Wij vieren zoals gezegd vandaag het feest van de opdracht van de Heer in de tempel. En dat in een jaar waarin door Paus Franciscus niet alleen de heilige deur is geopend, maar waarin hij ons ook oproept pelgrims van de hoop te zijn. Een open deur en pelgrims van de hoop, die twee komen op een bijzondere manier samen in het feest dat wij vieren. De kleine processie die wij maakten wil ons iets vertellen van de levensweg, van de pelgrimstocht die wij in het leven te gaan hebben. En het doel van die tocht wordt ons vandaag ook aanschouwelijk getoond in de gang die Maria en Jozef maken met het kind. Zij brengen Jezus naar de tempel in Jerusalem om hem aan de Heer op te dragen. Zijn en onze bestemming is het thuis te raken bij de Heer, door de open deur van Gods barmhartigheid binnen te worden geleid in dat levende leven dat bron en doel van alle leven is.
De ouders maken de gang met het kind en zij dragen het in de tempel op aan God. Kan dat wel, mag dat wel, dat ouders over het leven van kinderen beslissen? Heeft het niet zijn eigen keuze te maken? Zeker, maar hoe zal het daartoe in staat zijn als hem of haar de weg niet wordt gewezen, waarop het later zelf ja of nee kan zeggen. Is het niet precies dat wat hier gebeurt? Maria en Jozef beschouwen zich niet als eigenaar van het kind Jezus. Zij zijn het niet die bepalen en beslissen of het dit of dat moet worden of studeren, nee, zij geven het aan God om Hem vrij spel te geven in het leven van dit kind. Ja, dit verhaal is een beeld van de weg die Jezus zelf zal gaan. Vandaag wordt hij gedragen, opgedragen, maar de dag zal komen dat hijzelf de weg naar Jerusalem zal gaan en ja zal zeggen op zijn heel eigen levensweg. Een weg ten dienste van zijn volk, ja ten dienst van alle volkeren, licht voor de naties, opdat het leven van allen een paasgang wordt, een tocht naar het huis van de Vader.
Op deze veertigste dag na kerstmis maken Maria en Jozef de tocht naar de tempel. Dat getal is veelzeggend. Het herinnert ons aan de tocht van veertig jaar door de woestijn. Veertig jaar van hopen en verlangen, van uitzien en afzien zoals dat in het leven gaat, maar met de pelgrimsweg in het hart dat God ons thuisbrengt uit onze ballingschap. Maria en Jozef brengen het kind naar de tempel. Als eens Abraham staan zij de zoon der belofte af. Zonder ten volle te beseffen van wat zij doen, brengen zij de jongen daar waar hij thuis hoort, daar waar hij kind aan huis is. “Wist gij dan niet dat ik in het huis van mijn vader moest zijn”, zal hij twaalf jaar later zeggen. Wij allen worden uitgenodigd onze dromen en verlangens, onze toekomst en ons leven, daarheen te brengen, naar het huis van de Heer. Want dat is onze bestemming, kind aan huis te zijn bij de Vader.
Maar het verhaal kent nog andere pelgrims. Niet meer zo jong en misschien stram van lijf en leden, maar met de pelgrimsweg in het hart. Simeon en Anna, zij hebben al een hele levensweg afgelegd. Maar het zijn geen uitgedoofde mensen, integendeel. Simeon heeft de droom en de hoop op Gods gezalfde nooit opgegeven. Misschien wist hij niet precies hoe hij zich dat moest voorstellen, maar die toekomst van God, hij zag er nog steeds naar uit. Je kunt er hem om benijden, het leven met al zijn licht en duister had het vuur niet gedoofd. Wij horen hoe hij gedreven door de Geest op dit uur de gang naar de tempel maakt. En van Anna horen wij dat zij er dag in dag uit te vinden is. Zij hebben allebei het leven al grotendeels achter zich, hebben al alles gegeven. Zij verkeren in een andere positie dan Maria en Jozef, zij hebben dan ook een ander plaats in Gods geschiedenis met ons mensen. Door het leven gelouterd en beproefd weten zij te zien wat anderen niet zien. Waar God komt in zwakheid en anderen niets zien, daar herkennen zij in dit kind de vervulling van Gods belofte, de overmaat van zijn liefde. Hun geloof herkent in deze zwakheid de openbaring van Gods kracht. Met dat gelouterd en helder geloof hebben zij een profetische taak voor dat jonge stel dat met dat kind in de armen aan het begin staat van een weg. Zegenen en bemoedigen, loven en bidden, dat is de roeping van hun levensavond.
Pelgrims zijn wij allen, jong of ouder, elk met zijn eigen weg en op zijn of haar plaats. Maar samen onderweg in navolging van Maria en Jozef, in het spoor van Jezus die allen wil samenbrengen in het huis van de Vader, de gemeenschap waar de liefde de ziel is van het bestaan.
Hier in dit huis, hier aan de tafel van de Heer mogen wij al proeven van de liefde die de deur van Gods barmhartigheid openzet voor alle volkeren. En moge die spijs ons moed en kracht geven als pelgrims van de hoop anderen mee te nemen, te dragen en te steunen op de weg naar het leven in Gods Licht. AMEN.
Abt Thijs Ketelaars
Lezingen: Maleachi 3: 1 -4
Hebreeën 2: 14 – 18
Lukas 2; 22 – 40