20210325 Tijdelijke gelofte br. Erik de Jong
Jes. 7,10-14; Hebr. 10,4-10; Lc. 1,26-38
In het voetspoor van het Tweede Vaticaans Concilie heeft het feest van vandaag een naamsverandering ondergaan. Maar de volksmond spreekt nog altijd van Maria-Boodschap. Over die naamsverandering kun je van mening verschillen. Was dat nu nodig? Wie daarover het laatste woord heeft, mag het zeggen. Maar die verschuiving in de naam, laat zien dat wij mensen onze kijk op gebeurtenissen kunnen veranderen. Wat eerst voorop kwam maakt plaats voor een andere kijk. Stond in de benaming ‘Maria-Boodschap’ Maria in het centrum van de belangstelling, bij de “Aankondiging van de Heer’ verschuift de blik en is die primair op Jezus gericht.
Maakt dat nu zoveel verschil? Ja, dat maakt echt verschil, want nu komt Maria in de schaduw van Jezus te staan en niet andersom. Niet dat Jezus haar die plaats misgunt en zich nu naar voren dringt. Integendeel, als het verhaal iets in het licht stelt, dan is het wel de nederigheid van God, die om ons geluk niet veraf wil blijven en afdaalt tot onze menselijke staat om samen met ons en midden onder ons de weg te gaan die naar het leven leidt. Op dat bochtige en soms zware en onbegrijpelijke parcours blijft hij niet toekijken vanuit de verte, maar hij trekt mee in de lange rij van mensen onderweg, bemoedigend, hoopgevend en zo nodig ook kritisch. Maria is dus niet de hoofdpersoon in het verhaal, maar we moeten haar ook niet helemaal aan de rand zetten. Eigenlijk moeten we die twee benamingen van het feest samen gebruiken. Dan krijgen we misschien het beste beeld. Want bij God ligt dan wel het initiatief en hij zendt daartoe zijn engel uit, maar hij kan dit grote avontuur maar aan, als de mens ermee instemt. En dat is nauwelijks te vatten. Dat God zich zo kwetsbaar en afhankelijk heeft gemaakt van de mens, dat hij vraagt en zoekt om diens hand en hart, om de schoot en het leven van Maria. Daarin spiegelt zich onze menselijke adel en onze verantwoordelijkheid. Ondanks alle falen dat we in heel de geloofsgeschiedenis zien, wordt God niet moe en aarzelt Hij niet om telkens weer opnieuw de aanzoek te doen om zijn verbond met de mens te kunnen verwezenlijken.
Die naamsverandering, die verandering van perspectief, is niet voorbehouden aan de liturgie. We treffen haar ook aan in het leven van alledag, waar onze kijk op wat is voorgevallen of ons is overkomen soms verandert en ons voor nieuwe keuzes plaatst.
Misschien is zoiets het geval, wanneer je na een half leven in de maatschappij de bakens verzet en kiest voor een heel ander pad. Dat hoeft niet te betekenen dat het oude bestaan daarmee als minderwaardig of een mislukking terzijde wordt geschoven, maar het laat zien dat het leven in een ander perspectief wordt gezien en dat leidt tot een andere weg.
Vandaag zal broeder Erik professie afleggen en zet hij een nieuwe stap op de monastieke weg die wij samen gaan. Aan die stap is een lange reis voorafgegaan en we hopen dat er nog een lange weg op volgt, hier in onze gemeenschap.
Maar laten we nog eens terugkeren naar het evangelieverhaal van vandaag.
In de iconografie wordt Maria hier gewoonlijk afgebeeld terwijl ze geknield of zittend een boek leest. Leest ze de Schrift en gaan de woorden misschien dansen op de pagina, komen ze tot leven, wanneer ze innerlijk wordt geraakt en aangesproken?
En dat gebeurt niet in de hoofdstad of de tempel. Niet in het publiek domein voor aller ogen, maar verborgen in een binnenvertrek. Niet in storm en donder, maar bij het suizen van de zachte bries van de Geest en de onbeschreven presentie van een engel. Onze God heeft een voorkeur voor het verborgene, een mediapresentatie staat niet op zijn agenda.
Dat woord van alzo hoge, dat innerlijk geraakt worden, Maria weet er aanvankelijk geen raad mee. Het zal je maar gebeuren, maar ze sluit de deur niet, ze vraagt en ze luistert naar woorden waarvan haar de betekenis nog ontgaat. Ze wikt en weegt, en bij alle duister wekken ze in haar vertrouwen en ze geeft haar ja woord op een avontuur waarvan ze de gevolgen bij lange niet overziet. Het pad zal vreugde brengen, maar ook verdriet, pijn en onbegrip, maar ze zal het gaan ten einde toe in de schaduw van haar zoon.
De eeuwen door hebben monniken dit tafereel gelezen als een beeld van hun eigen leven. Ook wij zoeken dagelijks in de lectio ruimte te maken voor het woord. We doen dat op een stille plek. We luisteren en proberen de stilte in het leven van alledag te bewaren om het stille suizen van de Geest niet te missen als wij worden aangesproken of aangeraakt. We spiegelen ons aan Maria om met moed en geloof ja te zeggen en zo hopen we dat ons hart zich zal verruimen zoals Benedictus het uitdrukt om de dienst van de Heer met vreugde te vervullen, om de Christus in ons geboren te laten worden.
Niets stellen boven de liefde van Christus [1], zo houdt Benedictus ons voor. Dat is geen gebod, maar het is het antwoord op een aanzoek. Dat is een persoonlijk avontuur, maar wij gaan het samen in een gemeenschap van broeders. En samen pogen wij op deze plek gestalte te geven aan het lichaam van Christus, als een plek van vrede, gebed en gastvrijheid, waar mensen op adem kunnen komen om hun eigen weg met moed en vertrouwen te kunnen vervolgen.
Het feest van de aankondiging van de Heer is een uitgelezen moment om professie te doen, om samen met Maria ja te zeggen op de onverwachte aanzoek van de Heer. Het is een heel persoonlijke beslissing, maar de weg hoef je niet alleen te gaan. We gaan hem samen met jou, broeder Erik, en we hopen en bidden dat we samen onder geleide van het evangelie, en vertrouwend op Gods barmhartigheid [2] hier de lof Gods mogen zingen tot in lengte van dagen. AMEN.
Abt Thijs Ketelaars
[1] Vgl. RB 4,21; 72,11
[2] Vgl. RB 4, 74