Preek 12 maart 2023

A40dtijd3 2023 Joh 4,5-42

Dat was een lang verhaal, broeders en zusters, het langste zelfs uit het Nieuwe Testament. En er komt heel veel ter sprake, maar bij nader toezien lijkt het thema ‘water’ er het hart van te vormen. ‘Water’, er is op het ogenblik veel aandacht voor. In eigen land bijvoorbeeld bij de verkiezingen die deze week plaatsvinden. En overal in onze wereld is er discussie en overleg gaande over de kwaliteit van het drinkwater, over waterschaarste of wateroverlast. Water, we kunnen niet zonder, waar het ontbreekt, rest de dood. Vandaar alle aandacht en zorg. Dat wisten ook onze voorouders getuige de vele verhalen in Schrift en traditie.

En zo komen wij vandaag bij de put van Jacob terecht waar twee mensen elkaar ontmoeten die dorst hebben. Jezus, die vermoeid van de tocht bij de put uitrust en dorstig na de voetreis om water vraagt aan de vrouw die komt aanlopen. Maar ook die Samaritaanse heeft nood aan water getuige de lege kruik die ze bij zich draagt.  Een alledaags tafereel in een wereld waar het water nog niet uit de kraan kwam, maar men er een eindweegs voor moest lopen. Denk maar aan de prachtige verhalen over Rebekka of Rachel van wie het leven een keer nam bij een waterput. En vandaag overkomt het de Samaritaanse vrouw.

Maar laten wij eerst een ogenblik stil bij de vraag om wat voor water het gaat, want er is water voor het lichaam en er is water voor de ziel, zoals er ook brood is voor het lichaam en brood voor de ziel. En waar een van de twee ontbreekt komt het leven te kort. Wij weten aan den lijve wat een droge zomer voor gevolgen heeft voor mens en dier, voor heel de natuur. Maar hoe staat het met dat andere water? Bij hoevelen is de bron van levend water droog komen staan en verkwijnen mensen in eenzaamheid of gebrek aan levenszin?

Vandaag horen wij een verhaal over een ontmoeting bij een put waar dorst wordt gelest, waar het levende water dat de ziel verkwikt wordt aangeboord en aangereikt. Twee mensen bij de put, twee mensen die dorst hebben. En dan ontspint zich een gesprek. En dan horen we hoe Jezus begint met een vraag: ‘Geef mij te drinken.’ Is dat geen meesterlijke insteek voor een gesprek? Hij plaatst zich niet boven de vrouw, hij begint ook niet met haar vragen te stellen over haar presentie op dit uur, en nog minder begint hij met haar aan te spreken op haar leefwijze of met het oproepen tot bekering. Niets van dit alles. Dat hij hier in vreemd land een vrouw aanspreekt met wie hij eigenlijk niet behoort om te gaan, is voor de vrouw misschien een probleem, maar Jezus gaat aan conventies en grenzen voorbij als het om leven gaat. Niets houdt hem ervan af met haar in gesprek te gaan, en wel als gelijken. En met die bescheidenheid en fijngevoeligheid schept hij de openheid voor een gesprek op een dieper niveau. Het water waarvoor ze beiden naar de put gekomen zijn, brengt hen gaandeweg naar de innerlijke bron, die hen beiden tot lafenis is gegeven, maar waar de vrouw voorlopig nog geen toegang toe heeft.

Zouden wij als kerkgemeenschap in een synodaal proces niet heel wat kunnen leren van deze houding van Jezus? Niet de mensen benaderen vanuit de hoogte, ook niet agressief een boodschap aan de man of vrouw brengen, maar aansluiten bij de situatie waar de ander zich bevindt en dan samen op weg gaan , luisterend en vragend, om de bron te zoeken die levend water geeft.

Jezus is de vragende aan het begin van de ontmoeting, maar gaandeweg raken de rollen omgekeerd. Nu is zij het die dorst. Eerst is dat nog een verlangen naar water dat haar verlost van het steeds weer naar de put moeten komen, maar als Jezus haar een vraag stelt naar haar relatie, neemt het gesprek een andere wending.

‘Ga uw man roepen’, over dat gedeelte in het verhaal is inmiddels heel wat inkt gevloeid. Nieuwsgierig graven, niet naar levend water, maar naar het seksuele leven van de vrouw.  Maar Jezus is niet aan het gluren en gissen, maar hij laat de vrouw zonder beschuldigingen of verwijten in de spiegel kijken om haar zo te helpen haar ware dorst te ontdekken. Waar leef je voor, en waar leef je uit? Wat belemmert het stromen?

De vrouw heeft dorst, maar Jezus evenzeer. Hij heeft inmiddels zijn droge keel vergeten en dorst ernaar dat deze vrouw de bron zal ontdekken waaruit levend water ontspringt.

In dit gesprek van hart tot hart, wordt die levensader aangeboord, al gaat dat niet vanzelf. De Samaritaanse poogt zich nog te verschuilen achter de vraag of God nu hier of elders moet worden aanbeden. Maar Jezus gaat daar niet in mee. Integendeel, hij geeft zich helemaal bloot. Hij laat in zijn ziel kijken. Ja, hij laat haar proeven van het water waarvan hij leeft en zo geeft hij haar toegang tot de bron in haar eigen leven. Gods presentie is te vinden in deze mens die hier voor je staat en je wil laten delen in het levende water. Niet opdringerig, maar leven gevend.

Op het eind van het verhaal zien wij een andere vrouw voor ons staan.  Zij gaat niet heimelijk meer haar weg naar de put, maar brengt anderen samen en maakt hen deelgenoot van wat haar overkomen is. Zij schaamt zich voor niets of niemand meer, zij put nu uit een andere bron. Ja, zij wordt apostel: ‘kom en zie’[1]. Geen droge catechismusles, nee, zij neemt de mensen mee naar Jezus, terwijl ze haar ervaring vertelt. Zij gunt ook ons die leven schenkende ontmoeting, waarin wij op onze beurt Jezus leren kennen als degene die leven schenkt, voorbij alle mislukking, veroordeling of kwetsuren. Nieuwgeboren, gelaafd en gesterkt uit de bron van levend water opborrelend tot eeuwig leven. AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

[1] Joh. 1,39; 1,46

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2024, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden