Column
D E C E M B E R
Toen mijn vader besloot om met het gezin in 1953 te emigreren naar Canada was ik 8 jaar oud. Wij woonden daar een paar maanden toen mijn moeder op een avond op de rand van mijn bed kwam zitten en zei. “Ik moet je iets vertellen…Sinterklaas bestaat niet”.
Ze klopte bemoedigend op de dekens wenste mij welterusten en deed het licht uit. Daar lag ik, totaal verbijsterd, in het donker. Tijdens de jaren vijftig hield men nog geen rekening met de kwetsbare kinderziel. Tegenwoordig zou zoiets subtieler aangepakt worden om bijvoorbeeld te beginnen met de vraag:
“Vond je het niet vreemd dat Sinterklaas over de daken reed op een paard?”
Om vervolgens, heel voorzichtig, met de nuchtere waarheid te komen.
Bovendien vroeg ik mij af of mijn moeder misschien, na verloop van tijd, weer op de dekens zou kloppen met de mededeling dat het verhaal van Maria, Jozef en Jezus in een stal, ook een verzinsel was.
Ik besefte dat ik compleet voor gek had gestaan met mijn zingen: “Hoor wie klopt daar kinderen ’t is een vreemdeling zeker, zal eens even vragen naar zijn naam”.
In Canada bleek onze Sint namelijk echt een vreemdeling te zijn. In plaats van een eerbiedwaardig voortschrijdende bisschop hadden ze daar ‘Santa Claus’. Die stampte rond op met bont gevoerde winterlaarzen en droeg geen mijter maar een belachelijke, rode slaapmuts.
Sint Nicolaas reed op een schimmel over daken met een zak lekkernijen, maar deze Santa deed er nog een schepje bovenop. Met een arrenslee vol cadeautjes voortgetrokken door maar liefst negen rendieren die, als ze eenmaal genoeg snelheid hadden, het luchtruim onveilig maakten. De belangrijkste heette Rudolph. Hij vloog vooraan en had een neus met een rood lichtje erin. Dat was handig want op die manier konden piloten, als ze over de noordpool vlogen en dat lichtje zagen, er rekening mee houden dat Santa opsteeg.
De Canadese kinderen zongen niet: “ Zachtjes gaan de paardenvoetjes, trippel trappel’, maar: “Rudolph the red nosed reindeer has a very shiny nose”.
Ik heb vanaf het begin een hekel gehad aan Santa Claus, die malloot met zijn te joviale: ‘ho..ho..ho’ gelach. Onze Nicolaas is meer dan duizend jaar geleden geboren in Myra en later heilig verklaard. Tot op de dag van vandaag staat hij nog steeds in hoog aanzien in de oosters-orthodoxe kerken. Hij is beschermheilige van het gezin, zeevarenden en bovendien schutspatroon van Amsterdam.
Maar een heilige die met een kudde rendieren op de noordpool woont…laat me niet lachen!
Deze Santa was gewoon een uit de hand gelopen ‘Coca Cola’ reclame van jaren geleden. Niet geboren maar ontworpen aan een tekentafel.
Historisch gezien is hij vergeleken met onze Sint een aanfluiting.
Nicolaas uit Myra was een eenvoudige monnik, devoot én vrijgevig. Hij was geen geleerde theoloog en heeft nooit één letter op papier gezet.
Waarschijnlijk was hij bang dat de mensen zijn woorden verkeerd zouden uitleggen. Met als gevolg: er zouden weer dogma’s kunnen ontstaan met als resultaat: meningsverschillen en ruzies.
Nicolaas had geen zin in: ‘Makkers met hun wild geraas’.
Hij schreef dus niet maar gàf ons wel letters…eetbare wel te verstaan.
Gelukkig heeft mijn moeder nooit een tweede keer op mijn dekens geklopt.
Wat een troost dat wij tijdens de donkere decemberdagen mogen weten dat wij richting het licht van de kerst gaan. Dat wij mogen zingen over het kind in de kribbe, Jezus die het licht vanuit de hemel naar de donkere aarde bracht.
Ik wens iedereen zalige kerstdagen toe en een gezegend 2025 .
Adriana Madderom