Bruiloft te Kana
De liturgische kleur is inmiddels weer het groen van de hoop. Maar velen in en buiten de kerk hebben het gevoelen dat we in zwaar weer verkeren. Er is nood aan perspectief, aan licht. Maar hoop, waar halen we die vandaan in deze duistere tijd? Bij paus Franciscus misschien? Afgelopen week verscheen zijn officiële autobiografie die eigenlijk pas na zijn dood had moeten verschijnen. Maar de paus is er op vooruitgelopen om allen die in deze tijd de hoop dreigen te verliezen een hart onder de riem te steken. Zijn biografie heet dan ook niet voor niets “Hoop”. Hoop niet als zelfstandig naamwoord maar als gebiedende wijs. Misschien was de vertaling “blijf hopen”, dan ook beter geweest. Wij worden uitgenodigd en uitgedaagd om op grond van Gods geschiedenis met ons mensen te blijven hopen. Pelgrims van de hoop, niet omdat het leven zo’n glad parcours is, maar omdat Jezus het pad voor ons en met ons is gelopen en ons met zijn Geest blijft begeleiden op de tocht. De Emmaüsgangers en velen na heen hebben het mogen ervaren. Hun nacht is in dag verkeerd.
Alle reden dus om dankbaar te zijn nu de liturgie ons bij het prille begin van het nieuwe jaar op een bruiloft trakteert. Zo’n feest heeft alles van een nieuw begin, van hoop op een vervuld leven. En u weet allemaal dat in heel de Schrift het beeld van het bruiloftsfeest bij uitstek wordt gebruikt voor het visioen dat God voor ogen staat met de schepping. Geen zwart gat, geen hel of verdoemenis, maar een gemeenschap waar alle volkeren verzameld worden aan het grote feestmaal van God met de mens, waar wij zijn gekend in een verbond, in een relatie van ik en jij, van mens en medemens, van God met de mens. Een gemeenschap waar wij genoemd worden met een naam die klinkt als zuiver kristal en waar de wijn in overvloed stroomt als teken van de vreugde, van de overlopende beker van geluk.
Dat beeld van de bruiloft getuigt van hoop en tegelijk maakt het er ons op attent dat het in het grote geloofsverhaal niet om losse individuen gaat, maar om een gemeenschap die wordt opgebouwd, en waarin elk zijn bijdrage heeft te leveren. Maar hoe feestelijk en beloftevol het verhaal vandaag ook begint, er is al gauw sprake van een impasse. En dan, hoe moet het dan verder?
Dat brengt ons terug naar het begin van het verhaal. Het speelt zich allemaal af op de derde dag en ook hier heeft de goede verstaander genoeg aan een half woord. Het is een opstandingsverhaal. Dat grote feest moet door een dood punt heen, wil het niet voortijdig eindigen. We dienen het verhaal met aandacht te lezen, want het gaat hier niet om een foto uit een oud plakboek. Het is de verbeelding van onze levensbestemming. En wat of wie is er nodig om het water van ons alledaags bestaan te veranderen in de wijn van een bezield verband?
In die impasse brengt het verhaal ons bij de moeder van Jezus. Zij komt maar tweemaal voor in het evangelie van Johannes. Welke rol vervult zij eigenlijk in die episodes? Onder het kruis, in het uur van de uiterste wanhoop, laat zij haar zoon niet in de steek. Waar hij alles geven moet, is zij hem nabij. En vandaag, op de plek waar het feest dreigt te verdrinken in het gemis, geeft zij evenmin op. ‘Zij hebben geen wijn meer,’ horen wij haar zeggen. Dat is geen gebod, nee, Maria, maakt Jezus attent op een crisis, op een uur van beproeving. En als Jezus dan zegt: ‘ mijn uur is nog niet gekomen, ik ben er niet aan toe’, dringt zij bij hem niet verder aan, maar ze spreekt de bedienden aan: “doet maar wat hij u zeggen zal.” Merkwaardige gang van zaken. De zoon aarzelt, maar de moeder heeft er alle vertrouwen in. Vertrouwen in hem. We zijn hier, broeders en zusters, getuige van een bevalling. Het is het uur waarop Maria haar zoon baart en zij de moeder Gods wordt. Wij herkennen haar eigen bereidheid, haar eigen ja toen zij werd gevraagd, en vandaag is het aan Jezus om ja te zeggen op zijn roeping en zijn taak. Het is het uur nog niet, en dan ineens wordt hij door Maria verlost, haar overgave doet hem beseffen dat zijn uur gekomen is. En Jezus stelt het teken dat hij zijn weg zal gaan, uit kracht van de Geest. Ten einde toe.
En dan is er werk te doen voor de bedienden. Dat wordt wel eens over het hoofd gezien. Al te gauw wordt er dan gezegd dat Jezus het water in wijn veranderde. Maar de wijn kan pas aan de tafelmeester worden aangereikt, wanneer de kruiken gevuld zijn met water. Aanvankelijk zijn ze helemaal leeg en de bedienden hebben er een hele klus aan. In het grote bruiloftsverhaal van God en mens moeten ook wij de handen uit de mouwen steken. Tot de rand toe dienen wij het bestaan te vullen met het heldere water van onze menselijke inzet en creativiteit. En dan mogen wij hopen en geloven dat de Heer het zijne doet, en ons de vreugde wijn aanreikt van zijn liefde en trouw, die nood en dood trotseert.
Kana, er stonden lege kruiken, beeld van ons broze bestaan, dat om vervulling vraagt. Wij moeten er het onze toe bijdragen, de kruiken vullen met het water van onze alledaagse navolging van Christus, maar de smaak, de kleur en diepte wordt er aan geschonken door de Geest van hem die al het onze heeft gedeeld.
Broze vaten, elke eucharistie vieren wij hoe ze tot aan de rand worden gevuld met zijn liefde, en wie ervan drinkt, krijgt drank die ons doet leven als mensen van hoop. Mensen van de derde dag, liefde sterker dan de dood. ‘Doe maar wat Hij u zeggen zal.’ AMEN.
2e zondag door het Jaar / C / Jes. 62, 1-5 / 1Kor. 12,4-11 / Joh. 2, 1-12