Zondag 32 dhj A Wijsheid 6, 12-16; 1 Tess 4, 13-18; Mt. 25, 1-13
De afgelopen dagen is weer eens gebleken hoe wachten lang kan vallen. Hoe moeilijk het kan zijn om het uit te houden. Wanneer zal het gebeuren? Hoe lang nog? Wachten, uitzien, afzien. Dat zijn wel de vragen die momenteel bij veel mensen in alle hevigheid leven waarop de liturgie vandaag inspeelt. Het gold in de politiek in de Verenigde Staten, het geldt in alle landen waar de endemie het maatschappelijk verkeer stillegt. Zoveel mogelijkheden zijn momenteel afgenomen. Vooral jonge mensen zijn zwaar gefrustreerd. Zij willen samen zijn met anderen, zij lijden onder het isolement, missen de stimulans die van gezelschap uitgaat. Hoeveel ouderen zitten niet alleen thuis zonder hun kinderen en kleinkinderen te zien. De kerkdiensten werden – toen het nog kon – ook niet geweldig bezocht, maar bij bijzondere gebeurtenissen, trouwen en rouwen, wilde familie, vrienden en bekenden toch graag acte de présence geven. Een huwelijksfeest, zoals dat waarover het evangelie vertelt, zou nu niet kunnen. De parabel van de 10 bruidsmeisjes is een overbekend verhaal, al weten we er doorgaans niet goed raad mee. Die verstandige bruidsmeisjes, vroeger de vijf wijze maagden, ze kunnen onze sympathie niet winnen. Waarom niet delen? Maar daarin schuilt juist hun verstandigheid: als ze de helft van hun olie delen is het risico groot dat straks alle bruiloftsgasten in het donker zitten. Dan gaat het feest als een nachtkaars uit.
Je moet kunnen wachten zegt de Heer. Je moet heel geduldig weten te zijn. Maar: er vàlt iets te verwachten! Er is hoop, ja er is zekerheid! En zelfs: er valt Iemand te verwachten. De bruidegom komt! Wanneer? Dàt weet niemand. Daarom: blijf geduldig. Ook al kan het heel lang duren.
”Ze dommelden allen in en sliepen.” Niet alleen de onverstandigen. Ook de wijze maagden vielen in slaap. En daarover treft hun geen verwijt. Zij mochten dommelen, rustig slapen, want zij waren goed voorbereid. Ze hadden gezorgd voor voldoende voorraad. Een extra pak abdijkaarsen!
Zusters en broeders, met deze parabel vraagt Jezus niet iets wat boven onze krachten uitgaat, Hij berooft ons niet van onze nachtrust, Hij maakt zeker geen angstige mensen van ons, maar Hij drukt ons op het hart: bewaar je vertrouwen, houd de hoop levend, de lamp brandend. Dat is de olie waarop je lamp kan branden: het vertrouwen dat God je nooit in de steek laat. Laat dat vertrouwen nooit uitdoven. Ook als de nacht lang duurt.
Een uitkomst kan lang op zich laten wachten, maar je weet dat die zal komen. De situatie kan evenwel ook uitzichtloos lijken. Je zult als vluchteling op een Grieks eiland zitten, met kinderen die zorg vragen, die ziek zijn, in een tent die lekt, in storm en ontij, met te weinig voedsel, en niet weten hoe lang. Wat is het dan van vitaal belang om moed te houden. Om positief te blijven. Te geloven in toekomst. Waar haalt een mens die moed vandaan? Waar kun je dan je olie kopen? Is het dan niet gerechtvaardigd, en een teken van gezond verstand om je vertrouwen in Gods voorzienigheid op te geven?
In de eerste lezing uit het boek wijsheid, staat iets heel kostbaars: Wie verlangt naar wijsheid, wie haar liefheeft, zal door haar worden bezocht. Zij gaat rond en zoekt wie haar waardig is. Wij hoeven alleen maar naar haar te verlangen, we hoeven ons niet uit te sloven, zij komt ons tegemoet. En ook de apostel in zijn brief aan de Thessalonicensen is opbeurend en vol vertrouwen. Hij gelooft vast in de wederkomst van de Heer. Hij ziet het nog in een kort tijdsbestek gebeuren. Altijd zijn er gelovigen geweest die verwachtten dat het einde spoedig zou aanbreken. Maar het preciese uur is niemand bekend, het zal hoe dan ook een verrassing zijn.
Als wij zouden slapen op dat uur is dat geen ramp. Integendeel: de Heer geeft het de zijnen in de slaap! Maar zijn wij mensen van geloof? Durven wij de hoop niet op te geven, vertrouwen te houden in ons hart. Dat vertrouwen is de olie die wij in voorraad moeten houden, die wij moeten verwerven als hij ons zou ontbreken. Het is een kostbaar bezit niet alleen voor ons laatste uur, maar ook in het leven van iedere dag. Zoveel van onze broeders en zusters zijn in het leven iedere oriëntatie kwijt, zoeken het dan maar in kortstondig genot, in oppervlakkig tijdverdrijf, in het verzamelen van materiële zaken, om anderen de loef af te steken, wat natuurlijk nooit lukt, want er zijn altijd andere mensen die rijker zijn, mooier, die beter presteren en meer aanzien genieten. Broeders en zusters, wat zou het mooi zijn als wij ons vertrouwen niet stellen in die uiterlijke zaken, maar vast vertrouwen op God, op Christus onze Verlosser. Zijn uur komt, en Hij zal ons nooit laten staan voor een gesloten deur, maar ons welkom heten aan het hemels bruiloftsmaal.