Paas Zondag

Het evangelie van deze paasmorgen, broeders en zusters, heeft nu niet bepaald de toonzetting van een paasjubelzang. In plaats van vurige en gedreven verkondigers van de verrezen Heer ontmoeten wij een vrouw en twee mannen die eerder een wedloop met de dood lijken te houden.

Paulus’ oproep “ als gij met Christus verrezen zijt, zoekt wat boven is,” is vooralsnog niet aan hen besteed. Integendeel, hun blik is enkel en alleen naar de grond gericht, op het graf, die duistere plek die aan alle menselijke verwachtingen een einde maakt.

Toch kan juist dit evangelie van zoekende mensen ons misschien helpen bij onze eigen zoektocht. Onze vragen vinden tochtgenoten in de leerlingen van het eerste uur en wij hoeven ons er dus niet voor te schamen. Volwassen geloof kan niet zonder vragen. We hebben een weg te gaan zoals die drie die wij vanmorgen naar het graf zien lopen. Laten zij onze gids zijn.

Johannes’ verhaal begint met een nieuwe dag. Maar wat voor een. Die eerste dag heeft nog helemaal geen vorm. Het is nog pikdonker. Die opmerking zegt misschien nog meer over de zielstoestand van Maria Magdalena dan over de duistere hemel. Haar gemoed is op die eerste morgen na Jezus’ dood helemaal in donker gehuld. Alles is voorbij, de liefde die haar leven had vervuld heeft een groot gat nagelaten. Ook aan haar leven lijkt een onzalig eind gekomen met die vreselijke dood van Jezus.

Die ervaring is vermoedelijk geen van ons allen vreemd. Wie ooit een dierbare heeft verloren of verhalen heeft gehoord van anderen, weet wat voor een spelbreker de dood in het leven is. Waar Maria Magdalena kort geleden nog in het licht wandelde, is zij nu in zwarte rouw. En nu gaat ze troost zoeken bij het graf van een dode. Maar dat graf blijkt een open muil te zijn, want de steen is weggenomen. En zonder verder onderzoek maakt ze snel rechtsomkeer en haast ze zich naar Petrus en de andere door Jezus beminde leerling en doet verhaal. Maar vertelt zij daarmee wel wat ze gezien heeft? We horen haar zeggen: ‘  Zij hebben de Heer uit het graf weggenomen en we weten niet waar zij hem hebben neergelegd’. Denkt zij aan grafschennis en wie zijn die wij, was ze dan toch niet alleen? Hoe dan ook, Petrus en Johannes zijn onthutst en komen meteen in beweging.  Johannes kwam het eerst bij het graf aan, maar hij geeft Petrus de eer als eerste het graf binnen te gaan. Wat zij dan zien, wekt niet de indruk van grafroof, want er is geen sprake van wanorde. Hier is juist sprake van opperste orde in de groeve van de dood. Geen inderhaast weggeworpen zwachtels en zweetdoek, maar alles ordelijk weggelegd als waren zij niet meer nodig. De windselen van de oude mens zijn afgelegd, ze zijn niet meer nodig en het kind dat ooit in windselen in een kribbe werd gelegd is nu gekleed in het kleed van het heil als Nieuwe Adam die zich niet in het graf bevindt. Maar dat wisten die leerlingen nog niet, al had Johannes een vermoeden. Hij geloofde zegt de tekst uitdrukkelijk van hem. Maar wat hij geloofde horen wij niet. Hij kon het nog niet vatten en verwoorden, want zo staat er ‘ zij kenden de Schrift nog niet.’ Dat was voor hen nog een gesloten boek, verzegeld als het graf kortgeleden. Het boek moet voor hen nog opengaan en daarvoor hebben zij de Geest nodig. Wat hadden zij eigenlijk van Jezus begrepen in de tijd dat zij met hem optrokken? Maria Magdalena was door hem bevrijd van een aantal demonen en een nieuwe mens geworden die niet meer van hem scheidde en hem volgde tot het graf. Maar kende zij hem echt? En Petrus altijd haantje de voorste, hij beminde hem, maar wist hij wie hij was? Johannes, hij geloofde, maar waarin? En wij, kunnen wij hun reactie verstaan, kunnen wij uit ervaring met hen meeleven? Hoe staan wij tegenover de dood van wie ons lief zijn?

Wij zijn misschien vertrouwd met het verhaal van de opstanding en van de Schrift, maar is het echt door ons heengegaan zodat wij er door herboren zijn tot nieuwe mensen. Pelgrims van de hoop?

Het Paasverhaal is het verhaal van het graf dat Jezus niet heeft kunnen vasthouden. Wij zien geen opgestane Heer, maar wij zien een leeg graf en dat is veelbetekenend. Hij die de mensgeworden liefde van de Vader was, die helemaal leeg was van zichzelf, geen ego had dat zich moest bewijzen of iets moest vasthouden, op hem had de dood geen greep. En hij is door de dood gegaan en thuisgekomen bij de Vader als nieuwe Adam. Jezus had er de leerlingen wel over verteld, maar ze hadden het nog niet gevat. Want het beste antwoord is een slag in de lucht als er geen vraag is. Zijn woorden hadden niet beklijfd en de Geest van de verrezene moest hen helpen bij het herlezen van zijn leven om gaandeweg zelf opgestane mensen te worden.  Herboren, de dood voorbij, het oude achter zich latend dat alsmaar probeert een greep op het leven te houden in plaats van alles te geven zoals Jezus hun had voorgedaan. In een wereld waar alles draait om vasthouden en veilig stellen is het moeilijk de lege en heilige ruimte aan te durven van een om niet gegeven bestaan. Maar wie het waagt komt er als een herboren mens uit, een bevrijde mens, niet opgesloten in wat dan ook.

Pasen, het is herboren worden door de Geest als broeders en zusters van de Heer die als eersteling van de schepping ons is voorgegaan naar het huis van de Vader. Laten wij dan als pelgrims van de hoop voortgaan in het voetspoor van de Heer, die alles heeft gegeven opdat het aanschijn van de aarde zal worden herschapen tot een hof waar voor allen leven wacht.

AMEN.

 

Vader Abt Thijs Ketelaars

Lezingen: Hand.10,43a+37-43; Kol.3,1-4; Joh. 20,1-9

 

Nieuwsbrief

Schrijf u vrijblijvend in en blijf op de hoogte van de activiteiten van Abdij van Egmond.

We respecteren uw privacy. Sint-Adelbertabdij zal uw e-mailadres nooit delen met derden.
© 2025, Abdij van Egmond Algemene voorwaarden