-32
Vandaag besluiten wij als communiteit onze jaarlijkse retraite. Dat is dus een einde, maar tegelijk is het ook een begin. Dat begin valt af te leiden aan de professievernieuwing zo dadelijk, waarmee wij ons ja woord vernieuwen en bevestigen. En tegelijk is deze viering het einde van een week waarin we wij als monniken ons leven hebben bekeken en beluisterd in de leerschool van het evangelie. En dat alles om meer getrouw, met vreugde en toewijding onze roeping te vervullen.
Waartoe zijn wij geroepen? Waartoe zijn wij op aarde? Welke weg hebben we tot nu toe gevolgd en welk pad ligt er voor ons, waartoe willen wij ons blijven engageren? Waar geloven en hopen wij op?
Vragen die niet alleen een monnikengemeenschap raken, maar elke gelovige, ja elke mens.
Die vragen hebben in deze dagen van het overleg in Glasgow een bijzondere urgentie. En het evangelie van vandaag draagt daar ook toe bij met zijn beeldende taal over de grote transformatie op het einde. En wat betekent dat voor ons heden?
Klimaatoverleg en einde der tijden, je kunt er verlamd door raken. Wat kunnen wij er als enkeling aan doen, gaat het mijn en onze maat niet te boven? Inderdaad, en wij hebben ons er deze week dan ook niet direct mee bezig gehouden. Dat was niet door onverschilligheid, maar wij hebben ons bestaan onder het woord van de Schrift en de traditie geplaatst en de hulp die ons daarbij werd geboden, reikte ons met twee woorden een kostbaar richtsnoer aan.
Op de eerste dag hoorden wij de woorden ‘relatie’ en ‘dynamisch’ als bakens op de weg van het geloof, en op de laatste dag kregen die woorden een heel concrete gestalte in drie heiligen van onze tijd: Titus Brandsma, Karl Leisner en Edith Stein, mensen voor wie het geloof geen opsomming van waarheden was, maar een relatie met de levende Heer, die hun leven kleur, kracht en richting gaf. Levend uit het woord van God, uit de liefde van en voor Christus ging hun levenspad niet over rozen, maar kende het een vervulling die woorden als geslaagd en geluk doen verbleken.
Waartoe zijn wij op aarde? Waar leven wij voor en waar leven wij uit? Wat of wie geeft richting aan ons bestaan?
Geld, glitter, macht en aanzien spelen in de geschiedenis van ons mensen niet zelden de hoofdrol. Dat was al in de tijd van koning David en het is nu niet veel anders. In onze tijd is daar nog een andere god bijgekomen: de maakbaarheid; de idee of het geloof dat wij het leven maken kunnen tot en met de mens. Van de voortsnellende techniek worden wonderen verwacht, maar het is heel de vraag of die allemaal bijdragen aan een gelukkig mensenbestaan, of dat wij onze hand overspelen.
Waartoe zijn wij op aarde? Waar leven wij van en waar leven wij voor?
Het grote boek van ons geloof spreekt daar op elke pagina over. En het veel belovende begin, waar God de mens een wereld toevertrouwt, een schepping in handen legt om zorg voor te dragen en om voor te danken, dat begin, loopt al snel zware averij op. Het netwerk van relaties wordt verstoord en loopt ernstige schade op. De relatie met God komt in een kwaad daglicht te staan en de relatie met de naaste wordt daarin meegesleept, met de dood als gevolg. Waar wij ons heer en meester wanen van de schepping, krijgt God niet meer de plaats die hem toekomt en wordt heel het tere weefsel van de schepping zelf slachtoffer van een greep naar de macht. Leven ten koste van de ander neemt dan de plaats in van leven ten dienste van de ander.
Wij hebben dezer dagen in de stilte het woord overwogen dat ons is toegesproken, een woord dat uitnodigt de adel van de mens niet te veronachtzamen. Geroepen en begenadigd zijn wij tot gemeenschap, in het klein en in het groot, hier in onze communiteit, maar met een hart zo wijd als de wereld.
Daartoe zijn wij als christenen allemaal geroepen. Niet als een last, maar als een weg naar de ware vreugde, naar een bestaan dat zich bemind weet nog voor het zelf aan het woord is gekomen, en dat vanuit die liefde anderen leert beminnen, die evenzeer kinderen van God zijn.
Dat doe je niet door in de pas te lopen met de goden dezer eeuw, door alles in te zetten op geld, macht, aanzien en pakken wat je pakken kunt. Die goden zijn geen lang leven beschoren en zetten op een dwaalspoor dat niets en niemand tot zegen is. We zien het voor onze ogen gebeuren.
Het evangelie van vandaag spreekt over het dramatische einde van een wereld en over het uitbotten van een vijgenboom. Die woorden worden door Jezus verteld als hij de tempel verlaten heeft en sommigen van zijn leerlingen hoog opgeven van de pracht van het gebouw. Maar Jezus noemt het buitenkant, die ten dode is opgeschreven. Waar geen ware binnenkant is, waar onze ziel de zelveloosheid mist, is onze samenleving ten dode opgeschreven. Daar helpt geen techniek aan en geen buidel geld.
Wij sluiten onze retraite af. Wij hebben het overleg van Glasgow even aan ons voorbij laten gaan, niet omdat de wereld ons niet dierbaar is, maar om tijd vrij te maken om een zaadje te planten, om tijd en aandacht te geven aan de vijgenboom van ons leven, opdat die zou mogen uitbotten en leven voortbrengen. Want daar moet het mee beginnen. Het evangelie van vandaag kan bij het eerste gehoor schrik aanjagen, maar in feite is het een woord van hoop. De oude wereld die vergaat en in duigen valt, hoeft niet het einde te zijn, wanneer wij de weg van de bekering gaan, ieder afzonderlijk en wij allen samen als gemeenschap. Bekering, ommekeer, in de winter van het bestaan de aarde van de ziel rust en tijd geven voor nieuw lot, voor zaad dat ontkiemt.
Zo dadelijk spreken wij opnieuw onze geloften uit. Wij zeggen ermee uit dat wij geloven in de liefde die ons draagt, en die ons nodigt anderen en elkaar te dragen als een nieuw begin van vrede in onze wereld. God moge er de wasdom aan geven tot zegen van heel de aarde die hem zo lief is.
Voor U in deemoed, met U in geloof, in U in stilte. AMEN.
Abt Thijs Ketelaars