Sinds corona zo’n beetje over ons land regeert en het gaan en staan bepaalt, zijn we erg uit ons doen. We kunnen niet of niet meer wat we gewend waren, wat we heel normaal vonden en waar we op rekenden. We hebben het heft niet meer zelf in handen, al doen we ons uiterste best om de macht over het stuur weer terug te krijgen en zelf te bepalen wat we willen.
Dat waren we lang niet meer gewoon, althans in een deel van de westerse wereld, want de techniek waar we al onze kaarten op hebben gezet, blijkt hier toch niet toereikend. Zeker, er wordt met man en macht gewerkt aan een vaccin en het lijkt te lukken, maar wat zegt dat over het leven op langere termijn?
Die ervaring, het leven niet zelf in hand te hebben heeft veel gemeen met de belevenis van de leerlingen van Jezus in de laatste dagen van de Goede Week en de Paasmorgen. Blijkens de verhalen in de evangelies hadden ze de arrestatie en het daaropvolgend proces niet echt zien aankomen, al had Jezus daar zelf wel op gezinspeeld. Ze waren erdoor overrompeld en dat geldt misschien nog meer voor Paasmorgen. De mannen hadden trouwens al heel snel de benen genomen, toen het erom spande, alleen een aantal vrouwen waren Jezus gevolgd tot onder het kruis.
Maar toen die op de dag na de sabbat het graf wilden bezoeken en zich zorgen maakten hoe ze de steen zouden kunnen verwijderen voor de ingang – ze waren dus ook alweer aan het regelen en plannen- toen bleek die zorg overbodig. De steen was al weg en dat niet alleen, ook het lichaam van Jezus bleek niet meer in het graf. Het was allemaal anders dan verwacht en voorzien. En ze wisten er helemaal geen raad mee. Maria Magdalena wist niet beter dan snel naar Petrus te hollen, die op zijn beurt snel kwam opdagen, maar door de andere leerling werd voorbijgesneld. Maar al die drukte kon niet voorkomen dat ze niet wisten wat ze met de situatie aan moesten. Dat klinkt ons misschien allemaal niet als een Paasboodschap in de oren, maar laten we even pas op de plaats maken.
Mogelijk bevat juist deze onthutsende gebeurtenis toch echt een paasboodschap voor ons, maar moeten we er juist als de leerlingen die van de kaart raakten, de tijd voor nemen. Komt bij lezing en herlezing van het verhaal misschien aan het licht dat de opstanding geen uitvinding is van de leerlingen. Je zou kunnen zeggen: de leerlingen hadden bij dit gebeuren geen dienst; ze hadden vrijaf of waren gewoon niet van de partij. Het was allemaal al gebeurd voor ze op het toneel verschenen.
Dat ze het verhaal zo vertellen en het niet mooier maken dan het is, dat ze zichzelf geen heldenrol toekennen, maar hun verwarring en onbegrip tonen is ontwapenend. Ze doen zich niet beter voor dan ze waren. Nee, het paasverhaal wordt niet gebracht in de trant van een geweldige pr-stunt, verre vandaar. Ook daar valt iets van te leren.
Paasmorgen begint niet met alleluia’s, maar met leerlingen in verwarring. Alle paasverhalen beginnen met het verhaal van een graf waarvan de steen is weggerold. Maar voor de leerlingen is de ingang toch nog versperd, zij zien in wat hun overkomt geen poort, geen opening naar nieuw leven, maar zij zien enkel een leegte. Jezus is nergens te vinden, het graf is leeg, en hun eigen verwachtingen zijn de bodem in geslagen. Niets meer is er over, zelfs geen dood lichaam. Alles voorbij.
Het is een oud verhaal, maar heel herkenbaar, want gebeurt het ook niet in ons eigen leven, in onze wereld van vandaag. Dat wij eensklaps met lege handen staan, ontdaan, niet wetend hoe verder nu het leven op zijn kop staat en de dood overal zich breed maakt met het virus. En ook wij, juist als de hollende Petrus druk in de weer, maar niet wetend wat en waarom. Wat heeft dat alles te betekenen?
De leerlingen wisten het niet en ze trekken zich in hun angst en verbijstering terug achter gesloten deuren. Het graf is voor de Heer een doorgang geworden, ‘hij is niet hier’, maar zij zitten opgesloten en weten nog niet dat er ook voor hen nieuw leven is.
We hoorden de evangelist zeggen: Ze hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond, dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan.
Er was tijd voor nodig om te vatten wat hun overkwam, om tot inzicht te komen, om het leven van Jezus te herlezen in het licht van die oude verhalen zoals Jezus zelf had gedaan en waaruit hij had geleefd. Maar dat was blijkbaar aan dovenmansoren gericht geweest.
Ze krijgen de tijd om de Heer te laten binnenkomen. Leven met nieuwe ogen, met een nieuw hart, het oude dat ze met hem geleefd hadden en het nieuwe dat hen werd aangereikt. Liefde sterker dan de dood.
Een leven gedrenkt in Gods liefde, gekruisigd en begraven, het zal niet eindigen in het graf. Daar is geen plek voor de liefde. Die vindt begin en einde in God zelf, daar is het thuis van wie zichzelf gegeven heeft, om niet. En wie hij achterlaat, zal hij niet verweesd achterlaten. Zij zullen de wereld bewonen als nieuwe mensen, bewogen en bewoond door zijn Geest.
Wij krijgen de tijd om de Heer te laten binnenkomen. Hij wil ons bewonen met zijn Adem om te blijven doen wat hij ons heeft voorgedaan, om de aarde te bewonen als herschapen mensen.
We leven in een wereld waar de dood zich breed maakt, maar het graf is leeg. We worden geroepen de dood achter ons te laten om in het spoor van de levende te kiezen niet voor een oud normaal, maar voor het nieuwe dat geen oog nog heeft gezien, maar dat wordt gewekt door liefde sterker dan de dood, een gemeenschap door zijn Geest bewogen. AMEN.
Abt Thijs Ketelaars
Hand. 10,34a-43; Kol.3,1-4; Joh. 20,1-9