Nieuws

Goede week en Pasen

Ook dit jaar hopen we weer dat velen van u deze Passietijd samen met ons mee willen vieren, in onze abdijkerk of op afstand via onze uitzendingen. Bijgaand schema geeft de diensten in de Goede Week en met Pasen weer. De liturgieboekjes kunt u downloaden. Uiteraard zijn ook al deze diensten te volgen via livestream op ons Youtube kanaal.

* = uitgezonden via livestream.

Witte Donderdag:
09:30 uur:   Boeteviering*
17:00 uur:   Avondmaalsmis*  Liturgieboekje
20:00 uur:   Dagsluiting*

Goede Vrijdag: 
06:00 uur:   Morgendienst
09:30 uur:   Lezingendienst*
15:00 uur:   Lijdensherdenking met gezongen Johannes passieLiturgieboekje
20:00 uur:   Dagsluiting *

Stille zaterdag:    
06.:00 uur:  Morgendienst
09:30 uur:   Lezingendienst*
17:00 uur:   Avonddienst*
22:15 uur:   PaaswakeLiturgieboekje

Eerste Paasdag:   
08:00 uur:  Morgendienst
10:00 uur:  Hoogmis * Liturgieboekje

Tweede Paasdag:
09:30 uur:  Hoogmis * Liturgieboekje

Goede Week en Pasen

Ook dit jaar hopen we weer dat velen van u deze Passietijd samen met ons mee willen vieren, in onze abdijkerk of op afstand via onze uitzendingen. Bijgaand schema geeft de diensten in de Goede Week en met Pasen weer. De liturgieboekjes kunt u downloaden. Uiteraard zijn ook al deze diensten te volgen via livestream op ons Youtube kanaal.

* = uitgezonden via livestream.

Witte Donderdag:
09:30 uur:   Boeteviering*
17:00 uur:   Avondmaalsmis*  Liturgieboekje
20:00 uur:   Dagsluiting*

Goede Vrijdag: 
06:00 uur:   Morgendienst
09:30 uur:   Lezingendienst*
15:00 uur:   Lijdensherdenking met gezongen Johannes passieLiturgieboekje
20:00 uur:   Dagsluiting *

Stille zaterdag:    
06.:00 uur:  Morgendienst
09:30 uur:   Lezingendienst*
17:00 uur:   Avonddienst*
22:15 uur:   PaaswakeLiturgieboekje

Eerste Paasdag:   
08:00 uur:  Morgendienst
10:00 uur:  Hoogmis * Liturgieboekje

Tweede Paasdag:
09:30 uur:  Hoogmis * Liturgieboekje

In het zand geschreven

De evangelieperikoop van deze zondag biedt een prachtig verhaal dat we niet graag zouden missen, en waarin we de Heer ook graag herkennen. De kenners van het N.T. hebben  niet zozeer vragen bij de inhoud, maar betwijfelen of het een plaats had in de  oorspronkelijke tekst van het 4e evangelie. In de oudste handschriften komt het niet voor, maar het is in de diepzinnige tekst van Johannes ook een beetje een vreemde eend in de bijt, en zou beter passen in het evangelie van Lucas, de vrouwvriendelijke schrijver met aandacht heeft voor de barmhartigheid van de Heer. Hoe dan ook, het verhaalt ons over Jezus, en brengt Hem ons nabij in zijn goddelijke menselijkheid.

 

De schriftgeleerden en de farizeeën komen in de vroege morgen naar de Heer, als Hij onderricht geeft op het tempelplein. Zij brengen Hem een vrouw betrapt op overspel. Op heterdaad nog wel, een schandaal voor haar zelf en haar familie. Met dat onverantwoord gedrag heeft zij haar familie in verlegenheid gebracht. Nu wordt ze openlijk aangeklaagd en beschuldigd en ze doet geen enkele poging om die beschuldiging te ontkennen of zichzelf te verdedigen. De wet is heel duidelijk en ze kent haar lot. Ze zal heel goed weten wat de wet hierover zegt. ‘Dood door steniging’, omdat ze zo laag is gezonken. De mannen die haar aanklagen, handhavers van de wet, zullen worden gerespecteerd omdat ze ervoor zorgen dat de wet wordt nageleefd, de samenleving  beschermd, en de overtreedster opgeruimd. Het kan niet veel duidelijker. Maar wat bezielt deze mannen?  In Leviticus 20:10 kun je lezen: ‘de man die overspel pleegt met de vrouw van een ander, de vrouw van zijn naaste, moet ter dood worden gebracht; hijzelf en de vrouw met wie hij overspel heeft gepleegd.’ Waar is de medeplichtige van deze vrouw?  Is hij niet de hoofdschuldige? Waarom het fanatisme van deze vrome lieden om alleen de vrouw te veroordelen? En waarom moet dit nu zo op stel en sprong beslist worden? Het is toch geen kleinigheid? En waarom komen ze daarmee naar Jezus, die rabbi uit Galilea, waar ze doorgaans toch niets van moeten hebben? Waarom komen ze Hem nu lastig vallen terwijl Hij aan het onderwijzen is? Wat is hun beweegreden? Is het echt  heilige ijver voor de wet Gods die hen aanstuurt?

 

Misschien is het helemaal niet goed van mij, zusters en broeders, maar ik vind dat het erop lijkt dat de voornaamste bedoeling van deze schriftgeleerden en Farizeeën is om de Heer in moeilijkheden te brengen en voor een juridisch en moreel dilemma te plaatsen. Als Hij zal zeggen dat de vrouw niet veroordeeld mag worden, dan kunnen ze Hem beschuldigen van verzet tegen de Wet van God, en daarmee zal zijn invloed op zijn volgelingen en toehoorders worden ondermijnd. Als Hij de Wet handhaaft, dan blijkt het met wat Hij steeds zegt over genade en barmhartigheid toch niet zo’n vaart te lopen. Zijn deze mannen in hun fanatisme en hun verbetenheid tegen de Heer zelf niet  heel laag gezonken? Ze hebben de situatie van de zonde van de ongelukkige vrouw aangegrepen om een publiek schandaal uit te lokken, en lijken helemaal niet uit op een ‘eerlijk proces’. Hun bedoeling is om de reputatie van de Heer te verwoesten. Ze zien de Wet niet als een levend en leven gevend geschenk van God aan zijn uitverkoren volk, maar misbruiken haar voor hun eigen doel.

 

Jezus, Hij laat het gebeuren. Hij neemt het tafereel in zich op: de vrouw, omringd door de opgewonden kerels, en daar omheen een grote groep mensen, die nieuwsgierig toekijken hoe dit afloopt. Benieuwd of Jezus zich uit deze situatie weet te redden. Of Hij raad weet en welke uitspraak Hij zal doen?

 

Hij buigt zich voorover en begint met zijn vinger op de grond te schrijven of te tekenen. Wat schrijft Hij? We hebben geen aanwijzingen uit het evangelieverhaal. Wie schrijft blijft, een geschreven woord heeft bij rechtspraak meer gezag dan een gesproken. De aanklagers kwamen zonder een geschreven tekst, Jezus moet hen op hun woord geloven, en dat woord zonder verder bewijs aannemen. Over wat de Heer schreef of tekende is veel gespeculeerd. We weten alleen wat de evangelist heeft opgetekend. Die verhaalt dat Jezus zich voorover boog. Zusters en broeders, ons hele geloof draait om de vreugdevolle boodschap dat  de Heer zich voor ons buigt, dat Hij zich vernedert, dat Hij die gelijk is aan God zich diep naar ons toebuigt, en zich tot de grond toe bukt. Dat naar de grond buigen van de Heer, hoe veelzeggend is dat! Hij buigt zich zo tot de bodem van ons bestaan, Hij heeft onze vernederde natuur aangenomen om ons te verlossen. Hij laat zich verzinken in lijden en dood, en wordt vernederd vanwege onze zonden. Ondanks de genade van onze doop, die ons opheft uit onze gevallen staat, kan een mens ook diep zinken. Hoe gaan wij daarmee om? Als iemand valt voor de verleiding van het vlees, zoals dat heet, dan is hij of zij nog niet jarig, dan mag de zondaar erop rekenen dat hij of zij de hele gemeenschap over zich heen krijgt, en tot in lengte van dagen zal worden nagewezen. Als iemand valt ten gevolge van andere menselijke passies, anderen kleineert, benadeelt, vlug klaar staat met een oordeel, wrok blijft koesteren, belust is op wraak, zijn leven laat vergallen door jaloersheid, dan is dat alles ook laag bij de gronds. Een mens maakt zich dikwijls klein op een heel verkeerde manier! Hoe anders Jezus! Laten we van Hem leren om ons stil te buigen, om nederig in het zand te schrijven.

Door te zwijgen en zich te buigen wordt Jezus in mijn ogen niet kleiner, maar laat Hij de grootheid zien van zijn ziel. Sommigen denken dat Jezus de zonden van de omstanders in het zand schreef. Als Hij dat al deed, dan deed Hij het om ze uit te wissen.  Misschien schreef Hij eenvoudig: God is liefde! Of: Vergeef zoals ook wij vergeven. Zusters en broeders, in ieder geval  kunnen wij ons altijd verheugen in de wetenschap dat, hoe laag wij ook zinken, onze barmhartige Redder zich voor ons en over ons zal buigen en zijn wet van genade in ons hart wil schrijven. Daarvoor is Hij gekomen, daarvoor is Hij gestorven. Laten wij de komende dagen dat beeld voor ogen houden, van Jezus die zich diep buigt, die zwijgt, die de zonden uitwist en niet inscherpt. Die niet onder het tapijt veegt maar radicaal uitwist. Als Hij zich opricht, ziet Hij de mens tegenover Hem barmhartig en liefdevol in de ogen. Mogen wij onze Verlosser en zaligmaker deze dagen zo ervaren, en Hem begeleiden in onze gezamenlijke opgang naar Pasen. Dan zal dat ook ons Pasen worden, en zullen wij met Hem opstaan uit iedere verlorenheid om te leven voor Gods aangezicht.

 

Amen

 

Br. Gerard Mathijsen

 

Lezingen: Jesaja 43, 16-21 / Filipenzen 3, 8-14  /  Johannes 8: 1- 11

 

In wiens schoenen staan wij?

Vandaag zijn we halverwege de veertigdagentijd aangeland. Ik weet niet of u bij die constatering denkt: gelukkig of dat u zegt: nu al. Hoe dan ook, ik beide gevallen blijft de vraag: waar sta ik? Waar staan wij in onze opgang naar Pasen?

Voor een antwoord op die vraag kunnen wij misschien terecht in het evangelie van vandaag. Wij hoorden zojuist dat ontroerende maar ook onthutsende verhaal uit het evangelie van Lucas. De traditie heeft het de naam gegeven van  ‘ de verloren zoon’,  maar vraag is of daarmee recht wordt gedaan aan het verhaal. Bij zo’n naamgeving speelt ook mee de plek waar wij staan en de persoon met wie wij ons al dan niet vereenzelvigen. En dan is er ook nog de liturgisch context. Wij krijgen het verhaal aangereikt in de veertigdagentijd, tijd van boete en bekering, tijd van hoop en vrees.

Er is sprake van een vader en twee zonen. In wie van de drie herkent u zich geheel of ten dele? Durf die vraag eens toe te laten. Wie op weg is naar Pasen moet de schaduwzijden onder ogen durven zien, want anders zal onze tocht door de woestijn ons niet brengen bij de nieuwe mens, de Paasmens die leven in overvloed is beloofd.

Laten we beginnen met de zogenaamde verloren zoon. Hij weet wat hij wil. Van huis weg, het volle leven in zoals hij zich dat voorstelt. Hij vraagt om zijn erfdeel. Formeel heeft hij daar nog geen recht op. En met die vraag verklaart hij zijn vader eigenlijk dood. Hij slaat dan ook de deur achter zich dicht als was het een graf. En dan stapt hij het leven in en jaagt zijn erfdeel er door. U kent de rest van het verhaal. Aan lager wal geraakt, denkt hij terug aan thuis. Daar hebben de dagloners te eten, terwijl hij alleen een knorrende maag heeft. Dat leidt bij hem tot een bezinning, die hem doet besluiten, ja tot wat? Er staat niet dat hij naar huis gaat, maar wij horen hem zeggen: ‘ik ga weer naar mijn vader’. En die opmerking wordt gevolgd door een schuldbelijdenis die hij heeft ingestudeerd. En ook die begint met het woord ‘vader”’. ‘ Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u.’ Moeten we dat afdoen als een truc om door de vader niet te worden afgewezen of is er sprake van een echte innerlijke bekering en van schaamte en pijn om wat hij van het leven heeft gemaakt? Een klerezooi en nu? Er valt van alles over dat joch te zeggen, maar in zijn miserie denkt hij terug aan zijn vader en gaat hij op weg. Hij weet niet wat hem te wachten staat, maar hij hoopt en hij gaat als een naakte bedelaar, als een verliezer. Wat of wie mag hij verwachten?

Hoe gaat het intussen met die vader, die door de zoon dood is verklaard? Heeft die vader hetzelfde gedaan? Uit het oog en uit het hart, zijn naam vergeten en uitgewist? Of heeft hij elke dag met pijn en verlangen op de uitkijk gestaan in de hoop dat hij zou terugkeren. Bij zichzelf treurend als David treurde over zijn opstandige zoon “mijn zoon, mijn zoon!’[1] David zat tussen de poortdeuren te wachten op nieuws[2], en hier zien wij een andere vader die op de uitkijk staat. Hoe lang heeft hij er gestaan en gaf hij het wachten niet op. En dan, na hoeveel dagen en nachten ziet hij hem in de verte aankomen die jongen van hem. Zouden wij, zou u gedaan hebben wat die vader toen deed of zou u de kat uit de boom gekeken hebben? Eerst maar eens horen wat hij allemaal uitgespookt heeft en of hij wel spijt heeft. Niets van dit alles zien of horen wij zijn vader doen. Integendeel, hij rent op hem toe, valt hem om de hals en kust hem hartelijk. Is dat wel verstandig? Is meer afstand niet gepast, denkt u misschien. Wat zeggen zulke vragen over ons? Maar het hart van die vader is door medelijden bewogen, want zijn zoon is teruggekeerd. En daar blijft het niet bij. Hij laat een heus feestmaal aanrichten dat ons doet denken aan de maaltijd die Abraham ooit aanrichtte voor drie vreemdelingen voor wie hij het vetgemeste kalf liet slachten[3]. ‘ Want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.’ Het lijkt op deze zondag van half vasten wel Pasen. De zoon die in den vreemde was verdwaald en vernederd, wordt door de vader opnieuw met open armen ontvangen, thuisgehaald. Je zult zo’n vader hebben, die je het verleden niet nadraagt maar je nieuw leven, een nieuwe kans geeft en meer dan dat.

Is die vader misschien te goed voor deze wereld? Je zou het kunnen denken, en dan hoef je nog niet eens de andere zoon te zijn. Die jongen heeft het er te kwaad mee als hij bij thuiskomst van het land ziet wat vader allemaal heeft gedaan. Die hoerenloper – ja hij gebruikt dat woord- zo weer aan tafel een plek geven alsof er niets is gebeurd. Je hoort het hem zeggen en hij loopt rood aan van woede. En hij die altijd thuis op de boel heeft gepast en nooit een scheve schaats heeft gereden, die nooit en te nimmer een bokje heeft gekregen voor een feestje met vrienden, hij weigert binnen te komen. Geen haar op zijn hoofd die erover denkt dat te doen. Misschien herkennen wij ons in hem, voelen wij met hem mee. En die zin van zijn vader: ‘ jongen, alles wat van mij is, is ook van jou,’ lijkt aan dovemansoren gezegd. Hij vat het niet, nog niet. Hij is evenzeer een verloren zoon, want dat de vader geeft en vergeeft zonder maat, het is te veel voor hem. Hij kan er niet bij.

En wij, in wiens schoenen staan wij? Die van de vader of die van een van de zonen. Welke weg hebben wij nog te gaan om nieuw leven te ontvangen van de Vader en het anderen niet te onthouden, opdat alles en allen in Paaslicht mag worden gehuld. AMEN.

 

 

Lucas 15,1-3.11-32

 

[1] 2Sam. 19,4

[2] 2Sam.18,24

[3] Gen. 18,7

Annunciatie van de Heer

25 maart 2025 – 

Het feest van de Annunciatie van de Heer is één van de oudste Maria-feesten in de liturgie. Het is ontstaan ten tijde van het Concilie van Efese  (431) en heeft een nauwe band met het Kerstfeest, precies negen maanden er voor.  Vanaf het begin werd het vooral beschouwd als een feest van de Heer;  later werd het  eerder gevierd als een feest ter ere van het goddelijk moederschap van de Maagd Maria.  Na het Vaticaans Concilie kreeg het weer de oude titel van ‘Annunciatie van de Heer’.   Met deze verplaatsing van de aandacht van Maria naar de Heer wijzigde zich geen zins de historische inhoud. Centraal staat steeds hetzelfde mysterie: in het heilsplan van God vallen beide aspecten volledig samen,  de geschiedenis van de Heer en die van Zijn moeder Maria.   Geen menselijke persoon had een nauwere band met de zending van  Gods Zoon, niet  slechts vanwege haar genadevolle uitverkiezing, maar bovendien vanwege haar volledige en onvoorwaardelijke   beantwoording aan Gods roeping.

Maria heeft in haar geloof en haar beschikbaarheid aan de wil en genade van God een dusdanig grote harmonie  met het mens-geworden Goddelijke Woord       bereikt ,  welke een mens ooit heeft kunnen bereiken. Zij is de eerste van alle door haar Zoon verloste  mensen,  de eerste van alle gelovigen.  Deze harmonie  wordt benadrukt in de beide schriftlezingen van dit feest.

In de exegese die de schrijver van de brief aan de Hebreeën geeft van de tekst uit psalm 40: “zie, Heer,  ik kom   om Uw wil te doen”,  waarin hij ziet uitgedrukt door de  Heer de eigen  beschikbaarheid om heel de wil van Zijn Vader te volbrengen, van af Zijn intocht in deze wereld tot aan het uiteindelijke offer van zijn leven in de dood op het kruis.

En anderzijds in de woorden  die de evangelist Lucas vermeldt als antwoord van Maria op de aankondiging van de Engel:  “zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar Uw woord”. Met dit ja-woord aan de roeping van God, aanvaardt Maria alle consequenties van haar engagement in de heilsgebeurtenissen. Ze verklaart zich in nederige gehoorzaamheid bereid steeds en zonder voorbehoud in alles de wil van  God te volbrengen.

 

Maria was zeker de  “Redemptoris Mater”, de “gezegende onder alle vrouwen”, maar meer nog was zij de “Ancilla Domini”,  nederig en eenvoudig,  zichzelf vergetend, solidair met de arme, geringe,  hongerige en onderdrukte, voortdurend gehoor gevend aan het woord van God,  met haar diep doorleefde geloof, waarmee ze de beproevingen en de offers overwoog en accepteerde tot aan de kruisdood van  haar Zoon, als behorend tot het heilsplan dat God had met haar en met heel de mensheid.

Met deze lezingen van de liturgie van dit feest past  zeer goed de coïncidentie met de Vastentijd en het naderen van de Goede Week. Maria, die met haar onvoorwaardelijk jawoord haar  Zoon volgt in de verschillende fasen van Zijn heilszending,  tot aan de dood op het kruis,  gehoorzame dienares zoals  Gods Zoon, die zichzelf opoffert  gehoorzaam tot de dood op het kruis (Fil.2, 6-11).

Ook wij hebben ons jawoord gegeven aan de roeping van God, bij het uitspreken van de religieuze professie, het ontvangen van de wijdingen.  We kenden toen niet alle gevolgen van dit edelmoedige en onvoorwaardelijke jawoord. We ontdekken die naargelang ons religieuze e priesterlijke leven zich ontvouwd. Hetzelfde geldt voor  het jawoord van gehuwden en vele anderen aan hun roeping en zending.

We inspireren ons vandaag aan  het voorbeeld van Christus en van Zijn moeder Maria en we hernieuwen  onze bereidheid om voort te gaan op de weg, waarlangs Zij ons zijn voorgegaan, met de zekerheid dat Zij ons vergezellen op onze aardse pelgrimstocht:  de Verrezen Heer,  de God-met-ons, en Zijn Moeder Maria, ten hemel opgenomen naast Hem,  onze Moeder en Hulp der Christenen,

 

+  A. H.  van  Luyn, s. d. b.

Bisschop em. Rotterdam

3e Zondag Veertigdagentijd

Langs een voor ons niet te bevatten weg, op een wijze die ons begrip te boven gaat, leidt de God van onze Vaderen ons naar het heil. Dat lijkt mij de boodschap van de les uit het boek Exodus. En daarmee hebben wij het moeilijk. Wij hebben weinig vertrouwen in de reddende God, wij vrezen vooral een straffende God. Natuurlijk stellen mensen vragen over het waarom van de gebeurtenissen? Een schuldvraag ligt dan voor de hand. In meer godvrezende tijden vroegen de mensen dan naar waar zij zelf of anderen in gebreke waren gebleven. In onze dagen zijn de verwijten eerder aan de Schepper gericht: waarom staat Hij dit toe? Waarom maakt Hij niet van zijn almacht gebruik, om het kwaad te verhinderen en te voorkomen? Hoe dan ook, nog altijd is de waaromvraag actueel, en brandt zij in ieders hart: “waarom treft sommige mensen het ongeluk, en gaan anderen ongestoord door het leven? Hoe komt het dat het de een goed gaat en de ander slecht? Hoe is dat te rijmen met Gods rechtvaardigheid en almacht? Wat is de zin? Waarom?

Op deze vraag zoeken de tijdgenoten van Jezus een antwoord, en ze leggen Hem dit voor in het verhaal over de Galileeërs,  streekgenoten dus van de Heer,  die door Pilatus zijn geëxecuteerd. Ze weten dat Jezus op weg is naar Jeruzalem, en misschien willen ze Hem met hun vraag wel waarschuwen: weet u wel welk risico u daar loopt?

Jezus’ antwoord maakt duidelijk dat het misleidend zou zijn om te denken dat degenen die lijden iets fout gedaan moeten hebben om hun aardse lot te verdienen: zij kunnen onschuldige slachtoffers zijn. Zijn krachtigste antwoord geeft Hij niet met  woorden, maar met zijn eigen leven: want Hij zelf is het alleronschuldigste slachtoffer, smetteloos heilig, en Hij stierf door de handen van zondige mensen. In het verhaal van het Evangelie van Lucas is Jezus hier op weg naar Jeruzalem. Zijn lijden en dood zijn niet ver weg. Degenen die Hem vertellen over de Galileeërs wiens bloed vermengd was met hun offers, lieten Jezus waarschijnlijk niet alleen weten over een vreselijke gebeurtenis die onlangs had plaatsgevonden: ze waarschuwden  en vertelden Hem dat hij naar een gevaarlijke plek reisde.

Door naar Jeruzalem te gaan in de wetenschap welk risico Hij daar liep, laat Jezus zien dat Hij in vrijheid handelt. Zijn leven staat in het teken van opofferende liefde. En door zichzelf gevangen te laten nemen, te laten bespotten, beroven van zijn kleren, te laten martelen en te sterven in de steek gelaten door bijna iedereen, benadrukt Hij niet alleen het feit dat er onschuldige slachtoffers zijn; Hij wijst een weg: uitkomst: Hij opent onze blik op een heerlijke toekomst, de glorie van de opstanding: de definitieve openbaring dat de kracht en liefde van God groter is dan zonde en dood. God vergeet het onschuldige slachtoffer niet. Onrecht en wreedheid zullen niet het laatste woord hebben.

Deze openbaring is de kern van Jezus’ antwoord op de vraag waarom slechte dingen overkomen aan goede mensen. Merk op dat het antwoord niet primair wordt gecommuniceerd door uitgesproken woorden. Woorden kunnen al te gemakkelijk goedkoop zijn. De Heer geeft echter zijn antwoord op een manier die allesbehalve goedkoop was: Hij heeft zijn leven gegeven uit liefde voor ons, zowel uit solidariteit met al degenen die onrechtvaardig lijden en ook om zo de onmetelijke  diepte van Gods liefde, en de uiteindelijke overwinning op de dood en de zonde te tonen.

Hij wil de mens redden, elke mens, maar niet zonder diens instemming. Het evangelie getuigt van het geloof dat de Heer ontmoet, maar ook van het ongeloof, de weigering om  het hart open te stellen voor Gods liefde. Daarover verhaalt de tekst in het vervolg, in de gelijkenis van de vijgenboom.

Daarmee doelt Jezus op de weigering die hij overal in Israël tegenkomt, de weigering om Hem als de Messias te erkennen. Wonderdoener: ja graag, maar Gods Woord voor onze wereld: nee, dan moeten engelen komen met bazuingeschal, en Hij moet van boven komen, uit de wolken, niet zomaar tussen de mensen. Dat is wat de gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom aangeeft, waarover wij zojuist ook hoorden. Deze onvruchtbare vijgenboom is het beeld van Israël dat zich van God heeft afgekeerd en dat vernietigd zal worden. De boom herkent men aan zijn vruchten: “Elke boom die geen vrucht draagt, zal omgehakt en in het vuur geworpen worden”, had Johannes de Doper al aangekondigd in zijn prediking in de woestijn: “Kom daarom tot inkeer”, voegde hij eraan toe, “en breng vruchten voort die getuigen van uw bekering.”  God, de meester van de wijngaard, is al jaren geduldig; Hij geeft zijn volk uitstel. Hij wacht één, twee, drie jaar totdat de vijgenboom die hij geplant heeft, vrucht draagt. Als hij bereid is zichzelf te corrigeren en vrucht te dragen, zal hij aan vernietiging en vuur ontkomen.

Door deze passage uit het Lucas Evangelie als ons evangelie voor deze zondag te kiezen, presenteert de liturgie ons de veertig dagen voor Pasen opnieuw als een tijd van bekering. Bekering houdt in dat men zich afkeert van de zonde, van de tekortkomingen in de roeping die men van God heeft ontvangen. Laten we niet onberouwvol en onverbeterlijk zijn. Laten we niet wachten op een  andere vastentijd. Dit is het ideale moment om je te bekeren, om ons af te wenden van de zonden en ons tot God te wenden.

Dierbaren, weinig realiteiten dagen ons meer uit dan het lijden van al die mensen die in onze dagen onschuldig zijn allerlei ellende doorstaan. Wat Christus liet zien, onze Heer die vrijwillig naar zijn dood ging als het onbevlekte Lam van God, en die eeuwig leeft, dat doet ertoe. Hij is het tot wie we ons moeten wenden als we moeite hebben om te begrijpen wat er op dit moment in onze wereld gebeurt. Hij verzet zich niet tegen het kwaad, Hij neemt het op zich, Hij draagt het weg, Hij gaat er doorheen. In Hem en in Hem alleen vinden we ook de ultieme en glorieuze rechtvaardiging van gerechtigheid, goedheid, waarheid en liefde. Laten we de hoop niet verliezen. Laten we zoals paus Franciscus zegt pelgrims van hoop zijn, met vertrouwen door het leven gaan en onze  vaste hoop vestigen op de Heer, gekruisigd en verrezen, voor ons zelf, voor de mensen na ons, uw kinderen en kleinkinderen, voor  alle onschuldige slachtoffers over de hele wereld en bidden we om een einde aan alle vreselijk lijden dat mensen elkaar aandoen. Bidden we  voor onze wereld die er wanhopig behoefte aan heeft, dat de hoop mag opleven, dat de ogen en vooral de harten open gaan voor het geloof, dat er ruimte komt voor de liefde.

Mogen we vruchten voortbrengen van hoop, van Godsvertrouwen, van geloof, van nederige naastenliefde. Zo zal Gods koninkrijk gestalte krijgen in onze gebroken wereld.

Amen.

Br. Gerard Mathijsen

 

Lezingen: Exodus 3:1-8,13-15 | 1 Korintiërs 10:1-6,10-12 | Lucas 13:1-9.

 

Hoogfeest H. Benedictus

Vorig jaar stond de preek op deze feestdag in het teken van het luisteren. Dat is niet alleen het sleutelwoord van de regel van Benedictus, maar het woord sloot ook nauw aan bij het thema van het synodaal proces. Dat luisteren is nog steeds het hart van de regel. En ook het synodaalproces is nog niet afgelopen. Integendeel, de paus heeft dezer dagen vanaf zijn ziekbed een nieuwe fase aangekondigd waarvoor drieënhalf jaar wordt uitgetrokken om de inzichten en besluiten op alle niveaus in de kerk te laten aarden en doorwerken. Alle reden dus om het thema van het luisteren niet in de kast op te bergen, maar het dagelijks in praktijk te brengen. Maar de situatie in onze wereld brengt mij ertoe vandaag stil te staan bij een ander woord dat onze benedictijnse  familie na aan het hart ligt. Het staat al eeuwenlang gebeiteld boven kloosterpoorten en ook in onze abdij prijkt het boven de oude ingang: pax, vrede.

Monniken hebben de eeuwen door geprobeerd die vrede vorm te geven niet zozeer door te preken en rond te trekken, maar door die vrede te belichamen  in de gemeenschap waar zij leven en in de toeleg op vrede in het eigen hart. Geen theorie maar geleefde werkelijkheid in een communiteit van mensen. Maar dat blijkt in de praktijk nog wel eens een weerbarstige opgave. Je zult maar samenleven met personen die je zelf niet hebt uitgekozen om nog maar te zwijgen over jezelf. Daar is werk aan de winkel, niet alleen in de gemeenschap maar ook in je eigen hart, Want de vaders in de woestijn, Evagrius voorop, hebben uit eigen ervaring ontdekt dat de basishouding van de mens sinds de misstap in het paradijs een mengeling is van angst, zelfverdediging en hebzucht.[1] Wat de gevolgen daarvan zijn laat zich raden. Wil er uitzicht komen op vrede, dan dienen er obstakels te worden opgeruimd om plaats te maken voor de liefde van Christus. Dat is geen sinecure en het is ook geen werk van één dag, maar als de liefde doel en zin is van het leven van ons allen, dan moeten wij niet terugschrikken voor de weg erheen.

Wat heeft Benedictus ons over die weg te zeggen? Het woord vrede komt, als ik goed heb geteld, achtmaal in de regel voor. Dat is geen overdaad, maar het is genoeg om ons in het goede spoor te leiden.  We gaan ze niet allemaal langs. Een aantal keren heeft het woord vrede in de regel betrekking op de broederlijke relaties. Het is bijvoorbeeld uit den boze een gehuichelde vredeskus te geven. De vrede in een gemeenschap vraagt om een respectvolle en open houding. Geen achterbaks gedoe en geen dubbele agenda. Ook geen egotripperij of geldingsdrang die anderen bang maakt of levensruimte ontzegt. Broederlijk samenleven levert huiswerk op in de leerschool van Benedictus. Gezamenlijk maar ook persoonlijk. Want als die oudvaders en oudmoeders gelijk hebben – en dat valt moeilijk te ontkennen- dan moet ook ons eigen hart als een akker worden bewerkt om vrucht in plaats vaan distels voort te brengen.

Het woord vrede verschijnt voor het eerst in de proloog. Daar staat die prachtige vraag: “Wie is de mens die naar het leven verlangt en goede dagen wenst te zien?” Daar kun je toch moeilijk nee op zeggen. En Benedictus antwoordt dan met een citaat uit psalm 34 “weerhoud dan uw tong van het kwade en laat uw lippen geen bedrieglijke taal spreken. Keer u af van het kwaad en doe het goede, zoek de vrede en jaag hem na”. Dat zoeken van de vrede staat achteraan in de zin, er gaat een reeks aan vooraf die allemaal zegt wat je niet moet doen op die zoektocht naar de vrede. Het begint met tong en taal. Hoe vaak worden zij niet alleen in de grote mensenwereld maar ook in ons eigen kleine bestaan ten kwade gebruikt. In het dagboek van Dag Hammarskjöld staan daar een paar behartenswaardige zinnen over, waarvan ik er hier één citeer. “Misbruik van het woord betekent verachting tonen voor de mens. Het ondermijnt de bruggen en vergiftigt de bronnen. Het voert ons terug op de lange weg van de menswording.”[2] Die woorden zijn niet alleen gericht tot de grote wereld maar ook aan ons persoonlijk, want vrede begint op de akker van onze ziel. Wij zullen het goede leven nooit ervaren, wanneer wij zelf niet als eerste de weg van ommekeer en zuivering gaan. En de vrede van Christus waarvan Paulus vandaag in de Filippenzenbrief spreekt zal ons maar bewonen en behoeden, als de weg der bekering is gegaan en wij vrij zijn gemaakt tot een leven van dankzegging en beminnelijkheid. Wanneer wij het harnas van de zelfverdediging en de gesloten hand van de hebzucht hebben afgelegd en laten omvormen tot de kwetsbaarheid en  ruimheid van hart waar Benedictus de proloog mee besluit.

Vrede, we dienen er elk dag om te bidden en ons met hart en ziel voor in te zetten. In dat verband is het opvallend dat er in de regel zowel bij de gastenontvangst als bij het geven van de vredeskus onder de broeders gewaakt moet worden dat het geen valse of gehuichelde vrede is. Dat doet vermoeden dat het geen vanzelfsprekendheid is de ander met een zuiver en onbevooroordeeld hart te benaderen. Wanneer er gasten worden ontvangen moet er eerst samen gebeden worden en dan kan men elkaar begroeten om te voorkomen dat er misleiding van de duivel in het spel is[3]. De dubbele agenda waar onze wereld zo vol van is, wil Benedictus kost wat kost vermijden en buitensluiten.

Vrede, het is een gave die wij ontvangen in de leerschool van Christus. Vrede, het is ook de vrucht van ingespannen arbeid in het persoonlijk en gemeenschappelijk bestaan. Toeleg op zuiverheid van hart, waar we elkaar niet de maat nemen, maar waar wij wedijveren in respect voor elkaar[4] en niets stellen boven de liefde van Christus.

Moge zo het woord PAX met recht boven onze deur staan en ons blijven aansporen mensen van vrede te zijn in een wereld die er zo nood aan heeft. AMEN.

[1] R. Williams: Hartstochten van de ziel, pg 28-29

[2] Dag Hammarskjöld: Merkstenen 1955, pg 87

[3] RB 53,4,5

[4] RB 72,4; Rom. 12.10

Een weg van vooruitzien

Het verhaal van de bekoring van Jezus in de woestijn, dat wij vorige week hoorden, vertelt ons over een scharniermoment in Jezus’ leven. Wij werden deelgenoot van een strijd waarbij keuzes moesten worden gemaakt. Vandaag worden wij opnieuw deelgenoot van een scharniermoment, wanneer wij getuige zijn van de verheerlijking op de berg. Was het in de woestijn een keuze tussen licht en donker, een keuze tussen Satan en God, vandaag lijkt het niet om een keuze te gaan maar eerder om een bevestiging van Godswege waarbij Jezus in licht wordt gehuld. Maar bij nader toezien kent het gebeuren op de berg ook zijn schaduwkanten. Laten wij samen nog eens stilstaan bij het verloop van het verhaal, waarbij wij ook oog hebben voor de wijdere context van deze episode.

Wij komen in het 9e hoofdstuk van het evangelie van Lucas een keerpunt in Jezus’ leven op het spoor en dat scharnierpunt verankert Lucas in het gebed. In de passage die aan de verheerlijking op de berg voorafgaat is sprake van de belijdenis van Petrus die wordt gevolgd wordt door Jezus’ woorden over een gewelddadig levenseinde. Het is de eerste keer dat Jezus zo over zijn dood spreekt. Hij voegt er dan aan toe dat ook zijn leerlingen elk hun kruis moeten opnemen en het echte leven slechts zullen winnen als ze het durven verliezen.  Hoe de leerlingen daarop reageren horen wij in het evangelie van Lucas niet. Zijn ze misschien te zeer geschokt om een woord uit te brengen. Lijden en dood, en dat nog wel van Jezus, op wie zij al hun hoop hebben gesteld, het gaat hen te boven. En wat heeft het met Jezus gedaan? Wat zou het met ons doen als wij onze levensweg zo onder ogen moesten zien?

En dan volgt de evangeliepassage die wij vandaag hebben gehoord. En die heeft precies hetzelfde begin als de passage die eraan voorafging. Beide episodes beginnen met te zeggen dat Jezus in gebed was. De belijdenis van Petrus geschiedt als antwoord op een vraag van Jezus terwijl die in gebed is en de verheerlijking op de berg geschiedt eveneens terwijl Jezus in gebed is en hij de drie meest vertrouwde leerlingen met zich mee genomen heeft op de berg.

Jezus in gebed, Jezus in gesprek met zijn Vader en met een vraag aan zijn leerlingen, zoekend naar zijn weg. Wie ben ik, wat is mijn weg? En de leerlingen geven een antwoord bij monde van Petrus. Jezus ontkent dat antwoord niet, maar hij geeft er een ander invulling aan. Gods Christus daalt af tot in het duister van lijden en dood vooraleer het licht van Pasen zijn deel wordt. Een traject waarop de leerlingen stil vallen. En wij dan? Wat zeggen wij daarvan, wij denken wij bij dat verhaal?

En dan volgt de verheerlijking op de berg. Jezus gaat de berg op om opnieuw te bidden en hij neemt drie leerlingen mee. De mannen van het eerste uur. Maar terwijl hij in gebed is, vallen zij in slaap. Op het moment suprême zijn ze niet bij de pinken. Zij maken het niet echt mee. Op die berg is Jezus dus niet met zijn leerlingen in gesprek zoals de week voordien, maar  nu is hij in gesprek met Mozes en Elia.  Die twee zijn de verpersoonlijking van wet en profeten. En volgens de evangelist hebben zij gesproken over de uittocht , Jezus’ exodus, zijn Pascha, dat hij in Jeruzalem zou volbrengen. Hier worden op de hoogte van God samen in het gebed de consequenties overwogen van de trouw aan een innerlijke weg met al wat dat aan lijden en tegenspraak in zich draagt. Wat hij vermoedde en tegen zijn leerlingen had uitgesproken, wordt in dit gesprek met Mozes en Elia recht in de ogen gezien. Die twee wisten als geen ander wat de trouw en overgave aan een roeping kosten kan. Maar het vuur dat in hen brandde, had hen destijds toch ja doen zeggen. En tijdens dat gesprek van Jezus met hen veranderde de aanblik van Jezus’ gelaat en werd zijn kleed glanzend wit. Het is alsof de schaduw van de dood van hem wijkt en hij baadt in wit licht. Scherpzinnige mensen uit onze dagen doen dat verhaal soms af als vrome fantasie, maar dat is meer dan een grove vergissing. Wij worden hier deelgenoot van het grootste dat een mens kan overkomen. Hier op dit scharnierpunt in het evangelie ontmoeten wij Jezus die  “de allesvervullende dood vaan de totale zelfovergave gaat,”[1] en waar dat gebeurt, wijkt bij het leven al het duister van de dood en straalt hij van de glans van de kinderen Gods; daar valt over zijn gezicht al het Paaslicht van wie door God is opgewekt tot nieuw leven.

Maar waar dit licht zich uitstort over het aangezicht van Jezus, daar slapen de leerlingen zoals zij ook slapen in de hof van olijven. Zeg niet dat het ons niet zou overkomen, want waar zijn wij bij Jezus’ doodstrijd in onze tijd? De leerlingen hebben het gesprek van Jezus met Mozes en Elia niet gevolgd, zij waren in het land der dromen. En eenmaal klaar wakker hebben zij dan ook niet het goede antwoord. Petrus wil drie tenten bouwen terwijl er juist gesproken is over de lange weg die Jezus moet gaan en waar hij zich nu met inzet van heel zijn wezen aan zal wijden, wat het ook kost. Hij heeft op de berg in het gebed, in het gesprek met Mozes en Elia ja gezegd op zijn eigen weg, en de Vader zelf heeft deze enige zoon ten teken van zijn instemming, liefde en trouw gehuld in de mantel van Licht.

En de leerlingen dan, die geslapen hebben, voor hen is er ondanks alle falen een woord uit de hoge. Zij waren van hun stuk gebracht toen Jezus hun sprak over lijden en dood. Dat kan Gods uitverkorene toch niet ten deel vallen. Maar hier boven op de berg horen zij het woord en wij met hen ‘deze is mijn uitverkoren zoon, luistert naar hem’.

Er is een weg te gaan voor Jezus, er is een weg te gaan voor ons, in zijn spoor. Wagen wij het om met hem het leven uit handen te geven, wagen wij het in gebed ja te zeggen op de weg van de waarheid die bevrijdt om zo deel te krijgen aan de heerlijkheid die ligt over het gelaat van Christus[2].

AMEN.

Br. Abt Thijs Ketelaars

 

Lezingen: Genesis 15: 5-12.17-18; Filippenzen 3,17-4,1; Lukas 9,28b-36

[1] Dag Hammarskjold: Merkstenen

[2] 2Kor. 4,6

De wereld op z’n kop!

Volgens goede gewoonte stonden wij tijdens de voorlezing van het evangelie, zusters en broeders. Als u gezeten had dan was u zeker naar het puntje van uw stoel geschoven. De woorden van Jezus waren en zijn revolutionair! Lucas heeft in de zogenaamde veldrede een aantal uitspraken van Jezus samengebracht die de kern van zijn boodschap samenvatten. Wij kennen de Bergrede in het evangelie volgens Mattheus, en vinden veel ervan terug hier bij Lucas. Woorden van Jezus, waarin Hij de wereld op zijn kop lijkt te zetten, waarin Hij een werkelijkheid voor ons opent, die zo heel anders is dan waaraan wij gewoon zijn. Raadgevingen, uitdagingen die zicht geven op een nieuwe manier van met elkaar omgaan, op een nieuwe wereld, op de wereld waarvan Hij droomt, die Hij “het koninkrijk van de Vader” noemt, het koninkrijk der hemelen.  Als we die woorden beluisteren schudden we misschien het hoofd en denken bij ons zelf, en misschien zeggen we het wel hardop “dat is toch niet realistisch, dat is niet van deze wereld!” En dan hebben we groot gelijk, in elk geval kunnen we rustig stellen: “het is niet van onze wereld.” Jezus spreekt van de wereld zoals die Hem voor ogen staat, de wereld zoals Hij door de  Schepper is bedoeld. Helaas, vanaf  het begin lijkt het niet helemaal gelopen te hebben volgens de plannen van de hemelse Vader, vanaf het begin is de mens ontspoord, heeft  hij zich niet willen houden aan de opdracht waarmee hij op de wereld werd gezet , luisterde hij liever naar een slang dan naar zijn Heer. Toch heeft God de mens nooit losgelaten, Hij is tot de mensen blijven spreken door de profeten, ten slotte door zijn Zoon. Die heeft het niet gelaten bij woorden. Hij zelf is Gods Woord, en Hij onthoudt ons niet zijn woord, Gods Woord, maar Hij vertaalt het ook in zijn leven, Hij laat zien wat het betekent door zijn zelfgave, door de aanvaarding van het kruis. Dat is een harde werkelijkheid, maar het is de weg die naar het eeuwig geluk leidt. De heiligen zijn daarin onze voorbeelden. God zelf is het grote voorbeeld. Hij leert ons leven als mensen van vòòr de zondeval, als paradijselijke mensen. Als mensen die niet reageren op de influisteringen van de slang, die zich niet laten sturen door aardse redeneringen en aardse belangen, maar die leven vanuit het hart. Het hart dat gericht is op God, dat bewoond is door zijn Heilige Geest dat niet reageert op een stimulans van buitenaf, maar zich laat richten door Gods woord van binnenuit. Enkele maanden geleden heeft paus Franciscus zijn vierde encycliek gepubliceerd, gewijd aan het goddelijk hart van de heer: DILEXIT NOS: Hij heeft ons liefgehad.

Paus Franciscus schrijft: « In een wereld waarin alles wordt gekocht en verkocht lijkt het gevoel van eigenwaarde van de mensen steeds meer afhankelijk te zijn van wat ze kunnen vergaren met de macht van geld. We worden voortdurend gedwongen om te blijven kopen, consumeren en onszelf af te leiden, gevangen in een vernederend systeem dat ons ervan weerhoudt verder te kijken dan onze directe en nietige behoeften. De  liefde van Christus heeft geen plaats in dit perverse mechanisme, maar alleen die liefde kan ons bevrijden van een krankzinnige jacht die geen ruimte meer heeft voor een gratuite liefde. De liefde van Christus kan onze wereld een hart geven en liefde nieuw leven inblazen, waar we ook denken dat het vermogen om lief te hebben definitief verloren is gegaan.

Hij schrijft:

« In de hedendaagse samenleving lopen mensen het risico hun centrum te verliezen, het centrum van hun eigen zelf. Inderdaad, de mannen en vrouwen van onze tijd raken dikwijls in de war en verscheurd, bijna verstoken van een innerlijk principe dat eenheid en harmonie in hun leven en daden kan creëren. Onze omgeving, de media mikken op onze instincten..

Dierbare zusters en broeders, zover mogen wij het niet laten komen. Wij hoorden in deze viering over de grootmoedigheid van David. Hij was een man naar Gods hart, juist omdat hijzelf hart toonde: moed, en ook grootmoedigheid. Hij wist wat zwakheid was, in menselijke zwakheid heeft hij ook gezondigd. Maar hij toonde berouw en ontving vergiffenis. Zijn wij in staat de grootmoedigheid van God na te volgen? Blijven wij mensen hun fouten nadragen?

Wij zijn geroepen om hemelse mensen te zijn. Aardse mensen kiezen voor strijd, maken oorlog, voeden de haat, blijven anderen hun fouten nadragen. Jezus nodigt ons uit om radicaal anders in het leven te staan, als mensen die zich voorbestemd weten tot eeuwig leven, als paradijselijke mensen. Het evangelie zegt: “De maat die gij gebruikt zal men ook voor u gebruiken” Moge het voor ieder van ons een volle maat zijn, aangestampt en overlopend.

Amen.

 

Br. Gerard Mathijsen

 

Lezingen: 1 Samuel 26 2-33 /  1 Korinthe 15, 45-49 /  Lukas 6, 27-38

 

De Kracht van een Boodschap

Deze week konden wij ervaren wat een kracht schuilt in de evangelische boodschap, als zij met moed wordt gebracht. En beseffen hoe onze wereld nood heeft aan gebed, aan de waarheid van het evangelie, aan de woorden van Jezus, Vandaag horen wij de proloog van het derde evangelie. Lucas noemt zichzelf een evangelist die de Heer niet persoonlijk kende. Daarom moest hij, zoals hij zelf in deze proloog zegt, informatie inwinnen bij zijn voorgangers, bij hen die vóór hem de opdracht hadden gekregen de evangeliën samen te stellen en die zelf ooggetuigen waren geweest van het hele openbare leven van Jezus, zoals de heilige Mattheüs en Sint-Jan, of met Hem had geleefd, zoals Sint Marcus, die een leerling van Petrus was en in zijn Evangelie de prediking van Petrus heeft bewaard.

 

Lucas, was een leerling van Paulus geweest maar had geen informatie uit eigen ervaring en kende Jezus alleen uit de verhalen. Hij moest zich dus informeren (en hij deed dat, zo zegt hij, zorgvuldig) om een ​​derde evangelie te kunnen schrijven, waarmee hij de evangeliën van Marcus en Mattheüs op prachtige wijze aanvult. Hij is van mening dat hij een goed onderbouwde uiteenzetting heeft gegeven, die hij opdraagt ​​aan een zekere Théophilus.  Zijn naam Théophilus betekent: “Geliefd door God”. Het maakt voor ons niet uit wie dit personage is. Het gaat ons niet om Théophilus, en het gaat ons niet om Lucas: het gaat ons om Jezus. Het is aan ieder van ons om te groeien in de kennis van Hem; daarbij laten wij ons dit jaar leiden door dit Evangelie en nemen wij het Evangelie van Lucas ter hand. Lucas richt zich tot ieder van ons als een geliefde van God, zodat ook wij ons de leringen kunnen eigen maken die wij hebben ontvangen sinds wij onderricht kregen in het christelijk geloof. Wij zullen daarmee nooit klaarkomen, altijd blijven wij leerlingen, altijd kunnen wij groeien. Elke zondag onderricht de zondagsliturgie ons. De liturgie is de permanente catechese van onze Moeder de Kerk, die haar kinderen voedt met het Woord van God.

 

Nadat we de proloog van het Lucas Evangelie hadden gelezen, luisterden we naar het verhaal over de intrede van Jezus in het openbare leven. Hij is dertig jaar oud. Dit was de leeftijd waarop men het recht had om de profeten in de synagoge voor te lezen en er commentaar op te leveren. Jezus ontving na zijn doop door Johannes de Heilige Geest. Het is in de kracht van de Geest, zegt Lucas, dat hij nu terugkeert naar Nazareth om zijn openbare leven te beginnen. Ze geven hem de boekrol van Jesaja en Jezus leest de passage voor uit de liturgie van deze sabbat. Want ook de synagoge had haar vaste leesrooster, net als onze liturgie. Deze sabbat was de passage aan de beurt die begint met: “De Geest van de Heer is op mij; de Heer heeft mij gezalfd. Hij heeft mij gezonden om het goede nieuws te verkondigen aan de armen, om vrijheid te verkondigen aan gevangenen, om de blinden licht te geven, om een jaar van genade van de Heer.”

Na de lezing, sloot Jezus het boek, of beter, de boekrol en gaf deze terug aan de dienaar. De aanwezigen gingen zitten en Jezus begon zijn onderricht. Hij zegt: ‘Vandaag is de Schrift in vervulling gegaan terwijl u ernaar luistert.’ Want de tekst van Jesaja over deze sabbat was wonderlijk goed van toepassing op Jezus. “De Geest van de Heer is op Mij”: Jezus had deze net zichtbaar ontvangen, toen Hij uit het water van de Jordaan opsteeg. :De Heer heeft mij gezalfd”: de stem uit de hemel had tot Jezus gezegd: “Jij bent mijn Zoon, vandaag heb ik je verwekt”. Deze stem wees Jezus aldus aan als de Messias. de Christus, de Gezalfde, en door de zalving gewijd. Elke koning van Israël was een gezalfde, een gewijde door de zalving. Maar de laatste van de Davidische koningen zou de Gezalfde bij uitstek zijn, de Messias, de Gezalfde strikt genomen. En dat is wat vandaag gebeurt: de profetie gaat in vervulling, het Goede Nieuws wordt aan de armen gebracht, wij worden bevrijd van de slavernij van de Wet, onze zonden worden vergeven, het licht schijnt in de duisternis, het tijdperk van genade is aangebroken.

 

Zusters en broeders, dit `vandaag’  van Gods Blijde Boodschap, van licht, van bevrijding van dood en zonde, dit “vandaag” van Gods genade duurt voort. Wij ervaren het elke zondag, elke keer als wij luisteren naar het woord van God dat in de liturgie wordt verkondigd. Laten we hiernaar luisteren zoals de mensen uit het Oude Testament deden in de eerste lezing van deze zondag: “Van de ochtend tot de middag… luisterde het hele volk naar de voorlezing uit de wet en applaudisseerde ervoor, omdat iedereen daar vreugde voelde.” Moge de Heer ons dezelfde vreugde geven als wij het woord horen. Nog altijd heeft het Evangelie die bijzondere kracht. Wij maakte het afgelopen week mij bij de inauguratie van de president van de verenigde Staten toen bisschop Budde van de Episcopaalse kerk woorden sprak die diep insloegen en grote indruk maakten. Hoe bevrijdend kan het evangelie zijn, maar hoeveel moed is nodig om ervan te getuigen. Mogen wij daaruit kracht, moed en vreugde putten in deze sombere dagen, waarin ieder zich afvraagt: welke kant gaat het op in de wereld?

 

We kijken terug op een periode van na de verschrikkelijke tweede wereldoorlog, waarna iedereen zei: dat nooit meer, een periode van opbouw en van groeiende welvaart, althans in deze streken, van ongekende mogelijkheden, van optimisme. De Berlijnse muur viel, het IJzeren gordijn werd verleden tijd, de bomen groeiden tot aan de hemel. Helaas weten wij dat er in veel landen, in een groot deel van de wereld, nog ernstige misstanden waren en zijn, dat de oorlog altijd gewoed heeft, hier of daar, en dat de dreiging toeneemt dat de vlammen weer oplaaien. De brand in Los Angeles is als een teken dat ons wakker schudt.

Wij worden uitgenodigd om Jezus te volgen, zijn weg te gaan die Lucas ons schetst, geleid door Gods Geest, een weg van luisteren naar de stem van de Vader, een weg van geloof dat de nabijheid van de Heer in onze samenleving het koninkrijk der hemelen een aanvang laat nemen. Moge wij als leerlingen en volgelingen van Jezus daaraan meebouwen en daarin onze vreugde vinden.

AMEN

Br. Gerard Mathijsen

 

Lezingen:

Nehemia 8: 2-4a. 5-6. 8-10

I Korinthe 12: 12-30 of 12-14. 27

Lukas 1: 1-4; 4, 14-21

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2025, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden