Preek 8 september 2024
We hoorden zojuist in de eerste lezing de profetie van Jesaja.
De Joden verwachtten dat de Messias de wereld volkomen zou veranderen en vernieuwen. De profeten hadden daartoe alle aanleiding gegeven. Je hoeft de lezing van vandaag maar te beluisteren: God zelf zal komen, zegt de profeet, het onrecht wordt bestraft, Israël keert uit de ballingschap terug, alle gekwetste en gekwelde mensen worden genezen, de steppe zal in bloei komen te staan. Dan is alle leed geleden, zijn alle zorgen verdwenen.
Het Joodse volk leeft van deze verwachting, tot vandaag.
Het is evenwel duidelijk: de komst van Jezus Christus heeft dit niet gebracht. Jezus van Nazareth heeft de geschiedenis niet op deze wijze veranderd. Dan kan hij de Messias niet zijn.
De jonge christenheid moest op dit probleem een antwoord vinden. Vandaar dat de evangelisten veel ruimte geven aan verhalen over mensen die door Jezus worden genezen. Tekenen die zijn gezag onderstrepen. In het verhaal van vandaag toont Jezus zich wel degelijk de Messias: Hij heeft doven de oren geopend, de tong van de stomme doen spreken, de profetie van Jesaja in vervulling gebracht, zo toont Marcus ons aan.
Voor ons nu zou ik uit deze perikoop alvast drie dingen willen onderstrepen.
Allereerst maakt het ons duidelijk hoezeer jezus ook ten volle mens is geweest. Eeuwenlang hebben de theologen de nadruk gelegd op zijn goddelijke natuur. Zeker, Jezus was ook mens, maar tegelijk was Hij God, Almachtig, Alwetend. Zo kwam hij toch nogal ver van ons af te staan. In dit stukje evangelie komt hij ons evenwel heel menselijk nabij; heel plastisch schildert Marcus hoe lichamelijk de Heer was. Hoezeer hij ook de opvattingen van zijn tijd deelde.
In die tijd, in zijn cultuur, kende men b.v. genezende kracht toe aan speeksel. Trouwens, geldt dat niet ook nu nog? Toen ik een klein jongetje was, meer dan 80 jaar geleden, kon ik wel een schrammen oplopen, bij het vallen mijn knie verwonden zodat het bloedde. Wat deed mijn vader? Een beetje speeksel erop, en de pijn was over! Bij een kind werkte dat zo. Bij een puber moest je het niet meer proberen! Van het speeksel van de vader ging genezende kracht uit op het kind. Ik denk dat het nog altijd zo is.
Men dacht ook dat iemand die stom was, een tong had die door een boze geest, door duivelse macht, was vastgebonden. En Marcus vertelt hoe Jezus zijn vingers in de oren steekt en zijn tong met speeksel aanraakt. Er gaat een kracht van hem uit die de duivel uitdrijft. Wij vinden Jezus’ gedrag misschien vreemd, maar het onderstreept op zijn manier hoe menselijk Jezus was, en hoezeer hij een kind was van zijn tijd.
Jezus heeft hel lichaam niet geminacht. Hij heeft het niet, zoals dat bij Griekse filosofen nog wel eens gebeurde, als een kerker beschouwd.
Die aandacht voor de menselijkheid van de Heer, voor zijn concrete lichamelijkheid, is dat niet een boodschap voor ons, heeft die ons niet veel te zeggen, te leren?
Een ander punt is het woord dat Jezus spreekt. Een bijzonder woord: “Effeta” ga open! Hierdoor wordt deze doofstomme mens bevrijd uit zijn isolement. Hij krijgt de mogelijkheid zich te ontplooien, hij ontvangt een zending naar buiten toe, om te luisteren, en te spreken, te communiceren met zijn omgeving. Zo is Jezus dikwijls doende: hij bevrijdt de melaatsen uit hun geïsoleerde positie, hij bevrijdt zondaars en zondaressen die door de gemeenschap waren uitgestoten en buitengesloten. Hij zegt geregeld tot mensen op een of andere manier: “mens, ga open!” Hij geeft mensen de ruimte, de mogelijkheid zich open te stellen, naar de anderen, zich te verbinden met anderen, met de wereld, met God. Jezus onderdrukt nooit, hij houdt mensen niet klein, maar richt hen op. Als de kerkgemeenschap of de kerkelijke leiding in latere tijden mensen heeft onderdrukt of klein gehouden – en zeg maar eens dat dit niet is gebeurd en gebeurt – dan treedt zij daarmee niet in het spoor van de man van Nazareth.
Tenslotte: sinds de oudste tijden wordt bij de toediening van het heilig sacrament tot elke dopeling gezegd: “effeta” mens, ga open! De geloofsgemeenschap is dus van mening dat Jezus dit tot elk mens blijft zeggen “mens, ga open”.
Hoe moeten we ons dat voorstellen?
Is het niet ieders ervaring dat elk mens min of meer in zichzelf zit opgesloten, dat het gevaar bestaat dat hij of zij zich afsluit van anderen, dat zijn of haar bestaan blijft draaien om zich zelf? De Griekse mythologie kent het verhaal over een heel mooie jonge man, Narcissus, die in het water de afspiegeling zag van zijn eigen beeld en daar verliefd op werd. Dit sloot hem af van de buitenwereld, van de andere mensen, het sloot hem op in zich zelf. Hij zat gevangen in zich zelf. Freud gebruikte die mythe om de situatie van elk mens te verduidelijken: het gevaar dat hij/zij valt in de kuil van Narcissus. Zich zelf ziet als centrum van de wereld, alles betrekt op het eigen ik en om zich zelf blijft draaien. Jezus bevrijdt ons uit die benauwende gevangenschap. Hij leert ons God te beminnen als ons hoogste goed, en de medemens als ons zelf. Wie hem daarin volgt wordt vrij en draait niet meer om zich zelf. Hij/zij komt open voor de wereld, naar anderen toe, naar God toe. Het evangelie van Jezus bevrijdt uit het isolement.
Dierbare zusters en broeders, zo kan het evangelieverhaal van vandaag, op het eerste gehoor misschien wat vreemd en ver van ons vandaan, ons belangrijke dingen vertellen. Het houdt een oproep in, een goede boodschap, levensgeluk. Ons openen voor vandaag en naar de toekomst toe, ons verbinden met anderen, met God, bron en einddoel van ons leven. We mogen het horen met open oren en een open hart, en ons blijvend herinneren dat ook tot ons is gezegd: Effeta: mens, ga open!
br. Gerard Mathijsen osb
23e zondag dhj B 8 september 2024
Jes. 35,4-7;Jac. 2, 15; Mc. 7, 31-37