De gelijkenis van de arme Lazarus en de rijke man met een verdorven hart is uniek, enkel opgetekend in het Lucas evangelie. In dit evangelie is veel aandacht voor het probleem van armoede en rijkdom. Bij Lucas gaat het niet zoals in het Mattheüs evangelie over armoede van geest, maar over de armen die niets te eten hebben, zoals de arme Lazarus in de gelijkenis vandaag. Lucas, altijd zachtaardig en gevoelig, vooral tegenover de armen, wordt hard en streng als het gaat over de rijken, hier iemand die prettig leeft, maar weigert zijn overvloed met een arme man voor de deur van zijn huis te delen. Hij doet denken aan de rijken van het oude Samaria ten tijde van Amos in de eerste lezing van deze zondag. Toen was er grote welvaart, helaas niet voor iedereen, maar wel voor een klein aantal mensen uit de hogere kringen. Amos hekelt hun ondeugden: luxe, lekker eten, plezier en zorgeloosheid ten koste van de minderbedeelden. Het is tegen deze goddeloze rijken dat ook Lucas in zijn evangelie fulmineert. Lucas’ houding ten opzichte van de rijken en de armen gaat zeker terug op de woorden van de Heer zelf, maar Lucas benadrukt, meer dan de andere evangelisten, deze eigenschap en deze houding van Jezus. Hij alleen heeft deze welsprekende gelijkenis van deze zondag voor ons bewaard.
De kenners van de oude Oosterse cultuur hebben deze gelijkenis elders in de literatuur opgespoord, met name in die van het oude Egypte. Het is een verzonnen verhaal; geen geschiedenis. Maar dit soort armen en dit soort rijken bestaan niet alleen in de fantasie en in de literatuur, zij waren er altijd in de geschiedenis en zij zijn er nog steeds. Jezus hergebruikt dit verhaal, zoals de rabbijnen vóór hem hadden gedaan. De rabbijnen verrijkten het verhaal met morele overwegingen over de wereld van de doden. Hiervan houdt Jezus alleen het essentiële over, met name de les dat rijkdom die niet wordt gedeeld altijd wordt bestraft, niet noodzakelijkerwijs hier op aarde, maar na de dood in het hiernamaals. Denk aan wat het Lucas evangelie zegt in zijn weergave van de zaligsprekingen, waar hij tegenover de zaligsprekingen vervloekingen optekent: “Zalig zijn jullie die nu honger lijden, want jullie zullen verzadigd worden”, niet hier op aarde, maar later voor de eeuwigheid… “Wee jullie die nu verzadigd zijn, want jullie zullen honger lijden”, eens en voor altijd. Ongedeelde rijkdom zal eens gestraft worden; vrijwillige of onvrijwillige armoede, gedragen in een christelijke geest, zal altijd beloond worden. Lazarus wordt door Abraham ontvangen. “In Abrahams schoot” wordt letterlijk gezegd; dat wil zeggen, Abraham ontvangt de arme Lazarus, zoals een vader zijn kind verwelkomt en hem op zijn hart legt (Joh. 13:23; 1:18). Dit is een rabbijnse uitdrukking, die overeenkomt met de oude Bijbelse formule: “herenigd worden met je vaderen, met de aartsvaders.” Elders in het Lucas Evangelie wordt melding gemaakt van het feest met Abraham, Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen. Daar zal dus de arme man in de gelijkenis zijn. De rijke man daarentegen daalt af in de grafkamer, waar de goddelozen zich bevinden, en die door een afgrond gescheiden is van de plaats waar Abraham en Lazarus zijn, , een plaats die beschreven wordt als een oord van marteling en vlammen. Het is niet vanwege zijn rijkdom, maar vanwege zijn hardvochtigheid en zijn weigering om zijn rijkdom met de armen te delen, dat de rijke man in de gelijkenis gestraft wordt.
Lieve zusters en broeders, dit evangelie wil ons niet een preview geven op de eeuwigheid, niet voorspellen hoe het later zal worden, maar ons laten zien waartoe wij nu geroepen zijn, en uitgenodigd: om te delen met elkaar, om in deze wereld te realiseren hoe onze samenleving mooier kan worden, rechtvaardiger en gelukkiger.
Laten we daarom uit deze gelijkenis vooral onthouden dat we met de armen dienen te delen, barmhartig dienen te zijn voor de behoeftigen, voor zover we kunnen. Wat we vooral moeten vermijden, is dat we zouden lijken op de rijkaard uit de gelijkenis, en op de mensen uit de eerste lezing, die een verdorven, ongevoelig hart hebben. “Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden”, de barmhartigheid van God waarin de Eeuwige ons zo graag wil laten delen.
Amen
Bre. Gerard Mathijsen
Amos 6, 1a+4-7; 1 Tim.6, 11-16; Lucas 16:19-31
