Column Renée Braams

‘Niets is aan mijn lichaam meer heel’, zegt psalm 38, ‘steeds staart mijn zonde mij aan’. Mijn schuld wordt een ondraaglijke last, zegt het volgende vers, al net zo schrikwekkend direct als de psalmen zijn.

Het komt me natuurlijk bekend voor, deze noodkreten. Niet al mijn lichaamsdelen zijn kapot, maar mijn ogen wel. En kapotte ogen, die kunnen geen licht en geen zon meer verdragen, dat staat al in poëzie uit de oudheid.

Heb ik daar schuld aan? Zijn ze een straf voor mijn zonde? Natuurlijk, zo denken wij arme schepsels. Ik heb gerookt, van mijn 15de tot mijn 28ste … Ik heb naar hartelust gezonnebaad zonder factor 30. Ik heb te hard gewerkt, of misschien juist niet hard genoeg gewerkt, me te veel met vragende mensen omringd, of me juist te veel afzijdig gehouden…

Allemaal onzin, zal elke oogarts zeggen. De waarheid is – maar dat zeggen dokters niet – dat tijdens onze dodenrit de machine gaat haperen, de lak vaal wordt en gaat roesten, onderdelen er de brui aan geven.

Psalm 38 schreeuwt het uit zonder enige rem: ‘Hard heeft uw hand mij getroffen.’ (vers 3) Snap ik, je vreest altijd dat het Gods wil is… En dan: ‘mijn hart bonst, mijn kracht is vergaan, straks begeeft mij het licht van mijn ogen’. Klopt, en nog vóór het verdriet is er de schaamte over je nietigheid: ‘Ik denk: als ze maar niet om mij lachen, triomferen als struikelt mijn voet (…) springlevend zijn mijn vijanden, weerbaar, ongeteld die vol arglist mij haten’. En dan is de psalmist bijna kopje onder gegaan in de zonde, want zonde zijn al die gedachten die je om je leed heen bouwt, die ík om mijn leed heen bouw.

Maar zoals de psalmen altijd helpen, zo leert het slot van deze bodemloos verdrietige psalm je om eenvoudig te zijn. Vers 22: ‘Heer laat mij niet alleen, mijn God, blijf niet verre van mij.’

Maar eenvoud lijkt vaak onbereikbaar, en zondig en schuldig voel ik me om al die gedachtenspinsels.

In de kerk van de broeders kan je altijd terecht om mee te bidden en om vergeving te vragen. De oude vader-abt Gerard zegt vaak in zijn preek dat God wil dat je gelukkig bent. Als hij dat zegt, waait alle schuld weg en ben ik blij, met de rijkdom van de seizoenen, dat ik appels op een schaal heb, en een watermeloen, dat hier in Egmond vogeltjes zingen die ik nog nooit eerder heb gehoord; dat ik naar ze mag luisteren, en naar de wind, en de regen, en de gebeden in de kerk.

 Column door Renée Braams

Volgend artikel Bekijk het overzicht
Agenda
3 Activiteiten
Bekijk alle
Gastenverblijf
Een plaats van gebed en ontmoeting, van rust en stilte, waar iedereen zich thuis mag voelen en op adem mag komen.
Meer informatie