Preek 13 oktober 2024
Dierbare zusters en broeders,
Hoe kruipen wij door het oog van de naald?
In onze samenleving hebben wij vandaag de dag mogelijkheden om het leven te faciliteren en te veraangenamen, die vroeger ongekend en ondenkbaar waren. Ze zouden het leven zoveel mooier kunnen maken, maar het lijkt soms of de mensen deze vooral gebruik om het elkaar lastiger te maken. Op internationaal, landelijk en zelfs plaatselijk niveau zijn er geschillen en moeilijkheden. Zo is het in ons rijke Westen en in veel andere landen is het nog schrijnender, en kost het talloze levens. Met de leerlingen van Jezus kunnen wij ons afvragen: “Wie kan er nog gered worden?”
In het evangelie van deze zondag waarschuwt Jezus ons voor de gevaren van rijkdom. Voor de leerlingen was dit gevaar niet zo vanzelfsprekend. Als de rijken niet gered kunnen worden, vragen ze zich af: “Wie kan er dan gered worden?” In het Oude Testament werd rijkdom vaak voorgesteld als een zegen van God. De oude patriarchen waren door God gezegend en rijk. Tegelijkertijd werd armoede vaak voorgesteld als het resultaat van luiheid, verwaarlozing, of onverstand. In Israël kende in het verleden een samenleving waarin bijna alle mensen op elkaar betrokken waren en leefden in een uitgebreid familieverband, totdat een grotere rijkdom voor sommigen en grotere armoede voor anderen verschillen deed ontstaan. De mensen groeiden uit elkaar. Archeologen bevestigen dat waar eerder rijk en de arm hun woningen broederlijk in elkaars buurt hadden staan, er nu afzonderlijke wijken ontstonden voor rijken en voor armen. Wijze mannen en profeten namen de verdediging van de arme mensen van het land op zich, tegen degenen die heel vaak rijk werden ten koste van de minder gelukkigen. Rijkdom gold niet langer als een zegen van God en armoede als een straf voor zonde door luiheid en verwaarlozing. Voor de profeten zijn het nu de armen, die door God gezegend zijn en door hem bemind. Rijkdom is niet langer een geschenk van God. Als grootste goed geldt niet langer de goederen van de aarde, goud en zilver, maar, zo leerde de eerste lezing ons, intelligentie en wijsheid. En Jezus zal hetzelfde zeggen: “Wee jullie rijken (Lc. 6/24) … Omdat het moeilijk is voor degenen die rijkdom hebben om het Koninkrijk binnen te gaan …
Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het Koninkrijk van God binnen te gaan.” In deze woorden, hard voor de rijken, heeft Jezus zeker in de eerste plaats harteloze rijken voor ogen, mensen die niets van hun bezit willen delen. Kijk naar de rijke man die vandaag naar Jezus toekomt. De Heer veroordeelt hem niet, maar hij heeft medelijden met hem, want zijn rijkdom verhindert hem Jezus te volgen op het pad van armoede met het oog op het Koninkrijk , op het pad van overgave aan Gods Voorzienigheid, om afstand doen van het bezit zoals de Heer vraagt van degenen die hij roept om hem te volgen bij het verkondigen van het goede nieuws. Jezus vraagt niet aan alle mensen om op zo’n manier afstand doen van alle bezit. Er zijn graden. Men kan Christus volgen, zijn discipel zijn, terwijl men een huis, akkers, man of vrouw en kinderen bezit. Jezus keurt ook goed dat Zacheüs slechts de helft van zijn bezittingen aan de armen offert. Zijn vrienden in Bethanië Lazarus, Martha en Maria waren beslist niet arm in hun gastvrij huis; toch noemt Jezus hen zijn vrienden. Wat Jezus afkeurt, is de rijkdom die tot slaaf maakt, die iemand vervult van nodeloze zorgen, die het hart sluit voor de ander. Hij keurt dwaze rijkdom af, rijkdom die tot zonde leidt, rijkdom verworven ten koste van de armen, van slecht betaalde arbeiders.
Toch is zelfs eerlijk verworven rijkdom een reëel gevaar: geld heeft altijd de neiging om ons te domineren, om de plaats van God in te nemen. Zeggen dat het voor een rijk persoon moeilijk is om het Koninkrijk binnen te gaan, houdt in dat de armen gemakkelijker daar binnen kunnen komen. Daarin ligt de ware betekenis en de ware wijsheid van dit pessimisme van Jezus tegenover rijkdom, de reden voor de strengheid van zijn woorden tegen de rijken. Het is geen onvoorwaardelijke veroordeling van alle bezit, evenmin een zaligverklaring van alle armen, maar het stelt niettemin als ideaal van het christelijk leven het afstand doen van de goederen van deze wereld voor. Dit is ook de reden waarom de Kerk door de eeuwen heen altijd het religieuze leven heeft goedgekeurd en aanbevolen en dat ze altijd gehoor geeft aan de oproep van Jezus om afstand te doen van elk bezit: “Ga, verkoop wat je hebt, geef – aan de armen, kom dan en volg mij”.
Je kunt je machteloos voelen door de grootte van de problematiek. Maar ik denk dat dit niet de bedoeling is.
Het evangelie is een blijde boodschap. God vraagt niet het onmogelijke. We mogen blij zijn met de goede dingen van het leven. We mogen gelukkig zijn als we een fijn huis hebben, als het leven ons toelacht en mooie mogelijkheden biedt. Maar we moeten de ogen niet sluiten voor de noden om ons heen, we moeten niet blind zijn voor onrecht, en er zeker niet van profiteren, maar naar mogelijkheid moeten wij bijdragen aan een betere wereld. Dat kan ieder van ons maar voor een heel piepklein stukje, maar als we dat samen doen dan groeit er iets moois. Zou daarin geen wijsheid te vinden zijn, en zullen wij zo straks niet de eeuwige rechter onder ogen durven komen? Met Gods hulp is een betere en een meer gelukkige wereld mogelijk. Daarvoor willen wij danken en daarom willen wij bidden. Samen hebben wij deel aan de eucharistische gave. De Heer komt naar ons toe op de meest bescheiden en verborgen manier. Maar als wij Hem ontvangen in een goede gesteltenis dan werkt Hij wonderen in ons uit. Dan kruipen wij door het oog van de naald, en dan mogen wij meebouwen aan het koninkrijk der hemelen dat groeit waar mensen aandacht hebben voor elkaar en niemand laten vallen. Laten wij daar met elkaar in geloven en samen voor bidden in deze viering.
br. Gerard Mathijsen osb
Zondag 28 B 13 oktober 2024