Overweging 1 T. Radcliffe
Ook dit jaar heeft Timothy Radcliffe in Rome een aantal overwegingen gedaan tijdens het Synodale overleg van de Kerk. De komende tijd willen we deze met jullie delen in het Nederlands. De broeders danken br. Gerard Mathijssen voor zijn toewijding voor het vertalen! PAX!
Meditatie nr. 1
‘Opstanding: Zoeken in het donker’
Johannes 20:1-18
dinsdag 30 september 2024
Vorig jaar mediteerden wij in onze retraite over hoe naar elkaar te luisteren. Hoe kunnen we onze verschillen hoopvol onder ogen zien en ons hart en onze geest voor elkaar openen? Sommige barrières zijn weggevallen en ik hoop dat we zijn gaan zien dat degenen met wie we het niet eens zijn, niet onze tegenstanders zijn, maar medediscipelen, medezoekers.
Dit jaar hebben we een nieuwe focus: ‘Hoe een missionaire synodale Kerk te zijn’? Maar de basis van alles wat we zullen doen is dezelfde: luisteren, geduldig, vindingrijk, intelligent, openhartig luisteren. Ik dacht er zelfs aan om de toespraken te herhalen van de vorige retraite, maar dat zou u in de gaten kunnen krijgen! Herbert McCabe, OP, realiseerde zich op het laatste moment dat hij een lezing moest geven voor een vooraanstaand theologisch genootschap. Hij pakte een lezing uit zijn dossiers, sprong op zijn motor en kwam net op tijd aan. Toen hij zijn aantekeningen opende, zag hij dat hij een jaar eerder dezelfde lezing had gegeven aan hetzelfde genootschap. ‘Wat heb je gedaan?’ vroeg ik. ‘De grappen heb ik achterwege gelaten. Dat is het enige wat de mensen zich herinneren.’ Uw geheugen werkt zeker beter.
Diepgaand luisteren is nog steeds de basis van alles wat we dit jaar zullen doen. Het is, zegt het Instrumentum laboris (IL), ‘de eerste daad van de Kerk’ (60). De dichter Amos Oz zei over zijn grootvader: ‘Hij luisterde. Hij deed niet alleen beleefd alsof hij luisterde, terwijl hij ongeduldig wachtte tot ze klaar was met wat ze zei en haar mond hield. Hij onderbrak de zin van zijn gesprekspartner niet om die voor haar af te maken. Hij kapte haar niet af om samen te vatten wat ze zei en om over te gaan op een ander onderwerp. Hij liet zijn gesprekspartner niet in de lucht praten terwijl hij in zijn hoofd het antwoord voorbereidde dat hij zou geven als ze eindelijk klaar was. Hij deed niet alsof hij geïnteresseerd of vermaakt was, maar hij was het echt.’[1] Luisteren naar God en naar onze broeders en zusters is de discipline van heiligheid.
Dit jaar zullen we nadenken over ‘de ene missie van het verkondigen van de verrezen Heer en zijn evangelie’ (IL Inleiding) aan een wereld die ‘woont in duisternis en de schaduw van de dood’. (Lukas 1:79). Als leidraad voor onze meditaties nemen we vier opstandingsscènes uit het evangelie van Johannes: ‘Zoeken in het donker’, ‘Het afgesloten vertrek’, ‘De vreemdeling op het strand’ en ‘Ontbijt met de Heer’. Elk werpt enig licht op hoe we een missionaire synodale Kerk kunnen zijn in onze gekruisigde wereld.
Onze eerste scène begint in de nacht: ‘Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria Magdalena naar het graf’ (20:1). Dit is waar ook wij vandaag zijn. Onze wereld is nog meer verduisterd door geweld dan een jaar geleden. Maria Magdalena komt zoeken naar het lichaam van haar geliefde Leraar. Ook wij zijn in deze synode samen op zoek naar de Heer. In het Westen lijkt God grotendeels verdwenen te zijn. We hebben niet zozeer te maken met atheïsme als wel met een alomtegenwoordige onverschilligheid. Scepsis vergiftigt zelfs de harten van veel gelovigen. Maar alle christenen waar ook zijn zoekers naar de Heer, zoals Maria Magdalena voor zonsopgang.
Ook wij kunnen ons zelfs in het duister voelen. Sinds de laatste vergadering hebben zoveel mensen, ook deelnemers aan deze synode, hun twijfels geuit over de vraag of er iets bereikt zal worden. Net als Maria Magdalena zeggen sommigen: ‘Waarom hebben ze onze hoop weggenomen? We hadden zoveel verwacht van de synode, maar misschien komen er alleen meer woorden.’
Maar hoewel het donker is, is de Heer al aanwezig in de tuin bij Maria Magdalena en bij ons. Voor zijn dood zei Jezus: ‘Als een zaadje niet in de aarde valt en sterft, blijft het slechts een enkele korrel, maar als het sterft, draagt het veel vrucht’ (12:24). Het zaad is gezaaid in de rijke grond van de hof door Jozef van Arimathea en Nicodemus, gezaaid in een nieuw graf dat niemand had gebruikt. Het staat op het punt te gaan bloeien. De dageraad is nabij. Net als Maria Magdalena zullen we meer ontvangen dan we zoeken als ook wij openstaan voor de ontmoeting met de Heer.
In de tuin ontmoeten we drie zoekers, Maria Magdalena, de geliefde leerling, en Simon Petrus. Ieder zoekt op zijn of haar eigen manier naar de Heer; Ieder heeft zijn eigen manier van liefhebben en ieder zijn eigen leegte. Elk van deze zoekers heeft zijn eigen rol in het aanbreken van hoop. Er is geen rivaliteit. Hun wederzijdse afhankelijkheid belichaamt het hart van de synodaliteit. We kunnen ons allemaal met minstens één van hen identificeren. Welke ben jij?
Tomas Halik heeft betoogd dat de toekomst van de kerk afhangt van haar vermogen om de zoekers van onze samenleving te bereiken. Dit zijn vaak de ‘nones’. Ik bedoel niet de contemplatieve religieuze zusters, maar de mensen die beweren dat ze geen religieuze overtuiging hebben. Ook zij zijn vaak op zoek naar de zin van hun leven. Halik schrijft dat christenen dus bereid moeten zijn om “zoekers te zijn met hen die zoeken en vragenstellers met hen die vragen stellen.[2]
Alle verslagen van de opstanding staan vol met vragen. Twee keer wordt aan Maria Magdalena gevraagd waarom ze schreit? Ze vraagt waar ze het lichaam hebben neergelegd. Ze vragen allemaal waarom het graf leeg is. In het verhaal van Marcus vragen de vrouwen: ‘Wie zal de steen voor ons wegrollen?’ (16:3). Lucas’ verslagen van de opstanding staan vol met vragen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden?’ Jezus vraagt aan de leerlingen die naar Emmaüs vluchten: ‘Waar hebben jullie het over?’ Daarna zegt hij tot alle leerlingen: ‘Waarom zijn jullie bang? Waarom komt er twijfel in jullie hart?’ (24.38). De verrijzenis breekt in ons leven binnen, niet als een klip en klare constatering van een feit, maar in indringende vragen.
Diepgaande vragen zijn niet op zoek naar informatie. Ze nodigen ons uit om op een nieuwe manier te leven en in een nieuwe taal te spreken. De dichter Rainer Maria Rilke schreef: ‘Zoek niet naar de antwoorden, die je nu niet gegeven kunnen worden, want dan zou je er niet naar kunnen leven. En het gaat erom alles te beleven. Leef nu met de vragen. Misschien zul je dan eens, op een dag ver in de toekomst, geleidelijk, zonder dat je het merkt, je weg naar het antwoord beleven.’[3]
De opstanding is niet het leven van Jezus dat na een korte onderbreking opnieuw begint, maar een nieuwe manier van leven waarin de dood is overwonnen. En zo breekt het in ons leven binnen, eerst in de evangeliën, als dringende vragen die ons verhinderen op dezelfde manier voort te leven. Evenzo komen we naar deze synode met veel vragen, bijvoorbeeld over de rol van vrouwen in de Kerk. Dit zijn belangrijke vragen. Maar ze kunnen niet worden gezien alsof het er alleen om gaat of iets mag of niet mag. Dat zou betekenen dat we dezelfde soort kerk blijven. De vragen waarmee we worden geconfronteerd, zouden meer moeten lijken op die in de evangeliën, die ons uitnodigen om samen op dieper niveau vanuit het Opstandingsgeloof te leven.
En daarom moeten we het aandurven om aan deze synode de diepste vragen in ons hart voor te leggen, onthutsende vragen die ons uitnodigen tot nieuw leven. Net als die drie zoekers in de hof moeten we aandacht schenken aan elkaars vragen als we een hernieuwde weg willen vinden om Kerk te zijn. Als we geen vragen hebben, of oppervlakkige vragen, is ons geloof dood. Een zekere aartsbisschop, die vandaag niet bij ons aanwezig is, zei tegen een groep dominicaner novicen: “Zorg ervoor dat jullie allemaal de Summa van Aquino lezen. Je vindt er zesenvijftigduizend antwoorden aan al diegenen die de katholieke kerk bekritiseren’![4] Thomas van Aquino zou geschokt zijn geweest. Volgens een kinderlegende zou zijn eerste vraag geweest zijn: ‘Wat is God?’ en zijn heiligheid gaf hem in elk antwoord te weigeren, want, zei hij, wij zijn met God verbonden als met de onbekende.
Als we met respect en zonder angst naar elkaars vragen luisteren, zullen we een nieuwe manier vinden om in de Geest te leven. Zoals ik vorig jaar al zei, is het motto van de Dominicaanse Academie in Bagdad: “Hier zijn geen vragen verboden.” Wij zijn Maria Magdalena en de geliefde leerling en Simon Petrus, en alleen samen zullen we de Heer vinden die op ons wacht.
Laten we eens naar elk van de zoekers kijken en zien wat ze ons kunnen leren over het uitstrekken van de hand naar de zoekers van onze tijd. Maria Magdalena wordt aangetrokken door een liefde die teder is. Heel aards, fysiek, vlees en bloed. Ze wil zorgen voor het lichaam van haar geliefde Heer. Ze vertegenwoordigt zeker al diegenen wier leven wordt gedreven door mededogen voor de gewonden van de wereld. Moeder Teresa, die in de straten van Calcutta naar het lichaam van haar Heer zocht. De heilige Damiaan van Molokai die zijn leven gaf aan de leprozen in Hawaï.
Denk ook aan die miljoenen mensen die Christus niet kennen en toch vervuld zijn van medelijden voor de lijdenden. Net als Maria Magdalena zijn ze op zoek naar de lichamen van de gewonden. De wereld is vol van geween. Onze vorige Vergadering was vier dagen begonnen toen Hamas die vreselijke wreedheden beging die het Midden-Oosten in oorlog stortten. Mensen huilen in Oekraïne en, ja, ook in Rusland om de dood en verminking van honderdduizenden jonge mensen, zoals ze ook huilen in Soedan en Myanmar. Een van de studiegroepen die door de Heilige Vader is bijeengeroepen, heet ‘Luisteren naar de roep van de armen’. Hij zou ‘luisteren naar de schreeuw van hen die wenen’ kunnen worden genoemd. Maria Magdalena is hun beschermvrouwe.
Dan hoort Maria haar naam: ‘Maria’; ”Rabbouni.’ Het is passend dat zij, wier leven wordt gedreven door compassievolle, tedere liefde, haar leegte gevuld ziet met haar naam. Ze zocht naar een lijk, maar ze vond meer dan ze had kunnen dromen, de liefde die voor altijd leeft. Onze God noemt ons altijd bij onze naam. ‘Maar nu, zo zegt de HEER, Hij Die u geschapen heeft, O Jakob, Hij Die u geformeerd heeft, o Israël: Vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb je bij je naam genoemd, je bent van mij”.’ (Jesaja 43:1)
Haar naam betekent ontmoeting, de aanwezigheid van de Heer. Het eerste wat er bij de doop gebeurt, is de vraag naar de naam. ‘Hoe heet je?’ of ‘Welke naam geef je je kind?’ De naam is niet zomaar een etiket dat op kinderen wordt geplakt om ze van elkaar te onderscheiden: dat zou mij Kind nr. 4 maken. Onze naam is een teken dat we door God worden gekoesterd in onze uniciteit.
Paus Franciscus maakte een contrast tussen de manier waarop de Romeinse keizer de wereld zag bij de volkstelling waarbij hij nummers lelde, en onze God: ‘Beste broer, beste zus, voor God, die de geschiedenis heeft veranderd in de loop van een volkstelling, ben je geen nummer, maar een gezicht… Christus kijkt niet naar nummers, maar naar gezichten.’
En dus is het ook onze missie om de God een naam te geven die ons in het donker zoekt. En om ook elkaars naam en gezicht te koesteren. We zullen alleen bemiddelen in Gods tegenwoordigheid als we bij elkaar aanwezig zijn in deze synode. Gregory Boyle, SJ, werkt met jonge bendeleden in Los Angeles. Het geheim van zijn werk is dat hij hen bij name kent. Niet alleen hun officiële namen of hun bijnamen, maar de namen waarmee hun moeder hen roept als ze niet boos is. Als hij de jonge Lula bij zijn naam noemt, ‘zou je hebben gedacht dat ik hem een electrische schok had gegeven. Zijn hele lichaam verkrampt van vreugde dat hij gekend wordt, geroepen, dat hij zijn naam hardop hoort uitspreken. Bij het oversteken van het zebrapad bleef Lula zich maar omdraaien en naar mij kijken met een glimlach.’[5]
Tirannieke regimes wissen namen en gezichten uit. In Auschwitz werd de heilige Maximiliaan Kolbe gevangene 16.670. De president van Rusland heeft altijd geweigerd de man te noemen die zich dapper tegen hem verzette, Alexie Navalny. Hij was gewoon ‘een zeker persoon’. Evenzo werd Nelson Mandela het gezicht van de oppositie tegen het apartheidsregime. En dus was het toen hij in de gevangenis zat verboden om een afbeelding van zijn gezicht te publiceren. Het werd uit het publieke geheugen gewist. Dus toen hij na tientallen jaren in de gevangenis op het strand mocht lopen, kende niemand hem. Zijn gezicht was van zijn kracht beroofd.
Deze synode zal een moment van genade zijn als we met mededogen naar elkaar kijken en mensen zien die evenals wijzelf, zoekend zijn. Geen vertegenwoordigers van partijen in de Kerk, die vreselijk conservatieve kardinaal, die akelige feministe! Maar medezoekers, die gewond en toch blij zijn. Ik moet bekennen dat ik verschrikkelijk slecht ben in het onthouden van namen, deels komt dat omdat ik doof ben. Dat is mijn excuus. Vergeef me!
Maar de tedere liefde van Maria Magdalena heeft genezing nodig. Jezus gebiedt haar: ‘Klamp je niet aan mij vast.’ Geleerden hebben hier een aantal absurde verklaringen voor gegeven, waarvan de meest onwaarschijnlijke is dat de wonden van Jezus nog steeds pijnlijk waren! Hij zegt dat ze Hem niet kan claimen. Zijn aanwezigheid bij haar is niet haar bezit. De verrijzenis is de geboorte van zijn gemeenschap. ‘Het volk van God is nooit simpelweg de som van de gedoopten; het is eerder het ‘wij’ van de Kerk’ (IL, 3). “Maar ga naar mijn broeders en zeg tot hen: “Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God”.” Het is de eerste keer in het evangelie van Johannes dat hij de discipelen ‘broeders’ noemt. Fratelli tutti! Ze moet haar liefde bevrijden van alle exclusiviteit! Dan zal ze klaar zijn om het goede nieuws aan de discipelen te verkondigen: ‘Ik heb de Heer gezien.’ Dat is ook onze uitdaging. Niet om me vast te klampen aan mijn Engelse Jezus of mijn Dominicaanse Jezus, maar aan de Heer in wie we allemaal broeders en zusters zijn, zelfs de jezuïeten! Deze synode zal vruchtbaar zijn als we leren ‘wij’ te zeggen. ‘Mijn Vader en uw Vader, mijn God en uw God.’
Dan is er de leerling die door de Heer bemind werd. Ook hij heeft zijn manier van liefhebben en zijn leegte, waar het licht in zijn leven was gedoofd. Hij laat de oude Petrus, puffend en hijgend, als eerste het donkere graf in gaan, maar hij ziet de lege ruimte tussen de engelen en hij gelooft. Dit is de liefde die zicht geeft. Ubi amor, ibi oculus (Richard van St Victor). Waar liefde is, is zicht. Hij ziet met de ogen van de liefde en ziet zo de overwinning van de liefde. Zijn evangelie is dat van de adelaar, waarvan men geloofde dat zijn ogen recht in het licht van de zon konden kijken zonder verblind te worden. Zijn zoektocht is uiterst theologisch.
Ik verbleef dit jaar twee weken in de Ecole Biblique in Jeruzalem. De broeders leven in de schaduw van de dood, veertig minuten van Gaza. Ze blijven daar, bestuderen het Woord van God, onderwijzen en bidden. Ze blijven als een teken dat ‘het licht in de duisternis scheen en de duisternis het niet heeft overwonnen’. (Joh. 1,5). De leegte van Maria Magdalena wordt genezen door het aanroepen van een naam – aanwezigheid – en de zijne door het licht dat schijnt in een leeg graf. Hij belichaamt dus al diegenen die de betekenis van ons leven proberen te begrijpen, de door God gevormde leegte in ons hart, zoals Blaise Pascal zei. Christelijke denkers natuurlijk, maar ook iedereen die worstelt om licht te vinden in de duisternis van ons lijden: de dichters en de kunstenaars en filmmakers die weigeren te geloven dat de duisternis de overwinning heeft. Voor onze verkondiging van de verrijzenis hebben we hen nodig, open voor hun wijsheid, zoals de heilige Thomas van Aquino dat was voor de heidense Aristoteles. Thomas van Aquino schreef dat alle ‘waarheid, ongeacht door wie ze wordt gezegd, afkomstig is van de Heilige Geest’ (omne verum, a quocumque dicatur, est a Spiritu Sancto).[6]
Dan is er Simon Petrus. Zijn leegte is de zwaarste van allemaal, de last van mislukking. Hij verloochende zijn vriend. Hij verlangt zeker naar die helende woorden die ten slotte aan het strand zullen worden uitgesproken.
Daarom hoort het ook bij onze pastorale zending om bij al diegenen te zijn die gebukt gaan onder mislukking en zonde en de vergeving te delen die we hebben ontvangen, onze eigen ontdekking van de verbazingwekkende genade van Degene die ‘een ellendeling als mij heeft gered. Eens was ik verdwaald, maar nu ben ik gevonden, ik was blind maar nu zie ik.’ Onze missie is om de barmhartige te noemen die ook wij nodig hebben, zoals Petrus.
In deze eerste scène van de opstanding zien we dus hoe de Heer reageert op drie vormen van zoeken die overeenkomen met drie leegtes in ons leven: tedere liefde die zoekt naar aanwezigheid; de zoektocht naar zingeving, licht en naar vergeving. De ene zoeker heeft de andere nodig. Zonder Maria zouden ze niet bij het graf zijn gekomen. Ze verklaart dat de Heer aanwezig is. Zonder de geliefde leerling zouden ze de leegte van het graf niet hebben verstaan als teken van opstanding; zonder Petrus zouden ze niet hebben begrepen dat de opstanding de triomf van de barmhartigheid is
Elk vertegenwoordigt een groep die zich op de een of andere manier buitengesloten voelde tijdens de vorige Vergadering. Maria Magdalena herinnert ons er ook aan hoe vrouwen vaak worden uitgesloten van formele gezagsposities in de Kerk. Hoe kunnen we een weg vooruit vinden, die gevraagd wordt door de gerechtigheid en ons geloof? Hun zoektocht is de onze. Op de vorige vergadering voelden veel theologen zich ook marginaal. Sommigen vroegen zich af waarom ze de moeite hadden genomen om te komen. Zonder hen komen we nergens. En de groep die zich het meest verzette tegen de synodale weg waren de pastoors, de parochiepriesters die vooral de rol van Petrus als herders van barmhartigheid delen. Ook zonder hen kan de Kerk niet echt synodaal worden.
Wanneer bijna iedereen het gevoel heeft dat zij de mensen zijn die worden buitengesloten, zou er geen competitie moeten zijn om slachtofferschap! Het zoeken in het duister naar de Heer heeft al deze getuigen nodig, zoals de Synode alle manieren nodig heeft waarop wij de Heer liefhebben en zoeken, zoals wij de zoekers van onze tijd nodig hebben, zelfs als zij ons geloof niet delen.
Hoe kan dit overgebracht worden naar onze missie? De volgende woorden worden toegeschreven aan Antoine de St Exupéry. Zij zijn zelfs beter dan het originele citaat schreef: ‘Als je een boot wilt bouwen, roep dan niet je mannen en vrouwen bij elkaar om hun bevelen te geven, of om elk detail uit te leggen van wat ze moeten doen of waar ze alles kunnen vinden… Als je een boot wilt bouwen, wek dan in de harten van je mannen en vrouwen het verlangen naar de zee!’[7] Geef de mensen smaak van het oneindige, en ze zullen hun eigen manieren vinden om boten te maken en de uitgestrekte oceaan op te gaan.
Elk van deze getuigen wordt geraakt door een liefde die oneindig is. Maria Magdalena wordt geraakt door een oneindige tederheid; de Geliefde Leerling woedt bewogen door de zoektocht naar grenzeloze betekenis; Petrus, door de behoefte aan de barmhartigheid die geen grenzen heeft, niet zeven keer, maar zeventig maal zeven keer. Als we ons openstellen voor elkaars grenzeloos verlangen, zullen we de boot van de missie te water laten. Alleen samen zullen wij, in de woorden van de brief aan de Efeziërs, ‘de kracht hebben om met alle heiligen te begrijpen wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en om de liefde van Christus te kennen die alle kennis te boven gaat, zodat u vervuld zult worden met de volheid van God’. (3.18,19).
Vanmiddag zullen we de discipelen weer aantreffen in het donker, in de afgesloten kamer.
——————————–
[1] Amos OZ, Een verhaal over liefde en duisternis, Vintage, Londen, 2005, p.110.
[2] Tomáš HALÍK, Geduld met God, Doubleday, New York, 2009, p.9.
[3] Rainer Maria RILKE, Brieven aan een jonge dichter, Brief 4, 16 juli 1903. Vertaald door N. D. Herter Norton, W.W. Norton and Company, 1934.
[4] Paul MURRAY OP, “Dominicanen en de sleutel tot kennis”, Een gesprek met Dominicaanse broeders die in Rome studeren – PUST, Angelicum, 19 februari 2023.
[5] Ibid., p.47.
[6] ST, I II, q.109, a.1, ad 1.
[7] “Een schip maken is niet het weven van zeilen, het smeden van spijkers of het lezen van de sterren, maar het proeven van de zee, die één is, en in het licht waarvan niets tegenstrijdig is maar gemeenschap in liefde.” (A. SAINT-EXUPÉRY, Citadelle, Gallimard, Parijs, 1959, p. 687, eigen vert.)