20201227 HEILIGE FAMILIE Gen. 15, 1-6 + 21,1-3; Hebr. 11,8+11-12+17-19; Lc. 2,22-40
Onze broeder Frans Melkert, die in September overleden is, stond bekend als de vlinderbroeder, maar hij had ook een grote kennis van planten en vogels. Had je daarover vragen, dan was je bij hem aan het goede adres. Zoals er vlinders zijn in allerlei soorten, zo geldt dat ook voor vogels. Maar bij vogels is ook nog een andere indeling te maken: zijn het nestblijvers of nestvlieders.
Als ik de les van hem goed heb geleerd, zijn nestblijvers de soorten die direct na de geboorte nog zo hulpbehoevend zijn dat ze het nest niet uit kunnen of uit mogen op gevaar af direct dood te gaan of te worden opgegeten door belagers. Het zal je maar overkomen. Dan zijn de nestvlieders in het voordeel. Die zijn bij hun geboorte al zo bij de pinken dat ze het nest uitgaan en min of meer zelfstandig het leven instappen. Die hebben dus een voorsprong op de nestblijvers. Maar zoals u weet uit de grote mensenwereld, elk voordeel heeft ook zijn nadeel en omgekeerd.
Waarom dit alles gezegd op dit feest van de heilige familie? Geeft dat wel pas? Dat hangt, dunkt me, af van de rest van het verhaal. Broeder Frans beweerde niet dat mensen en dieren gelijk zijn, zoals sommigen tegenwoordig wel doen, nee, hij wees op de gelijkenis en de verwantschap, en daarvan kunnen we veel leren. Het kan ons er bovendien toe brengen anders met de schepping om te gaan dan we gewoonlijk doen in onze cultuur.
Wij mensen zijn nestblijvers. Wanneer wij uit de moederschoot komen zijn we een hulpeloos wezentje dat zonder de zorg van een moeder binnen een dag zou sterven. Wij zijn daarin niet alleen gelijk aan tal van kuikens, maar ook aan andere diersoorten.
Hulpeloos en kwetsbaar tot het uiterste, zo begint ons bestaan op aarde, en zonder de zorg van een familie of groep waarin je wordt opgenomen, zou het snel afgelopen zijn. Maar was het dan toch niet te verkiezen als we als nestvlieders waren geboren? Niet dat hulpeloos wezen dat bij zijn geboorte al op de rand van de dood staat, maar een dat floep zijn eigen weg gaat in de grote wereld alsof het nooit anders is geweest?
Je kunt er van dromen, maar pas op. Dan vergeet je het voordeel. In heel die wonderlijke schepping is het zo, dat de thuisblijvers, die nestblijvers, zo de kans en de tijd krijgen om iets te leren. Ik ga hier geen biologieles geven, maar het is toch wonderlijk dat de schepping zo is geordend dat in de wereld van dieren en mensen de achterstand van het begin ruimschoots wordt goed gemaakt door het vervolg. Die tijd van groei geeft de ouders en de groep, het verband waartoe de pasgeborene hoort, de tijd om hem of haar dingen te leren die je niet met je geboorte hebt meegekregen.
En zo kom ik dan toch bij het feest van vandaag, ja meer nog bij de Schriftlezingen van vandaag. Want het feest mag dan wel het feest van de heilige familie zijn, maar wie daar de grens te nauw trekt, zorgt voor nodeloze problemen.
Mens worden doe je niet alleen. Dat is biologisch zo, maar ook geestelijk, intellectueel en op al die andere terreinen die het ware mens zijn kenmerken. We worden wel als mens geboren, maar er is nog een hele weg te gaan om mens te worden.
In onze van individualisme druipende samenleving lijkt het erop dat we de ander niet nodig hebben. We willen vrij en zelfstandig beslissen hoe wij zelf willen leven zonder bemoeienis van anderen. Maar het virus waardoor we aan alle kanten omgeven worden, heeft ons hopelijk de ogen opnieuw geopend voor het gegeven dat het leven zo niet in elkaar zit. Wij maken als mensen deel uit van een groot netwerk van verbindingen op allerlei niveaus en wanneer we daar aan tornen, kunnen er gekke dingen gebeuren, niet tot ons heil.
In de lezingen van vandaag komen we niet alleen Maria, Jozef en Jezus tegen, het gezin van Nazareth zoals het traditioneel heet, nee, we komen ook Abraham, Sara, Simeon en Hanna tegen, en dat niet zonder reden.
Mens worden is een heel proces, dat een leven lang duurt, maar waarin de jeugdjaren een cruciale rol spelen. Mens worden doe je niet alleen, dat is godsonmogelijk. Mens worden gebeurt omdat anderen voor je zorgen en je dragen in het prille begin en je daarna allerlei vaardigheden en kennis bijbrengen en bovenal vertrouwen en moed voorleven en bijbrengen. Want hoe zou je zonder die hulp, zorg en toewijding het leven aankunnen?
Het gezin maakt in onze cultuur een moeilijke tijd door. Sommigen vinden het uit de tijd, het mag verdwijnen, het is niet meer nodig, anderen vinden het broodnodig en zadelen het op met hemelhoge eisen en verwachtingen. Noch het een, noch het ander lijkt hier de wijze middenweg te kennen.
De cel van het gezin is te klein om heel de last en vreugde van het opvoeden en samenleven te dragen. Ook een gezin heeft een bedding nodig, waardoor het wordt gevoed en gedragen.
In de Schriftlezingen van vandaag zien we hoe de familie uit Nazareth is opgenomen in een groter verband, in een traditie die leven doorgeeft. Geen dode letter, maar een levende traditie. Abraham en Sara, de stamouders, die op hun levensweg tal van beproevingen zijn tegengekomen en niettemin de hoop op toekomst van Godswege nooit hebben opgegeven. De oude en wijze Simeon en Hanna die de schakel vormen tussen verleden en heden. Mensen gegroefd door het leven, mensen van gebed. Zij zijn iconen van geloof en vertrouwen, zij steunen en bemoedigen Maria en Jozef, die aan het begin staan van een onbekende weg. Ze steken hun een hart onder de riem voor de dagen en uren dat het leven weegt.
Nestblijvers zijn wij en daar mogen we voor danken. Want zo krijgen we de tijd en de zorg om te leren, om onze mogelijkheden te ontwikkelen en om samen een gemeenschap te vormen waarin Schepper en schepping elk op zijn wijze worden geëerd. AMEN.