Een oude vraag?

Het treft dat wij vandaag op de negentigste verjaardag van onze abdij in het evangelie een vraag horen die zo oud lijkt als het monastieke leven zelf. En dan gaan wij geen negentig jaar terug in de geschiedenis, maar om en nabij 1800. Want wie de spreuken van de oudvaders uit de Egyptische woestijn ter hand neemt, hoort daar talloze malen de vraag stellen: ‘Abba, vader, wat moet ik doen om gered te worden?’ Dat is de vraag van iemand die iets van zijn leven wil maken, die een doel voor ogen heeft en nu om hulp vraagt om die bestemming niet te missen. Dat is een heel persoonlijke vraag.

 

Leg die nu eens naast de vraag uit het evangelie. ‘Heer, zijn het er weinig die gered worden?’ Dat is precies dezelfde vraag en toch is er een hemelsbreed verschil. Daar in die Egyptische woestijn is de vraagsteller zelf in het geding: hoe kan ík gered worden, hoe anders in het evangelie van vandaag.

 

“Heer, zijn het er weinig die gered worden?” De evangelist vertelt ons niet of Jezus door die vraag geïrriteerd was, maar hij geeft ons wel te verstaan dat het voor hem geen vraag was, die een antwoord verdiende. Want wat hebben al die vragen voor zin, waarbij de vragensteller zelf zich niet  engageert. Zo in de trant van: kunt u ons zeggen hoeveel slachtoffers u vandaag nog hoopt te bergen? Of: Wij zouden graag van u horen welke de prognose is voor de kerk in deze crisis.  Al dat gepraat aan de zijlijn, waarbij de vraagsteller zelf buiten schot blijft, het is aan Jezus niet besteed. Zijn reactie is dan ook recht op de man af en heel direct. Want het leven is maar de moeite waard om geleefd te worden, als mensen het oppakken en van aanpakken weten. Geen vrijblijvend gepraat, waarbij je zelf je huid niet waagt. “Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen.” Dat klinkt hard, maar het is het enige heilzame medicijn. Sta op, blijf niet afzijdig, ga mee, verdoe de tijd niet met vruchteloos geredeneer om jezelf een alibi te verschaffen om terzijde te blijven staan. Zeker, het leven is een ongewis avontuur en het kan er spoken, maar alleen wie zich op weg begeeft en zich helemaal engageert, zal mogen hopen op het nu nog ongeziene doel.

 

In het evangelie ontmoeten wij vandaag Jezus die zelf het voorbeeld geeft.  Lukas vertelt ons dat hij welbewust en overtuigd de weg gaat, zíjn weg. Zonder schroom en terughoudendheid. Jezus onderweg. Luisterend, zwijgend en biddend had hij een vermoeden gekregen van zijn pad. Het lag niet op voorhand uitgetekend voor hem. Nee, hij kwam het veeleer op het spoor door een gedurige en volgehouden aandacht voor de stille stem in zijn hart en door het overwegen van de oude verhalen uit de Schrift. Zij deden hem zijn eigen weg vinden en volgen.

Langs ‘s Heren wegen sprak hij mensen aan, raapte ze op, gaf ze licht in de ogen terug, en een hart dat erop durfde vertrouwen dat het kostbaar is in Gods oog.

 

Hij die zo verteerd werd door het leven, die mensen zozeer het leven gunde, hij had niets gemeen met allen die aan de kant blijven staan. Ogenschijnlijk zeer betrokken, maar toch buitenstaanders. De mond vol van vragen over redding, heil, waarheid en recht. Theologische scherpslijpers misschien en spelers op de drukke markt van de interessante vragen van de dag. Bij zulke mensen doet hij een uiterste poging om hun de ogen te openen, om ze op de weg te zetten van het ware engagement. Want  wie zich niet met huid en haar inzet en op weg begeeft, heeft in Jezus’ ogen vergeefs geleefd. Ze zijn aan het leven niet begonnen, ondanks de schijn van het tegendeel.

 

De overweging van het evangelie van vandaag brengt ons onherroepelijk bij de vraag: en ik, wie ben ik, waar sta ik? En die vraag blijft ook staan voor ons broeders die de 90e verjaardag van ons klooster gedenken.  Hebben wij de vraag van onze vroege voorvaders tot de onze gemaakt en is ze dat gebleven: ‘wat moet ik doen om gered te worden?’ of zijn we misschien  stilaan van plaats veranderd en is het vuur van het begin geweken voor de toeschouwer aan de zijlijn, de betweter of de criticaster?

 

Op deze feestdag schudt de Heer ons wakker en willen zijn woorden ons aanzetten om met kritische blik naar ons leven te kijken. Hebben wij ons werkelijk op weg begeven, is die stad van vrede waarvan de eerst lezing sprak ons reisdoel en is ons hart gaande de weg ruim genoeg om er allen toe te laten die God uitnodigt? Wagen wij er alles voor zoals Jezus die vastberaden naar Jeruzalem voortgaat en zijn leven geeft voor het visioen van Gods hemelse stad?  Dat is een heel ander parcours dan vragen stellen die anderen buitensluiten of jezelf beter achten. En alsof dat alles nog niet genoeg is, scherpt Jezus het op het eind van zijn verhaal nog eens aan en  wordt ons  alle hokjesgeest en religieus gekissebis ontzegd. Wanneer het uur en de dag daar is zal ons niet gevraagd worden naar religie of confessie. We zullen verbaasd staan, want zij zullen komen uit oost en west, uit noord en zuid, en het enige dat telt zal zijn of we ons hebben laten kennen niet als spitse theologen of interessante debaters, maar als mensen van mededogen en erbarmen, mensen met een hart dat zich laat raken als evenbeeld van God, die dag in dag uit scheppend bezig. Hij die ons leven geeft en aanklopt opdat wij anderen meenemen op de weg naar het leven. Laten wij dan allen in Jezus’ naam de pelgrimsweg niet schuwen en moedig in woord en werk, in gebed en leven samen kiezen voor de weg  die leidt naar de stad van Gods vrede en moge  onze abdij met pax, vrede, boven de kloosterpoort  ons dagelijks herinneren aan de roeping die ons gegeven is.

AMEN.

Abt Thijs Ketelaars

Lezingen: Luk 13, 22-30, Jes. 66, 18-21, Hebr. 12, 5-7. 11-13

Foto: archief Abdij, twee monniken die iets bespreken

 

Volgend artikel Bekijk het overzicht
Agenda
3 Activiteiten
Bekijk alle
Gastenverblijf
Een plaats van gebed en ontmoeting, van rust en stilte, waar iedereen zich thuis mag voelen en op adem mag komen.
Meer informatie