Vandaag wil ik u meenemen terug in de tijd om de geschiedenis van de reliekschat van onze Abdij te leren kennen.
Onze abdij heeft een heel mooie reliekschat, zoals dat zo mooi heet. Voor u die onbekend bent met het fenomeen relieken zal ik kort uitleggen wat relieken zijn.
Relieken of relikwieën zijn overblijfselen van heiligen. Deze overblijfselen kunnen zijn van het lichaam, het gebeente, kleding of gebruiksvoorwerpen zoals kleding of meubelen. Van Heiligen is vastgesteld dat zij bij God in de Hemel zijn en daar voor ons ten beste spreken. Hun relieken zijn voor ons een tastbare aanwezigheid hier op aarde. Wij worden door de relieken direct in contact gebracht met de Heilige die in de Hemel is.
De verering van relieken is niet iets specifieks voor de katholieke kerk. Alle oosterse en orthodoxe kerken kennen een grote reliekverering. Maar ook het Boeddhisme, de Islam en het Shintoïsme kennen reliekverering, net als vele andere religies overal ter wereld. Het is een praktijk die al vele duizenden jaren gepraktiseerd wordt.
Maar nu terug naar de reliekschat van de Abdij. De eerste relieken die onze Abdij in haar bezit kreeg waren de overblijfselen van Sint Adelbert zelf.
Na drie keer verschenen te zijn aan een kloosterzuster Wilfsit, vroeg Sint Adelbert aan haar om zijn gebeente op te graven opdat het goed vereerd kon worden. De zuster bracht dit verzoek over aan de graaf van Holland en op 15 Juni 922, in aanwezigheid van de Bisschop van Utrecht, werd het gebeente van de heilige Adelbert opgegraven. Uit zijn graf welde een bron op die naar bleek geneeskrachtig was.
Na opening van de kist bleek het lichaam van St. Adelbert vergaan te zijn tot enkel nog gebeente, maar de lijkwade waarin zijn lichaam bij zijn begrafenis was gewikkeld was nog intact.
Deze lijkwade werd als reliek achtergelaten in de kapel bij het graf, zijn gebeente werd in processie overgebracht naar het nabijgelegen Hallum, het huidige Egmond-Binnen, waar het werd geplaatst in de kapel van het zusterklooster dat hier toen stond.
In dit houten klooster is brand uitgebroken, de schrijn met het gebeente van Adelbert zijn toen verbrand, de relieken tonen hiervan nog steeds de tekenen.
Door de moeilijke tijd met binnenvallende en plunderende Noormannen besloot de Graaf rond 950 de zusters over te plaatsen naar Bennebroek en monniken uit Gent te vragen om de Abdij, welke nu uit steen werd opgebouwd, te bewonen.
De zoon van Graaf Dirk II, Egbert, werd na een opleiding in de jonge abdij al snel een medewerker van de Roomse-Koning en Keizers. Toen hij in 975 Kanselier (vergelijkbaar met Minister-President) was heeft hij vanuit Trier waar hij Aartsbisschop was, bij gelegenheid van de voltooiing van het nieuwe klooster en de kerk een schrijn geschonken met relieken afkomstig uit de keizerlijke schatkamers.
Onder deze relieken waren onder andere een reliek van het Heilig Kruis, een groot stuk van de arm van Maria Magdalena, een groot reliek van St. Agatha en vele andere relieken van heiligen en apostelen.
In de beginjaren van de nieuwe abdij kwam ook nog het complete lichaam van St. Jeroen van Noordwijk naar de Abdij van Egmond. Ook kwam in het jaar dat het gebeente van de H. Nicolaas naar Bari werd overgebracht een deel van de relieken van St. Nicolaas naar onze Abdij en werden in een speciaal aan hem toegewijd altaar geplaatst.
Ook relieken van St. Benedictus, St. Bernardus, St. Scholastica, St. Gregorius de Grote en vele andere heiligen van onze orde waren in Egmond aanwezig. En in de loop der eeuwen werden er steeds meer relieken toegevoegd aan de reliekschat.
Bij de verwoesting van de abdij zijn de relieken in veiligheid gebracht bij de Bisschop van Haarlem, tevens Abt van Egmond, in Haarlem. Hier zijn de lotgevallen van de relieken erg goed gedocumenteerd en wij kunnen uit deze documentatie ook opmaken dat voor de vlucht de relieken die in de altaartafels zelf waren ingesloten ook meegenomen zijn op de vlucht. Praktisch de hele reliekschat van de oude abdij is nog compleet. In 1950 is het overgrote deel aan de abdij teruggeven door de bisschop van Haarlem.
Echter in 1935 bij de her stichting van ons klooster kreeg de jonge gemeenschap van pioniers relieken mee van het moederhuis in Oosterhout, de St. Paulusabdij. Deze relieken vormden toen de basis van de reliekschat van het jonge Egmond. Onder andere twee grote relieken van St. Alexander en St. Justinus kwamen naar Egmond, en er werden mooie houten schrijnen voor gemaakt versierd met zilver en edelstenen. Helaas is de schrijn van St. Justinus uit de kerk gestolen en dus niet meer in ons bezit. Ook uit andere kloosters hebben wij in de jaren 30 relieken gekregen die wij nog steeds vereren.
De reliekschat is een groeiende collectie waar wij ook in recentere jaren relieken aan mochten toevoegen. Zoals relieken van Karel Houben, Titus Brandsma, Dom Columba Marmion en ook Elizabeth Feodorovna een martelares uit de Russische revolutie.
U ziet een collectie die eeuwen omspant maar toch actueel blijft. Een letterlijk tastbaar gegeven dat ons verbindt met de heiligen in de Hemel maar ook met onze voorouders en voorbroeders.
Omnia Sancti Dei, ora Pro Nobis.
Broeder Adelbert o.s.b