In de spotlight: Ellen
Een kaars met een roos erop, geen plaatje maar een echte applicatie van was, of een kaars met een narcis of een tulp of een anemoon: dat blijkt een ideaal geschenk. ‘Ik geef ze zelf ook graag cadeau’, zegt vrijwilliger Ellen Tiggeler-de Jong, ‘weer eens wat anders dan een bos bloemen!’
De groep vrijwilligers die werkt in het atelier van de kaarsenmakerij van de Abdij van Egmond is begonnen met de bloemenkaarsen en het is een hit: ze worden enorm goed verkocht.
De vrijwilligers kunnen ze naar eigen smaak maken en variëren, vertelt Ellen, ‘maar we overleggen wel, en schrijven ook op welke kleurencombinaties we kiezen.’
In deze februarimaand staat alles in het atelier natuurlijk in het teken van de paaskaarsen, waarvoor de vrijwilligers prachtige was-applicaties maken en schilderen, maar daarvan mogen ze niet zomaar variaties maken. Er is een folder met een stuk of zes paaskaarsen waaruit klanten kunnen kiezen, dus dat maken ze; vandaag doen ze dat met z’n vijven.
Ellen Tiggeler kwam als kind al in de abdij, vertelt ze. ‘We gingen meestal op vakantie naar Bergen, en dan bezochten we vaak even de middagdienst van half één.’ Ja, ze komt uit een katholiek gezin, met twee broers en nog een zus. Haar drie jaar jongere broer is broeder Erik de Jong, die van 2017 tot zijn dood, in 2022, broeder was in de Egmondse gemeenschap. Hij was nog maar zestig toen hij stierf.
Via Erik is Ellen vrijwilliger geworden in het atelier. ‘Erik was iemand van lang leve de lol, maar hij ging ook elke zondag trouw naar de Krijtberg. Kerk en kroeg, dat was zijn leven.’ Toen hij monnik wilde worden, kon Ellen hem wel volgen, maar ze snapte eerst niet waarom hij niet naar Vaals ging; in die abdij was hij immers al jaren een trouwe gast. ‘Nee, dan sluit ik de wereld buiten, zei Erik. In Egmond laten ze de wereld binnen.’
Goed, zei Ellen, maar dan wil ik wel élke stap in je proces bijwonen, daar wil ik in gedeeld worden. En zo was ze met haar man als enige familie bij Eriks inkleding. Bij zijn tijdelijke professie was de familie wel compleet.
In de laatste weken van Eriks ziekte sliep ze vaak in de abdij om hem medicijnen te geven, ze is verpleegkundige. Erik zat nog een paar uurtjes per dag achter zijn bureau op de Benedictushof om dingen af te ronden. ‘Heb je voor mij ook iets te doen, vroeg ik hem. Ja, wil je niet helpen schilderen in het atelier, dat creatieve is iets voor jou, zei Erik toen.’
En zo vond Ellen haar plek in het atelier en nu komt ze zelfs een vaste dag per week. ‘Je maakt iets moois waar mensen blij van worden’, verklaart ze. ‘En we werken samen, we lunchen ook samen, met abdijsoep en brood. We praten ook, maar wel in rust, alles gaat in rust.’
Ellen heeft nog iets bijzonders toegevoegd aan de kaarsen in de winkel. Populair zijn de kaarsen met een roze of blauw voetje erop, een was-applicatie, die je cadeau kunt geven aan iemand die een baby krijgt. ‘Mijn dochter Brenda is als psychologe gespecialiseerd in het begeleiden van ouders die een kindje hebben verloren rond de zwangerschap. Zij zocht naar een cadeau dat mensen zouden kunnen geven aan zulke ouders. Nu maken we kaarsen met een gouden of zilveren voetje erop.’ Er staat in de abdijwinkel een voorbeeld van zo’n stille rouw-kaars.
Tot slot de vraag of Ellen haar broer mist. ‘Ik mis Erik heel erg’, zegt ze. ‘Hij was een broer die altijd voor me klaarstond. 25 jaar geleden was mijn man ernstig ziek. Toen was Erik er altijd, hij was als een tweede vader voor mijn kinderen.’
We kijken nog naar de foto van Erik in de Benedictushof en dan ga ik zoals zoveel klanten naar huis met een kaars met een bloem. Hij brandt als een fleurige aankondiger van Pasen.
tekst Renée Braams