Zondag Laetare 2023 Joh.9, 1-41.
In de evangelies horen wij vaker dat Jezus een blinde het gezicht geeft. Soms roept zo’n blinde luidkeels om hulp, soms brengen de mensen de arme blinde bij de Heer. Vandaag is er eigenlijk niet direct sprake van een vraag om genezing. De leerlingen beginnen eerder een theologisch dispuut: wie is de schuld van deze handicap? Want men gelooft dat zo’n gebrek absoluut een straf voor begane zonden is, dat er schuld is ofwel van de lijder persoonlijk, of vanwege een misstap van zijn ouders. En het is de vraag of deze veronderstelling niet heel diep zit, ook bij ons? Die schuldvraag weegt op ons leven, maakt het leven zwaarder dan nodig, verduistert ons zicht op God. Als ik mij niet vergis is het voor veel mensen juist moeilijk te geloven omdat zij zich stoten aan wat ons bestaan verduistert. Waarom is er lijden? Waarom wordt iemand getroffen door tegenslag of pijn? Als er een God is, waarom voorkomt Hij dat dan niet? Maar de Schepper laat niet zomaar een steek vallen. Jezus ontkent dat hier sprake is van schuld of straf. Het werk van de Eeuwige is iets positiefs, God, Jezus spreekt van de Vader, brengt verlossing en vreugde, Hij dooft het licht niet, maar Hij brengt tot het licht.
Begint het scheppingsverhaal in de bijbel niet met het woord van de Eeuwige “Er moet licht zijn”. Met het licht komt er ordening in het duister van de chaos, en wordt chaos tot kosmos. Komt er leven. Ontstaat een wereld waarvan de Eeuwige kan zeggen dat deze goed is. Jezus die van zichzelf heeft verklaard dat Hij het licht van de wereld is, verlost onze chaotische duisternis door af te dalen in het duister van de dood, en van daaruit op te staan in het licht van zijn heerlijkheid. Zijn leven is een Pascha, een doortocht door het duister naar het licht. En in die beweging neemt Hij ons mee.
De jonge kerk sprak over het doopsel als de φωτισμος, de verlichting. De ogen werden geopend om de geestelijke werkelijkheid te zien. Met de doop mag de mens binnentreden in een wereld die geen oog heeft gezien.
Kijk wat Jezus vandaag doet. Hij spuwt op de grond, maakt met zijn speeksel van een hand vol aarde slijk, bestrijkt daarmee de ogen van de blinde, en draagt hem op: ga je wassen in de ijver van Siloam. De blinde man die daar zomaar zit, en ook niet van zich laat horen, niet roept om genezing, maar het leven als het ware aan zich voorbij laat gaan, is als een stukje onvoltooide schepping, die door een daad van Jezus pas volwaardig mens wordt, die in beweging wordt opgewekt tot een vollediger bestaan, tot een rijkere vorm van menszijn. Van een apathisch het leven aan je voorbij laten gaan tot een meer vreugdevolle, meer weerbare levenswijze, waarin hij durft uitkomen voor een eigen innerlijke overtuiging, en het opneemt tegen de heersende mening. Jezus maakt dat hij zien kan, geeft hem de moed om te spreken en te getuigen. Met zijn schoongewassen ogen kan hij beter zien dan zijn omgeving. Hij heeft zicht op wie Jezus is. Als de Farizeeën hem vragen wat voor een man het is die hem de ogen geopend heeft dan zegt hij beslist: het is een profeet, en bij een nieuwe ontmoeting met Jezus komt hij tot geloof, tot waarachtig zien.
Zou het daarover niet gaan vandaag? Over echt zien. Over een goed gebruik van ons gezichtsvermogen, dat wij de fenomenen om ons heen niet enkel waarnemen als betekenisloze voorwerpen en processen, maar dat wij hen verstaan en begrijpen als bemiddelaars van een andere werkelijkheid? Voor eerdere generaties was die wijze van kijken, van geloven vanzelfsprekend. Misschien tè vanzelfsprekend. Misschien waren zij wat naïef, onnadenkend, zonder meer accepterend wat hun door gezagsdragers werd voorgehouden. Mensen van onze tijd zijn in het algemeen niet meer zo argeloos, zij zijn kritisch, zij willen zelf onderzoeken, zelf zich een oordeel vormen.
Lieve mensen, was het maar waar! We weten maar al te goed, en we zien het om ons heen op wereldschaal dat mensen zich laten beïnvloeden door fake news, dat zij in hun denken en oordelen meewaaien met de waan van de dag, dat zij, dat wij, nog altijd op zoveel punten blind zijn voor de werkelijkheid die ons omgeeft, dat wij de fenomenen die ons omringen niet echt weten te duiden. Het evangelie roept ons wakker, wekt ons op om de werkelijkheid te zien in Christus’ Licht.
Ik denk dat menigeen van u wel bekend is met dat prachtige mystieke kleengedichtje van de dichter Guido Gezelle (1830-1899):
Als de ziele luistert
Spreekt het al een taal dat leeft,
’t lijzigste gefluister
ook een taal en teken heeft
blaren van de bomen
kouten met elkaar gezwind,
baren in de stromen
klappen luid en welgezind,
wind en wee en wolken,
wegelen van Gods heilige voet,
talen en vertolken
’t diep gedoken Woord zo zoet…
Als de ziele luistert!
Iemand kan deze mystieke visie van de priester-dichter verwerpen als naïef, en de voorkeur geven aan een puur natuurwetenschappelijke wereldbeschouwing, maar de vraag is of dat werkelijk zoveel meer wetenschappelijk is? Hoe wijs is het om daarbij de “ziele” uit te schakelen, te negeren, om haar taal dood te zwijgen? Is dat niet eerder erg onwetenschappelijk: om afstand te doen van misschien je meest kostbare kenvermogen, je geestelijke zintuig?
Die blinde man uit het evangelie van vandaag, dierbaren, is dat niet ieder van ons, die in deze wereld de oriëntatie kwijt is. Het leven gaat aan je voorbij en je hebt er geen zicht op. Dan komt Jezus voorbij. Hij beschuldigt niemand van zonden, Hij dringt niemand complexen op, maar Hij voltooit Gods scheppingswerk aan ons, Hij brengt ons in contact met de aarde waaruit wij zijn gevormd, Hij raakt ons aan en geeft ons de goede raad ons te wassen, het water af te laten spoelen dat ons belet om te zien, om te leven. Onze omgeving zal misschien protesteren, zal afwijzen wat ons overkomt, zal onze keuze veroordelen. Maar als we geraakt worden door de genade kunnen wij in geloof leven en dit leven dankbaar aanvaarden als een geschenk, kunnen wij leven uit God en naar God toe.
Br. Gerard Mathijsen